Rechtbank Midden-Nederland 04-03-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:845

Datum publicatie12-03-2019
ZaaknummerC/16/464211 / FO RK 18-1215
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Adoptie; Vernietiging erkenning; Duomoeder / meemoeder; Bijz. curator bij afstamming (art. 1:212 BW)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Als kind erkend is door meemoeder (waardoor ook zij juridisch ouder wordt), dan behoort adoptie door haar niet meer tot de mogelijkheden. Dat de (rechts)gevolgen van erkenning en adoptie deels verschillend zijn, maakt dit niet anders. Gelet hierop is de adoptie van kind (2014) door verzoekster niet meer mogelijk, aangezien verzoekster dit kind al heeft erkend. Wat wél kan is dat de erkenning wordt vernietigd op verzoek vd bijzondere curator namens het kind. Volgt vernietiging vd erkenning en inwilliging verzoek adoptie.

Volledige uitspraak


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht

locatie Utrecht

zaaknummer: C/16/464211 / FO RK 18-1215

adoptie

Beschikking van 4 maart 2019

in de zaak van:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente Utrecht,

hierna te noemen: verzoekster,

advocaat mr. D. van de Lockant-Geschiere,

met als belanghebbenden

[belanghebbende 1] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente Utrecht,

hierna te noemen: de moeder,

mr. C.A.Th. Philipsen,

kantoorhoudende te Utrecht,

in haar hoedanigheid van bijzondere curator over

de minderjarige [minderjarige 2].

1Verloop van de procedure

1.1.

Verzoekster heeft op 19 juni 2018 een verzoekschrift, met bijlagen, ingediend.

1.2.

Bij beschikking van 4 september 2018 van deze rechtbank is mr. C.A.Th. Philipsen benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige [voornaam van minderjarige 2] .

1.3.

Nadien heeft de rechtbank kennisgenomen van de volgende stukken:

  • de brief van 26 september 2018 van de Raad voor de Kinderbescherming,

  • het advies van 18 oktober 2018 van de bijzondere curator,

  • de brief van 30 oktober 2018 van verzoekster,

  • de brief van 6 november 2018 van de Raad voor de Kinderbescherming.

1.4.

De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 4 februari 2019.

Hierbij zijn verschenen:

  • verzoekster met haar advocaat,

  • de moeder,

  • de bijzondere curator,

  • mevrouw [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, locatie [locatie] .

2Vaststaande feiten

2.1.

Verzoekster en de moeder zijn met elkaar gehuwd.

2.2.

Tijdens dit huwelijk zijn de volgende kinderen geboren:

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .

2.3.

De kinderen zijn geboren uit de moeder.

2.4.

Verzoekster heeft [voornaam van minderjarige 1] geadopteerd bij beschikking van 23 februari 2011 van deze rechtbank.

2.5.

Verzoekster heeft [voornaam van minderjarige 2] erkend op 22 april 2014.

2.6.

De zwangerschap waaruit [voornaam van minderjarige 2] is geboren, is tot stand gekomen door middel van kunstmatige inseminatie. De donor is onbekend.

2.7.

Verzoekster en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.

3Beoordeling van het verzoek

Het standpunt van verzoekster
3.1.

Verzoekster heeft de rechtbank primair verzocht om de adoptie van [voornaam van minderjarige 2] door haar uit te spreken. Subsidiair heeft zij de rechtbank verzocht om de erkenning van [voornaam van minderjarige 2] door haar te vernietigen en vervolgens de adoptie van [voornaam van minderjarige 2] door haar uit te spreken. Primair en subsidiair heeft verzoekster verzocht om de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten om tot inschrijving over te gaan van de beslissingen van de rechtbank in de registers van de burgerlijke stand. De moeder stemt in met deze verzoeken.

Verzoekster heeft aan haar verzoeken ten grondslag gelegd dat het niet haar bedoeling was om [voornaam van minderjarige 2] te erkennen. De Wet Lesbisch Ouderschap was net ingevoerd ten tijde van de aangifte van de geboorte van [voornaam van minderjarige 2] en de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft zonder overleg met verzoekster bij de aangifte tevens een akte van erkenning opgemaakt. Verzoekster en de moeder willen dat [voornaam van minderjarige 2] wordt geadopteerd door verzoekster, aangezien [voornaam van minderjarige 1] ook is geadopteerd door verzoekster. Zij hebben aangevoerd dat de erkenning internationaal niet overal wordt erkend en zij willen dat er geen onderscheid is in hun ouderschap over beide kinderen.

Het standpunt van de bijzondere curator

3.2.

De bijzondere curator acht het in het belang van [voornaam van minderjarige 2] dat hij kan worden geadopteerd door verzoekster. Volgens de bijzondere curator geeft de adoptie meer zekerheid over het ouderschap dan de erkenning, met name bij een langdurig verblijf in het buitenland. Daarnaast vindt de bijzondere curator gelijkheid voor [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarige 1] belangrijk.

Gelet hierop heeft de bijzondere curator verzocht, namens [voornaam van minderjarige 2] , om de erkenning van [voornaam van minderjarige 2] door verzoekster te vernietigen, waarna [voornaam van minderjarige 2] kan worden geadopteerd.

Het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming

3.3.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft kennis genomen van de verzoeken van verzoekster en de bijzondere curator en heeft geen aanleiding gezien om te reageren. De vertegenwoordigster van de Raad heeft op de zitting verklaard dat de Raad akkoord kan gaan met een adoptie door verzoekster.

De beoordeling van het primaire verzoek tot adoptie naast erkenning

3.4.

De rechtbank stelt voorop dat met de invoering van de Wet Juridisch ouderschap voor de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie per 1 april 2014, het juridisch moederschap van de vrouw die het kind heeft erkend, is opgenomen in de wet.

Ingevolge artikel 1:198 eerste lid, aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de moeder de juridische moeder van [voornaam van minderjarige 2] , aangezien [voornaam van minderjarige 2] uit haar is geboren.

Ingevolge artikel 1:198, eerste lid, aanhef en onder c BW is verzoekster ook de juridische moeder van [voornaam van minderjarige 2] , aangezien zij [voornaam van minderjarige 2] heeft erkend. Dit betekent dat [voornaam van minderjarige 2] twee juridische ouders heeft, waardoor familierechtelijke betrekkingen tussen de moeder en [voornaam van minderjarige 2] en tussen verzoekster en [voornaam van minderjarige 2] tot stand zijn gekomen.

3.5.

Hoewel in de wet niet expliciet staat of adoptie naast erkenning mogelijk is, volgt uit de wetsgeschiedenis dat dit niet mogelijk is. Op Kamervragen heeft de (toenmalige) staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geantwoord dat een juridische ouder van een kind een kind niet meer kan adopteren. Als een kind eenmaal is erkend door de meemoeder of het ouderschap van de meemoeder van rechtswege is ontstaan, dan behoort adoptie door de meemoeder niet meer tot de mogelijkheden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33 032, nr. 6). Dat de (rechts)gevolgen van erkenning en adoptie deels verschillend zijn, maakt dit niet anders. Gelet hierop is de adoptie van [voornaam van minderjarige 2] door verzoekster niet meer mogelijk, aangezien verzoekster [voornaam van minderjarige 2] al heeft erkend.

De rechtbank zal daarom het primaire verzoek van verzoekster afwijzen.

De beoordeling van het subsidiaire verzoek tot vernietiging van de erkenning

3.6.

Ingevolge artikel 1:205a lid 1 onder b BW kan een verzoek tot vernietiging van de door de moeder gedane erkenning, op de grond dat de moeder niet de biologische moeder van het kind is, worden gedaan door de erkenner, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens haar minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen.

De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk gemaakt door verzoekster dat er sprake is geweest van een van deze wilsgebreken. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van verzoekster tot vernietiging van de erkenning afwijzen.

3.7.

De bijzondere curator heeft ook, namens [voornaam van minderjarige 2] , een verzoek tot vernietiging van de erkenning ingediend. Ingevolge artikel 1:205a lid 1 onder a BW kan een verzoek tot vernietiging van de door de moeder gedane erkenning, op de grond dat de moeder niet de biologische moeder van het kind is, worden gedaan door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden.

De rechtbank moet eerst beoordelen of de bijzondere curator ontvankelijk is in haar verzoek namens het kind tot vernietiging van de erkenning. Daarbij moet worden meegewogen of het belang van het kind vergt dat met de vernietiging van de erkenning moet worden gewacht tot het kind zich daarover zelf een weloverwogen oordeel kan vormen. Het belang van het kind staat daarbij centraal.

De rechtbank is van oordeel dat niet moet worden gewacht met de vernietiging van de erkenning, totdat [voornaam van minderjarige 2] zich daarover zelf een oordeel kan vormen. [voornaam van minderjarige 2] wordt opgevoed binnen het gezin van de moeder, verzoekster en zijn zus [voornaam van minderjarige 1] . Zowel de moeder, verzoekster als de bijzondere curator zijn het erover eens dat de erkenning door verzoekster nu moet worden vernietigd, zodat verzoekster [voornaam van minderjarige 2] kan adopteren. De rechtbank acht het in het belang van [voornaam van minderjarige 2] dat het juridisch ouderschap hetzelfde wordt geregeld als bij zijn zus [voornaam van minderjarige 1] , zodat hun positie tot hun moeders gelijkwaardig is. De rechtbank laat hierbij meewegen dat de adoptie in het buitenland meer zekerheid geeft dan de erkenning.

Nu verzoekster niet de biologische moeder van [voornaam van minderjarige 2] is en de bijzondere curator kan worden ontvangen in haar verzoek, zal de rechtbank het verzoek van de bijzondere curator tot vernietiging van de erkenning toewijzen.

De beoordeling van het subsidiaire verzoek tot adoptie na de vernietiging van de erkenning

3.8.

Uit de verklaring van 14 juli 2018 en de mondelinge behandeling van 4 februari 2019 blijkt dat de moeder instemt met de gevraagde adoptie.

3.9.

Verzoekster heeft een verklaring overgelegd van 13 juni 2018 van de heer [B] , MSc, namens de Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting, waaruit blijkt dat de zwangerschap van de moeder tot stand is gekomen ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting.

3.10.

De adoptie wordt in het kennelijk belang van [voornaam van minderjarige 2] geacht. Nu ook overigens aan de voor adoptie gestelde voorwaarden in de artikelen 1:227 en 1:228 BW is voldaan, kan het verzoek als op de wet gegrond worden toegewezen, onder de opschortende voorwaarde van het in kracht van gewijsde gaan van de vernietiging van de erkenning door verzoekster.

4Beslissing

De rechtbank

4.1.

vernietigt de op 22 april 2014 gedane erkenning door:

[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] , van:

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;

4.2.

gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Utrecht een latere vermelding aan de geboorteakte van [minderjarige 2] toe te voegen, inhoudende de vernietiging van de erkenning;

4.3.

spreekt de adoptie uit van de minderjarige van het mannelijke geslacht, genaamd:

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , door:

[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,

onder de opschortende voorwaarde van het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking;

4.4.

gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Utrecht de latere vermelding betreffende de adoptie aan de geboorteakte van [minderjarige 2] toe te voegen;

4.5.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.G. van Doorn, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Verouden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2019.

..



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733