Rechtbank Limburg 21-11-2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:10916

Datum publicatie01-03-2019
ZaaknummerC/03/252205 / FA RK 18-2542
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsRoermond
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenAlimentatie; Bijzondere, extra hoge kosten kind
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Keuze moeder om kinderen na scheiding op hoog niveau te laten sporten werkt niet behoefteverhogend. Moeder en nw man hebben veel hoger netto inkomen dan ouders tijdens huwelijk. Waren pp niet gescheiden dan hadden ze deze kosten niet kunnen betalen.
Rb besluit bij het bepalen van ieders aandeel in de kosten vd kinderen wel op andere wijze rekening te houden met de kosten van hun dure sport: tav stiefvader wordt rekening gehouden met kostenpost voor sport van € 857,= per maand. Ook breekt rb lans voor vader.

Volledige uitspraak


Rechtbank Limburg

Zittingsplaats Roermond

Familie en jeugd

Zaaknummer : C/03/252205 / FA RK 18-2542

Beschikking van 21 november 2018 betreffende alimentatie

in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats verzoeker] , [adres verzoeker] ,

hierna te noemen de man,

advocaat: mr. N.V.T. Cremers;

tegen:

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats verweerster] , [adres verweerster] ,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat: mr. A.F.T. Grul.

1Het verloop van de procedure

1.1.

Dit blijkt uit het volgende:

- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 4 juli 2018;

- het verweerschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 29 augustus 2018;

- het F9-formulier van mr. Cremers, ingediend op 18 oktober 2018, met bijlagen;

- het F9-formulier van mr. Grul, ingediend op 19 oktober 2018, met een gewijzigd verzoek en bijlagen;

- de mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2018 en waarbij zijn verschenen:

- de man, bijgestaan door mr. Cremers;

- de vrouw, bijgestaan door mr. Grul.

1.2.

De minderjarige [zoon 1 partijen] is op 9 oktober 2018 door de kinderrechter gehoord en hij heeft toen ook een brief van de minderjarige [zoon 2 partijen] overgelegd. Ter zitting heeft de rechter kort de inhoud van het gesprek met [zoon 1 partijen] en de brief van [zoon 2 partijen] meegedeeld.

1.3.

Mr. Grul heeft ter zitting een draagkrachtberekening in het geding gebracht.

2De vaststaande feiten

2.1.

Op grond van de overgelegde - niet weersproken - producties gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten.

2.2.

Deze rechtbank heeft op 21 december 2011 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Die uitspraak is op 4 februari 2012 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

2.3.

Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarigen:

    [zoon 1 partijen] , geboren te [geboorteplaats kinderen partijen] op [geboortedag zoon 1 partijen] 2001;

    [zoon 2 partijen] , geboren te [geboorteplaats kinderen partijen] op [geboortedag zoon 2 partijen] 2003;

    [dochter partijen] , geboren te [geboorteplaats kinderen partijen] op [geboortedag dochter partijen] 2004.

2.4.

Bij voornoemde uitspraak heeft deze rechtbank aan de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, verder te noemen de kinderbijdrage, opgelegd van € 233,= per maand per kind.

Ingevolge wettelijke indexering bedraagt die bijdrage nu € 253,= per maand per kind.

3Het verzoek

3.1.

Het verzoekschrift houdt in dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de kinderbijdrage zal wijzigen en met ingang van 1 juni 2018 zal bepalen op € 106,= per maand per kind.

Bij brief van 19 oktober 2018 heeft de man zijn verzoek gewijzigd en verzocht de kinderbijdrage te wijzigen en te bepalen op € 103,= per maand.

3.2.

De man stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan de eerdere rechterlijke uitspraak niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet en voert daartoe het volgende aan.

De man voert daartoe aan dat de vrouw in november 2017 opnieuw is gehuwd, waardoor haar partner ook onderhoudsplichtig is geworden jegens zijn stiefkinderen. Bij het bepalen van het aandeel in de kosten van de kinderen dient dan ook de draagkracht van de stiefvader te worden meegenomen.

Daarnaast is bij het vaststellen van de kinderbijdrage in 2011 rekening gehouden met een fiscaal voordeel, terwijl de kinderbijdrage sinds 2015 niet langer aftrekbaar is.

Verder zijn de taxikosten voor [zoon 2 partijen] komen te vervallen, zodat bij het berekenen van zijn behoefte geen rekening meer hoeft te worden gehouden met de hiermee gemoeide kosten van € 200,= per maand.

De behoefte van de kinderen bedraagt derhalve thans € 395,= per maand per kind.

De man is voornemens minder te gaan werken. Het is in verband met zijn leeftijd voor de man niet meer haalbaar om 55 uur per week te werken. De man wil in de toekomst 40 uur per week gaan werken maar dat is op dit moment, in verband met de hoge kinderbijdrage, niet mogelijk.

De man heeft nu een draagkracht van € 589,= per maand.

De draagkracht van de vrouw heeft de man becijferd op € 233,= per maand en van de stiefvader op € 1.363,= per maand. Het aandeel van de man bedraagt dan € 106,= per maand.

Er dient geen rekening te worden gehouden met een zorgkorting nu er, tot de spijt van de man, al jaren geen contact meer is tussen de man en de kinderen.

Ter zitting heeft de man aangegeven dat hij tot op heden de kinderbijdrage heeft betaald.

De man heeft verweer gevoerd tegen de behoefteverhogende kosten in verband met de wielersport van de kinderen. Tijdens het huwelijk van partijen zaten de kinderen op judo en voetbal. Nadat de vrouw een nieuwe relatie heeft gekregen zijn de kinderen op scouting gegaan. Door de nieuwe partner van de vrouw en doordat de vrouw meer is gaan werken, is er veel meer te besteden in het huidige gezin van de vrouw, dan dat er te besteden was tijdens het huwelijk van partijen. De man was na de echtscheiding niet in staat de kinderen hetzelfde te bieden als de vrouw en haar partner en dat is volgens de man een van de redenen geweest waardoor het contact tussen hem en de kinderen is verslechterd. Vanaf 2015 doen de kinderen aan wielrennen en nemen zij deel aan wedstrijden. De kinderen hebben aangegeven liever naar de wedstrijden dan naar hun vader te gaan, waardoor het contact gestopt is. De man zou het graag anders zien. Hij zou graag weer met de kinderen in gesprek willen. De man erkent dat hij daarin in gebreke is gebleven. Hij weet niet goed hoe hij het contact zou kunnen herstellen. De man wil de kinderen hun sport niet ontnemen maar merkt daarbij op dat, als partijen samen waren gebleven, zij nooit financieel in staat zouden zijn geweest om de kinderen op deze manier hun sport te laten bedrijven.

Mocht de rechtbank toch uit gaan van een behoefteverhoging, dan stelt de man subsidiair dat de behoefte van de kinderen maximaal € 537,= per kind per maand is.

4Het verweer

4.1.

De vrouw concludeert tot afwijzing van het verzoek en voert daartoe het volgende aan.

De vrouw is van mening dat de stiefvader geen rol dient te spelen ten aanzien van de onderhoudsplicht van de kinderen.

Bij een herberekening dient rekening te worden gehouden met de extra kosten die betrekking hebben op de wielersport van de kinderen op topsport niveau.

Wat betreft de wijziging van omstandigheden voert de vrouw aan dat bij vaststelling van de kinderbijdrage aan de zijde van de man rekening is gehouden met een reguliere omgangsregeling en met de extra kosten in verband met het vervoer van de kinderen. Alleen in 2012 heeft er regelmatig omgang plaatsgevonden. Vanaf 2013 is het steeds minder geworden, totdat er vanaf 2016 helemaal geen contact meer is tussen de man en de kinderen.

Dat er geen omgang is tussen de man en de kinderen is volgens de vrouw volledig aan de man te wijten.

Ten aanzien van de behoefte van [zoon 2 partijen] merkt de vrouw op dat het klopt dat hij geen taxikosten meer hoeft te maken.

De vrouw verzoekt te bepalen dat de huidige bijdragen in de kosten van de kinderen in stand blijven en gecontinueerd worden.

Ter zitting heeft de vrouw gesteld dat de man indertijd heeft ingestemd met de wielrenhobby van de kinderen. De kosten die daarmee zijn gemoeid worden door de vrouw becijferd op

€ 857,50.

5De beoordeling

5.1.

De grondslag van het verzoek

Ingevolge artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud worden gewijzigd, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.

Vaststaat dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, aangezien de vrouw opnieuw gehuwd is en haar echtgenoot onderhoudsplichtig is geworden jegens de kinderen zoals is bepaald in artikel 1:395 BW.

5.2.

De behoefte

De behoefte van kinderen wordt berekend aan de hand van het netto gezinsinkomen van partijen ten tijde van de samenleving. Daarbij kunnen bepaalde extra kosten zo uitzonderlijk zijn dat die niet begrepen zijn in de standaard bedragen voor het bepalen van de kosten van de kinderen zoals bijvoorbeeld de kosten voor topsport.

Tussen partijen is niet in geschil dat de behoefte van de kinderen € 395,= per kind per maand bedraagt. Zij verschillen van mening of er sprake is van een behoefteverhoging.

Wat naar het oordeel van de rechtbank na het uiteengaan van partijen tot een behoefteverhoging kan leiden is de stijging van het inkomen van een ouder, voor zover dit inkomen door die stijging hoger wordt dan het (gezins)inkomen tijdens het huwelijk. Immers indien het gezinsverband zou hebben voortgeduurd, zou die verhoging ook een

positieve invloed hebben uitgeoefend op het bedrag dat ten behoeve van de

kinderen zou zijn uitgegeven.

Niet valt in te zien waarom de keuze van de vrouw om, vijf jaar na de echtscheiding, de kinderen aan een sport deel te laten nemen, en daar naar eigen opgave gemiddeld € 857,50 per maand aan uit te geven, tot een verhoging van de behoefte van de kinderen zou moeten leiden. De vrouw en haar echtgenoot hebben de keuze gemaakt op basis van hun netto besteedbaar gezinsinkomen. Waren partijen niet gescheiden dan hadden partijen de kinderen niet op dit niveau kunnen laten sporten.

Dat de vrouw en de kinderen het idee hebben dat de man ze hun sport misgunt, is naar het oordeel van de rechtbank onterecht. Te meer nu de man ondanks het wegvallen van het fiscaal voordeel bij betaling van kinderalimentatie, het feit dat de vrouw de afgelopen jaren meer is gaan werken en een hoger inkomen heeft genoten en zij bovendien in november 2017 gehuwd is, waardoor haar echtgenoot - die overigens meer dan twee keer modaal verdient – ook onderhoudsplichtig is geworden jegens de kinderen, niet eerder dan per 1 juni 2018 heeft verzocht om een wijziging van de kinderbijdrage. Het zou ook zo kunnen worden gezien dat de man altijd meer heeft bijgedragen dan waartoe hij wettelijk verplicht was en op die manier dus ook heeft bijgedragen aan de sport van de kinderen. Het zou goed zijn voor de kinderen het ook van die kant te mogen bekijken.

5.3.

De draagkracht

De rechtbank gaat bij het berekenen van ieders draagkracht aan de zijde van de man uit van het inkomen volgens jaaropgaaf 2017. De man heeft aangegeven dat hij terug wil naar een 40-urige werkweek. Aangezien dat een omstandigheid in de toekomst betreft, houdt de rechtbank daar vooralsnog geen rekening mee.

Aan de zijde van de heer [X] houdt de rechtbank rekening met het inkomen volgens jaaropgaaf 2017, gecorrigeerd met de bijtelling van de auto en aan de zijde van de vrouw van haar netto inkomen van € 1.790,= per maand, vermeerderd met een dertiende maand.

De rechtbank houdt bij het berekenen van ieders aandeel in de kosten van de kinderen aan de zijde van de heer [X] rekening met een kostenpost van € 857,= per maand, zijnde de gestelde kosten van de topsport van de kinderen, zodat er – ook bij een gewijzigde kinderbijdrage – voldoende draagkracht in het gezin van de vrouw is om de kinderen te kunnen laten deelnemen aan hun sport zoals zij dit gewend waren.

De rechtbank becijfert de draagkracht van de man, in de onderlinge verhouding met de onderhoudsplicht van de vrouw en de heer [X] , op € 140,= per kind per maand.

De rechtbank zal deze bijdrage laten ingaan per datum beschikking, aangezien de man tot op heden steeds de hogere bijdrage heeft betaald en niet heeft verzocht om een terugbetaling van het teveel betaalde aan kinderbijdragen.

5.4.

De proceskosten

5.4.1.

De rechtbank acht termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren, zodanig dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

6De beslissing

De rechtbank:

6.1.

wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 21 december 2011, waarbij een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding werd opgelegd ten behoeve van de minderjarigen:

    [zoon 1 partijen] , geboren te [geboorteplaats kinderen partijen] op [geboortedag zoon 1 partijen] 2001;

    [zoon 2 partijen] , geboren te [geboorteplaats kinderen partijen] op [geboortedag zoon 2 partijen] 2003;

    [dochter partijen] , geboren te [geboorteplaats kinderen partijen] op [geboortedag dochter partijen] 2004;

in die zin dat de man met ingang van 21 november 2018 aan de vrouw heeft te betalen een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van € 140,= per maand per kind, voor wat betreft de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;

6.2.

compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt;

6.3.

verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;

6.4.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.B.T.G. Steeghs, rechter, en ter openbare civiele terechtzitting van 21 november 2018 uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I.D. Bücker, griffier.

Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:

a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;

b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733