Rechtbank Zeeland-West-Brabant 19-02-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:861

Datum publicatie28-02-2019
ZaaknummerC/02/354055 / KG ZA 19-27
ProcedureKort geding
ZittingsplaatsBreda
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenErfrecht; Inzage medische gegevens ivm nalatenschap
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil of het medisch beroepsgeheim in de weg staat aan afgifte door het woonzorgcentrum van het (medisch) zorgdossier van erflaatster. Voldoende concrete aanwijzingen voor het gestelde vermoeden dat erflaatster ten tijde van het wijzigen van haar testament wilsonbekwaam was. Geen andere (minder vergaande) weg mogelijk. Opgebouwde zorgdossier, waaronder het medisch dossier, moet worden afgegeven.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken

Locatie Breda

zaaknummer / rolnummer: C/02/354055 / KG ZA 19-27

Vonnis in kort geding van 19 februari 2019

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. T.P.M. Kouwenaar,

tegen

de stichting

STICHTING MAASDUINEN,

gevestigd te Kaatsheuvel,

gedaagde,

advocaat mr. L.A.P. Arends en mr. M.M.H. Haarman.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 23 januari 2019, met producties genummerd 1 tot en met 11,

  • de brief van de zijde van eiseres, ter griffie ingekomen op 29 januari 2019, met producties genummerd 1 tot en met 11,

  • de brief van de zijde van gedaagde, ter griffie ingekomen op 30 januari 2019, met producties genummerd 1 tot en met 11,

  • de mondelinge behandeling, gehouden op 31 januari 2019,

  • de pleitnota van de zijde van eiseres,

  • de pleitnotities van de zijde van gedaagde.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2Het geschil

2.1.

Eiseres vordert dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde zal veroordelen om binnen één week na de betekening van het vonnis over te gaan tot afgifte aan eiseres van het volledige door gedaagde ten aanzien van de overledene, [naam overledene] , geboren [datum] en overleden op [datum] , opgebouwde zorgdossier, waaronder het medisch dossier, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag of deel daarvan dat gedaagde niet aan het hiervoor gevorderde voldoet, met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.

2.2.

Gedaagde concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van eiseres in de kosten van dit kort geding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening en met veroordeling van eiseres tot betaling van de nakosten van € 157,00 dan wel, indien betekening plaatsvindt, van de nakosten van € 246,00 en de (eventuele) verdere executiekosten.

3De beoordeling

3.1.

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:

  • [naam overledene] (hierna: erflaatster), geboren op [datum] , is op [datum] overleden.

  • Erflaatster had vier kinderen, te weten haar dochters: [naam kind] , [naam kind] , [naam kind] en eiseres [naam kind] .

  • In 2012 is bij erflaatster vasculaire dementie vastgesteld.

  • Op 7 april 2014 is door het Centrum Indicatiestelling Zorg de indicatie ZZP-5 (beschermd wonen met intensieve dementiezorg) gesteld.

  • Op 7 oktober 2014 is erflaatster verhuisd naar het woonzorgcentrum Antoniushof van gedaagde.

  • Op 7 april 2015 heeft erflaatster ten overstaan van notaris [naam notaris] , in aanwezigheid van haar dochter [naam kind] , haar eerdere uiterste wilsbeschikking, waarbij iedere dochter voor 1/4de gerechtigd was tot haar nalatenschap, herroepen en heeft zij tot erfgenamen van haar nalatenschap benoemd:

- voor 1/2de [naam kind] ;

- voor 1/6de [naam kind] ;

- voor 1/6de [naam kind] ;

- voor 1/6de eiseres.

- Eiseres heeft bij de Kamer van het Notariaat een klacht ingediend tegen notaris [naam notaris] omtrent de totstandkoming van het testament van 7 april 2015. Bij uitspraak van 20 juni 2016 heeft de Kamer voor het Notariaat de door eiseres ingediende klacht gegrond verklaard. De Kamer van het Notariaat heeft in haar uitspraak o.a. het volgende overwogen:

“4.8. Hoewel de notaris meerdere gesprekken met moeder heeft gevoerd en hij de akten heeft gepasseerd in het bijzijn van twee getuigen, is de kamer van oordeel dat hij onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de vraag of de wijziging van de uiterste wilsbeschikking daadwerkelijk overeenstemde met de wil van moeder. Daarbij neemt de kamer het volgende in aanmerking. De notaris was ermee bekend dat een van de andere dochters van mening was dat moeder, die inmiddels 82 jaar was en verbleef in een zorginstelling, niet meer voldoende in staat was om haar wil te bepalen. Dit gegeven had de notaris aanleiding moeten geven tot nader onderzoek, bijvoorbeeld door navraag te doen naar het indicatiebesluit dat heeft geleid tot plaatsing van moeder in een woonzorgcentrum, te meer omdat de (beoogde) wijziging van het testament naar eigen zeggen van de notaris een ingrijpende wijziging zou inhouden ten opzichte van de voorheen bestaande situatie. De kamer betrekt daarbij dat de notaris tijdens de behandeling heeft bevestigd niet te weten of moeder danwel de oudste dochter het initiatief heeft genomen voor het verzoek tot dienstverlening van de notaris. In elk geval had het op de weg van de notaris gelegen om te bewerkstelligen dat hij moeder onder vier ogen kon spreken, niet alleen om zich op die manier een zo goed mogelijk oordeel te vormen over haar wilsbekwaamheid, maar ook om na te gaan of geen sprake was van beïnvloeding door derden. Vast staat echter dat de oudste dochter telkens en voortdurend bij de gesprekken met de notaris aanwezig is geweest, terwijl zij juist zelf zou worden bevoordeeld door de wijziging van het testament. Nu de kamer van oordeel is dat de notaris niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, zal de klacht gegrond worden verklaard. De kamer acht het passend geboden om aan de notaris de maatregel van een waarschuwing op te leggen.”

  • Tussen [naam kind] enerzijds en [naam kind] , [naam kind] en eiseres anderzijds heeft een gerechtelijke procedure gespeeld bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, omtrent de vraag of erflaatster tijdens het passeren van het testament op 7 april 2015 leed aan een geestelijke stoornis en dat deze stoornis erflaatster een redelijke waardering van haar bij deze handelingen betrokken belangen belette.

  • Bij vonnis d.d. 25 juli 2018 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant de reconventionele vordering van eiseres en van [naam kind] om voor recht te verklaren dat het testament van 7 april 2015 nietig is, althans vernietigbaar is, afgewezen.

  • Eiseres heeft tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 25 juli 2018 hoger beroep ingesteld, teneinde in het hoger beroep alsnog te kunnen voldoen aan de door de rechtbank aan haar en haar zus [naam kind] gegeven bewijsopdracht, door te bewijzen dat erflaatster tijdens het passeren van het testament op 7 april 2015 leed aan een geestelijke stoornis en dat deze stoornis erflaatster een redelijke waardering van haar bij deze handelingen betrokken belangen belette.

3.2.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang aan de zijde van eiseres volgt uit de stelling dat het door gedaagde bijgehouden medisch dossier van belang is in het kader van de bewijsvoering in de bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch lopende hoger beroep procedure, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vordering.

3.3.

Tussen partijen is in geschil of het medisch beroepsgeheim in de weg staat aan afgifte door gedaagde aan eiseres van het door haar bijgehouden (medisch) zorgdossier van erflaatster. Eiseres stelt in dit verband – samengevat – dat, de inhoud van de reeds beschikbare medische gegevens en de wijze waarop het testament tot stand is gekomen, zoals blijkt uit de uitspraak van de Kamer voor het Notariaat van 20 juni 2016, voldoende zwaarwegende aanwijzingen geven dat erflaatster ten tijde van het opmaken van haar testament onvoldoende in staat was om haar wil te bepalen. Eiseres stelt zich dan ook op het standpunt dat er voldoende gronden bestaan om in kort geding het beroepsgeheim van gedaagde te doorbreken en aan eiseres inzage aan het door haar bijgehouden medisch zorgdossier toe te staan, met het oog op het geschil tussen eiseres en [naam kind] omtrent de nietigheid/vernietigbaarheid van het testament van erflaatster.

3.4.

Gedaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt waarom haar belang zwaarder weegt dat de geheimhoudingsplicht van gedaagde en de eerbieding van de persoonlijke levenssfeer van erflaatster. Voorts heeft gedaagde aangevoerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het gevorderde medisch dossier kan bijdragen aan de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflaatster en dat er reden was om te twijfelen aan het vermogen van erflaatster om weloverwogen haar testament op te laten maken.

Op dit verweer en op hetgeen partijen verder nog ter ondersteuning van hun standpunten hebben aangevoerd, zal voor zover nodig bij de beoordeling worden ingegaan.

3.5.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat op grond van artikel 7:457 BW de hulpverlener ervoor dient zorg te dragen dat aan anderen dan de patiënt geen informatie over de patiënt, dan wel inzage in of afschrift van (delen van) diens dossier wordt verstrekt zonder toestemming van de patiënt. Algemeen wordt aangenomen dat het beroepsgeheim ook na het overlijden van de patiënt blijft gelden. Hierop kan slechts inbreuk worden gemaakt indien er voldoende concrete aanwijzingen bestaan dat door het beroep van de hulpverlener op zijn beroepsgeheim een ander zwaarwegend belang zou kunnen worden geschaad. (HR 20 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1201).

3.6.

Niet aannemelijk is geworden dat erflaatster bij leven expliciet toestemming heeft gegeven om, al dan niet na haar overlijden, haar medische gegevens aan derden ter beschikking te stellen. Beoordeeld dient dan ook te worden of eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een zodanig zwaarwegend belang heeft dat de geheimhoudingsplicht van gedaagde moet worden doorbroken.

3.7.

De voorzieningenrechter overweegt dat indien erflaatster ten tijde van het verlijden van het testament onvoldoende in staat was om haar wil te bepalen, dat zou kunnen betekenen dat het laatste testament, waarin erflaatster een voor eiseres en zussen [naam kind] en [naam kind] ongunstigere verdeling van haar nalatenschap heeft vastgesteld, niet haar uiterste wil bevat en dat met de inhoud van het verleden testament afbreuk is gedaan aan de positie van eiseres en haar zussen [naam kind] en [naam kind] . Dit betreft naar het oordeel van de voorzieningenrechter een zwaarwegend belang waarin eiseres zou kunnen zijn geschaad. De enkele mogelijkheid dat eiseres in een zwaarwegend belang is geschaad is echter onvoldoende voor doorbreking van de geheimhoudingsplicht van gedaagde. Vereist is dat er sprake is van concrete aanwijzingen dat erflaatster ten tijde van het wijzigen van haar testament wilsonbekwaam was.

3.8.

Uit de reeds voor eiseres beschikbare en door haar overgelegde medische stukken blijkt dat erflaatster ten tijde van het wijzigen van haar testament gediagnostiseerd was met de hoogste CIZ-indicatie (ZZP-5), aan vasculaire dementie leed en woonachtig was in een woonzorgcentrum. Aan gedaagde kan worden toegegeven dat het voorgaande niet in alle gevallen met zich brengt dat er op het moment van het wijzigen van het testament noodzakelijkerwijs sprake was van wilsonbekwaamheid. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat deze omstandigheden voldoende concrete aanwijzingen betreffen voor het door eiseres gestelde vermoeden dat erflaatster ten tijde van het wijzigen van haar testament wilsonbekwaam was; dit namelijk gelet op de bijzondere omstandigheid dat de notaris ten tijde het verlijden van het testament, ondanks dat er aanleiding was tot nader onderzoek, onvoldoende heeft vastgesteld dat erflaatster over haar wil kon beschikken.

3.9.

De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat voor eiseres niet langs een andere (minder vergaande) weg dan door middel van het verkrijgen van het zorgdossier van gedaagde voldoende mogelijkheden bestaan om te kunnen vaststellen of erflaatster ten tijde van het opstellen van haar testament wils(on)bekwaam was. In het van de huisarts ontvangen medisch dossier bevindt zich geen informatie betreffende het door gedaagde bijgehouden zorgdossier van erflaatster. Omdat erflaatster ten tijde van haar verblijf in een woonzorgcentrum van gedaagde haar testament heeft gewijzigd, kan het zorgdossier van belang zijn voor de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflaatster. De opstellers van dit zorgdossier kunnen zich bij een getuigenverhoor beroepen op geheimhouding, zodat het houden van een (voorlopig) getuigenverhoor geen toereikend geschikt alternatief biedt. Ook het aanwijzen van een onafhankelijk deskundige om het zorgdossier in te zien en te laten bepalen of het dossier relevante informatie bevat, zoals voorgesteld door gedaagde, komt naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende tegemoet aan het belang van eiseres om zelf kennis te kunnen nemen van de inhoud van het zorgdossier en zo – in overleg met haar advocaat – te kunnen bepalen of deze informatie, met het oog op de hoger beroep procedure, een bruikbare aanvulling zou kunnen zijn op de reeds beschikbare informatie. Gelet op het feit dat er, mede door de beroepsfout van de notaris, (nog) geen duidelijkheid is over de geestelijke gesteldheid van erflaatster op het moment van wijzigen van haar testament, rest niets anders dan deze weg om opheldering te verschaffen over de wilsbekwaamheid van erflaatster ten tijde van deze wijziging.

3.10.

Gelet op het feit dat de verslaglegging (kort) na het wijzigen van het testament van belang zou kunnen zijn en erflaatster niet al te lange tijd na de wijziging van het testament is overleden, zal gedaagde worden veroordeeld om een afschrift van het volledige zorgdossier, dus ook de in het zorgdossier opgenomen gegevens ná de datum van het wijzigen van het testament, aan eiseres af te geven.

3.11.

De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat gedaagde dit vonnis niet zal nakomen. De gevorderde dwangsom zal dan ook worden afgewezen.

3.12.

Gedaagde zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:

- dagvaarding € 99,01

- griffierecht € 297,00

- salaris advocaat € 980,00

Totaal € 1.376,01

4De beslissing

De voorzieningenrechter

4.1.

veroordeelt gedaagde om, binnen één week na betekening van dit vonnis, aan eiseres een afschrift van het volledige door gedaagde ten aanzien van erflaatster, [naam overledene] , geboren [datum] en overleden op [datum] , opgebouwde zorgdossier, waaronder het medisch dossier, af te geven aan eiseres,

4.2.

veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 1.376,01,

4.3.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

4.4.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2019. 1

1

type: EB

coll:



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733