Rechtbank Den Haag 15-01-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:349

Datum publicatie26-02-2019
ZaaknummerC/09/548627 / HA RK 18-102
ProcedureBeschikking
Zittingsplaats's-Gravenhage
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenIPR familierecht; IPR huwelijk; Afstamming; Nationaliteit
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Verzoek tot vaststelling Nederlanderschap kinderen. Zij hebben Nederlanderschap verkregen als zij uit een naar Marokkaans recht rechtsgeldig en in Nederland te erkennen huwelijk zijn geboren. Niet het geval. Zij zijn uit een informeel, naar Marokkaans recht niet rechtsgeldig gesloten huwelijk van Nederlander met Marokkaanse geboren. Dit huwelijk kan in Nederland niet worden erkend. Ook anderszins is niet gebleken dat een familierechtelijke betrekking is ontstaan.

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer

Rekestnummer: HA RK 18-102

Zaaknummer: C/09/548627

Datum beschikking: 15 januari 2019

Beschikking op het op 23 februari 2018 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

verzoeker,

wonende te [woonplaats] ,

optredend in zijn gestelde hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen:

[minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ),

[minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ),

en [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ),

advocaat mr. M. Adnyana-Flipse te Utrecht.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,

verder te noemen “de IND”),

zetelende te ’s-Gravenhage,

vertegenwoordigd door mr. J.E.A. Pesch.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

- het verzoekschrift;

- de brief van 20 maart 2018, met bijlage, van de IND;

- de brief van 1 mei 2018, met bijlagen, van de zijde van verzoeker;

- de brief van 23 juli 2018 van de IND;

- de conclusie van de officier van justitie d.d. 16 oktober 2018.

Na lezing van de hiervoor genoemde stukken door de rechtbank heeft de griffier op

26 november 2018 telefonisch contact gehad met de advocaat van verzoeker omdat bij de rechtbank de vraag was opgekomen of er wellicht meer stukken ter onderbouwing van het verzoek konden worden overgelegd.

Daarop heeft de rechtbank op 26 november 2018 kennis genomen van de alsnog ingediende vertalingen van de reeds overgelegde geboorteakten van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de Nederlandse taal en van de vertaling van een eveneens reeds overgelegde gelegaliseerde “Acte notarie portant jugement de confirmation de mariage” van 19 november 2014 in de Nederlandse taal.

Op 27 november 2018 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de advocaat van verzoeker en mr. J.E.A. Pesch namens de IND. Van de zijde van de IND zijn pleitnotities overgelegd. Aan de IND is een exemplaar van de door verzoeker op 26 november 2018 overgelegde stukken overhandigd.

Verzoeker is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter terechtzitting verschenen.

De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld geen behoefte te hebben aan het bijwonen van de mondelinge behandeling.

Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie

Zoals verzoeker ter zitting heeft verduidelijkt, strekt het verzoek ertoe het Nederlanderschap vast te stellen van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .

De IND concludeert tot afwijzing van het verzoek.

De officier van justitie heeft bij voormelde conclusie medegedeeld zich aan te sluiten bij het standpunt van de IND.

Feiten

- Verzoeker heeft de Marokkaanse nationaliteit. Bij Koninklijk Besluit van 22 maart 1996 heeft hij – door naturalisatie – volgens de IND tevens de Nederlandse nationaliteit verkregen.

- In een kopie van een in de Arabische, de Franse en de Nederlandse taal overgelegde Marokkaanse geboorteakte, nummer [akte nr mj 2] , welke akte is voorzien van een apostille, is vermeld dat op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Marokko, is geboren: [minderjarige 2] , [minderjarige 2] , zoon van [verzoeker] , en van [moeder] .

- In een kopie van een in de Arabische, de Franse en de Nederlandse taal overgelegde Marokkaanse geboorteakte, nummer [akte nr mj 1] , welke akte is voorzien van een apostille, is vermeld dat op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Marokko, is geboren: [minderjarige 1] , [minderjarige 1] , dochter van [verzoeker] , en van [moeder] .

- In een kopie van een in de Arabische, de Franse en de Nederlandse taal overgelegde Marokkaanse geboorteakte, nummer [akte nr mj 3] , welke akte is voorzien van een apostille, is vermeld dat op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Marokko, geboren is: [minderjarige 3] , [minderjarige 3] , zoon van [verzoeker] , en van [moeder] .

- In een op 3 maart 2017 te Meknès, Marokko, afgegeven vertaling vanuit de Arabische taal in de Franse en de Nederlandse taal, van een “Acte notarie portant jugement de confirmation de mariage” van 19 november 2014, is vermeld dat bij uitspraak van 19 augustus 2014 van de rechtbank Meknes, Marokko, het in [maand huwelijk] 2009 gesloten huwelijk van verzoeker met [moeder] is bevestigd.

- Op 28 augustus 2017 heeft verzoeker bij de Nederlandse ambassade in Rabat Nederlandse paspoorten aangevraagd voor de drie kinderen.

- Bij besluit van 5 september 2017 van de minister van Buitenlandse Zaken is aan verzoeker meegedeeld dat deze aanvragen niet in behandeling zijn genomen om de reden dat de kinderen niet in het bezit van de Nederlandse nationaliteit zouden zijn.

- Verzoeker heeft tegen het besluit bezwaar aangetekend. Op 21 februari 2018 zijn door verzoeker de gronden van bezwaar ingediend bij de Minister van Buitenlandse Zaken.

Beoordeling

In de onderhavige procedure ligt de vraag voor of [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] de Nederlandse nationaliteit hebben. Zij hebben het Nederlanderschap verkregen indien zij uit een naar Marokkaans recht rechtsgeldig en in Nederland te erkennen huwelijk zijn geboren. In geschil is of dit het geval is. Verzoeker stelt van wel; de IND betwist dit.

Niet in geschil is dat partijen in [maand huwelijk] 2009 een informeel, dat wil zeggen een naar Marokkaans recht niet rechtsgeldig huwelijk hebben gesloten.

Verzoeker stelt dat dit huwelijk in 2014 door de rechtbank te Meknes, Marokko, is bevestigd bij uitspraak van 19 augustus 2014 en dat het huwelijk daarmee (vanaf [maand huwelijk] 2009) rechtsgeldig is geworden. Dat dit is gebeurd blijkt volgens verzoeker uit de overgelegde vertaling (van het Arabisch in de Franse taal en in de Nederlandse taal) van een ‘Acte notarie portant jugement de confirmation de mariage’ (hierna: de notariële akte). Verzoeker geeft aan geen (afschrift van de) uitspraak van de rechtbank te Meknes, Marokko, van 19 augustus 2004 te kunnen overleggen. Dit is volgens verzoeker echter ook niet nodig, nu uit de notariële akte, die volgens verzoeker is ondertekend door een rechter, al blijkt dat de Marokkaanse rechter het huwelijk heeft bevestigd.

De IND stelt dat de door verzoeker overgelegde notariële verklaring ten bewijze van het door verzoeker gestelde huwelijk onvoldoende is. Volgens de IND is naar Marokkaans recht een rechterlijke uitspraak benodigd om dat informele huwelijk uit 2009 te bevestigen en om daarmee het informele huwelijk rechtsgeldig te kunnen laten zijn (naar Marokkaans recht). Sinds de invoering van het nieuwe familierecht, Mudawwana 2004, is toestemming van een ‘notariële rechtbank’ of van de ‘homologatierechter’ daartoe niet meer genoeg maar moet een bevestiging van een informeel gesloten huwelijk uitgesproken worden door drie rechters in de familierechtbank in eerste aanleg. De door verzoeker overgelegde kopie van de notariële akte betreft volgens de IND kennelijk een homologatie door een ‘homologatierechter’ op de oude wijze zoals die gold vóór inwerkingtreding van de nieuwe Mudawwana in 2004. Nu een uitspraak van bevestiging van het informeel gesloten huwelijk van een bevoegde Marokkaanse rechtbank ontbreekt, is er naar Marokkaans recht geen rechtsgeldig huwelijk en bestaan dus ook geen daaruit voortvloeiende familierechtelijke betrekkingen tussen verzoeker en de kinderen.

De rechtbank overweegt als volgt.

Of sprake is van een rechtsgeldig gesloten huwelijk van verzoeker met de moeder van de kinderen dient te worden getoetst aan de nieuwe Mudawwana van 2004.

Vóór de inwerkingtreding van de nieuwe Mudawwanna van 2004 op 5 februari 2004 was bevestiging van een informeel gesloten huwelijk mogelijk. Teneinde een informeel gesloten huwelijk rechtsgeldig te maken werd een akte van bevestiging opgemaakt door twee adoulaire getuigen. Die akte werd vervolgens gehomologeerd door een “homologatierechter”.

Met inwerkingtreding van de nieuwe Mudawwana van 2004 werd bepaald dat de mogelijkheid van bevestiging van informeel gesloten huwelijken zou worden afgeschaft. Er was sprake van een overgangstermijn, in beginsel tot 2009. De bevestiging dan wel bekrachtiging van het informele huwelijk moest voortaan plaatsvinden op andere wijze, namelijk door een rechterlijke vaststelling. De overgangstermijn is (mogelijk) verlengd tot 5 februari 2014.

Het voorgaande brengt met zich dat indien er een uitspraak ligt van een Marokkaanse rechtbank van vóór 5 februari 2014 waarin het informeel gesloten huwelijk van verzoeker is bevestigd, er sprake kan zijn van bekrachtiging van het informeel gesloten huwelijk en dus van een rechtsgeldig huwelijk vanaf februari 2009. De rechtbank kan dit echter niet vaststellen, aangezien verzoeker geen rechterlijke uitspraak van bevestiging heeft overgelegd zoals vereist sinds inwerkingtreding van de Mudawwana 2004. In de voormelde kopie van de notariële akte wordt weliswaar naar een uitspraak van een Marokkaanse rechter verwezen maar de rechtbank acht dit onvoldoende om aan te kunnen nemen dat er een uitspraak van de bevoegde rechtbank is gedaan, inhoudende bevestiging van het huwelijk, conform de vanaf 2004 in Marokko geldende regelgeving. Hier komt nog bij dat verzoeker van de, overigens niet gelegaliseerde, notariële akte slechts een kopie heeft overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat een origineel, gelegaliseerd afschrift van een uitspraak van de Marokkaanse rechtbank nodig is om vast te kunnen stellen dat er bekrachtiging van het informele huwelijk heeft plaatsgevonden door een bevoegde rechtbank, niet zijnde de homologatierechter ‘oude stijl’(vóór 2004). Niet gebleken is dat, of waarom, verzoeker de uitspraak van 19 augustus 2004 van de rechtbank te Meknes, Marokko, -indien die uitspraak is gedaan- niet zou kunnen overleggen.

Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat sprake is van een in Marokko rechtsgeldig gesloten huwelijk van verzoeker met de moeder van de kinderen is niet komen vast te staan dat uit hoofde van een huwelijk een familierechtelijke betrekking is ontstaan tussen verzoeker en de kinderen. Ook anderszins is niet gebleken dat er een familierechtelijke betrekking is ontstaan. Derhalve is ook niet gebleken dat de kinderen het Nederlanderschap aan verzoeker ontlenen.

De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, het verzoek afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:

wijst het verzoek af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. S.M. Westerhuis-Evers, J.M. Vink en

J.T.W. van Ravenstein, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2019.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733