Rechtbank Gelderland 07-05-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:5770

Datum publicatie22-02-2019
ZaaknummerC/05/330952 / FA RK 17-4136
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Vernietiging erkenning; Bijz. curator bij afstamming (art. 1:212 BW)
WetsverwijzingenBurgerlijk Wetboek Boek 1 205

Inhoudsindicatie

Niet komen vast te staan dat man al eerder wist dat dochter niet zijn kind was. Dat zijn huidige vrouw iets dergelijks gedroomd heeft, is onvoldoende om dat aan te nemen. Rb zoekt daarom voor bepaling datum waarop hij achter zijn dwaling kwam, aansluiting bij datum waarop man uitslag vh DNA-onderzoek kreeg; aldus is hij niet te laat met zijn verzoek tot vernietiging erkenning kind. Rb houdt verdere beslissing aan totdat kind over situatie is voorgelicht. Art.1:205 lid 1 aanhef en sub b BW.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team jeugdrecht

Zittingsplaats Arnhem

Zaakgegevens: C/05/330952 / FA RK 17-4136

Datum uitspraak: 7 mei 2018

beschikking vernietiging erkenning

naar aanleiding van het verzoek van

[verzoeker] (hierna: de man),

wonende te [woonplaats] ,

advocaat mr. P. Bosma te Almere,

Belanghebbenden zijn:

- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

vertegenwoordigd door de bijzondere curator mr. J.A.P.M. van Dal te Arnhem;

- [naam] (hierna: de vrouw), wonende op een bij de rechtbank

bekend adres.

De rechtbank merkt aan als informant:

- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, gevestigd te Arnhem (hierna: de GI);

- de heer B. Corstens, begeleider van Lindenhout.

1Het procesverloop

1.1.

Het procesverloop blijkt uit:

  • de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, van 19 december 2017, ingekomen bij de griffie op 20 december 2017, met als bijlage het verzoekschrift van 12 december 2017;

  • de beschikking benoeming bijzondere curator van deze rechtbank van 9 januari 2018;

  • het verweerschrift van de vrouw, ingekomen bij de griffie op 29 januari 2018;

  • de brief van de bijzondere curator van 24 januari 2018;

  • de brief namens de vrouw van 30 januari 2018;

  • de brief namens de man van 6 februari 2018.

1.2.

Ter zitting van 9 april 2018 zijn gehoord:

  • mr. N. Bevelander, namens de moeder;

  • de vader, bijgestaan door mr. P. Bosma;

  • een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming;

  • een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland (hierna: de GI);

  • de heer B. Corstens, namens Lindenhout, begeleider van [de minderjarige] .

2De feiten

2.1.

De man en de vrouw hebben een affectieve relatie gehad. Tijdens deze relatie is de vrouw op [geboortedatum] te [geboorteplaats] bevallen van [de minderjarige] .

2.2.

De man heeft [de minderjarige] op [datum] erkend. [de minderjarige] heeft toen de geslachtsnaam

[geslachtsnaam moeder] gekregen.

2.3.

[de minderjarige] is bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 9 april 2018 onder toezicht gesteld van de GI tot 9 april 2019 en uit huis geplaatst tot 9 juli 2018.

3Het verzoek

3.1.

De man verzoekt de rechtbank over te gaan tot de gegrondverklaring van de

ontkenning van het vaderschap.

4De beoordeling

4.1.

Deze rechtbank is bevoegd van het verzoek kennis te nemen, omdat de vrouw in het arrondissement van de rechtbank Gelderland woont en [de minderjarige] deze woonplaats, gelet op artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek (BW), volgt.

4.2.

De rechtbank begrijpt uit het verzoekschrift dat de man een verzoek doet tot vernietiging van de erkenning, hoewel hij in het petitum verzoekt om gegrondverklaring ontkenning vaderschap. Ontkenning van het vaderschap is uitsluitend mogelijk, wanneer sprake is (geweest) van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. De rechtbank zal daarom beoordelen of vernietiging van de erkenning mogelijk is.

Vernietiging erkenning

4.3.

Op grond van het bepaalde in artikel 1:205 lid 1 aanhef en sub b BW kan de erkenner een verzoek tot vernietiging van de erkenning bij de rechtbank indienen, wanneer hij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen.

Ontvankelijkheid

4.4

In geval van bedreiging of misbruik van omstandigheden, wordt het verzoek door de erkenner niet later ingediend dan een jaar nadat deze invloed heeft opgehouden te werken en, in geval van bedrog of dwaling, binnen een jaar nadat de verzoeker het bedrog of de dwaling heeft ontdekt.

4.5.

De vrouw heeft betoogd dat de man niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek. De man moet al eerder hebben getwijfeld aan zijn biologisch vaderschap; hij had namelijk ingestemd met de ‘uitstapjes’ die de vrouw heeft gemaakt rondom de conceptie van [de minderjarige] . Bovendien moet hij al enige tijd zijn gaan twijfelen aan zijn vaderschap voordat hij de DNA-analyse heeft laten uitvoeren (de afname bij [de minderjarige] hiervoor heeft op 13 januari 2017 plaatsgevonden). Dat betekent dat de man ten tijde van zijn verzoek van 13 december 2017 al meer dan een jaar bekend was met het (vermeende) feit dat hij niet de biologische vader zou zijn van [de minderjarige] , aldus de vrouw.

4.6.

De man stelt dat hij zijn dwaling over zijn biologisch vaderschap van [de minderjarige] op 8 maart 2017 heeft ontdekt, te weten op het moment hij de uitslag van de DNA-analyse ontving waaruit bleek dat [de minderjarige] niet zijn dochter was. Daarvoor was hij er juist van overtuigd dat [de minderjarige] wel zijn dochter was. Met de DNA-analyse wilde hij dat ook aan anderen aantonen. Zijn huidige partner is nogal spiritueel ingesteld en heeft iets voor januari of februari 2017 een droom gehad waarin voorkwam dat hij niet de vader was van [de minderjarige] . Dat was voor de man de aanleiding de DNA-analyse uit te laten voeren. Van de gestelde ‘uitstapjes’ van de moeder is de vader nooit op de hoogte geweest, zo stelt hij.

4.7.

De rechtbank overweegt dat de vrouw haar stelling dat de man eerder dan één jaar voor 13 december 2017 bekend was met zijn gestelde dwaling omtrent zijn vaderschap van [de minderjarige] , gelet op het verweer van de man, onvoldoende heeft onderbouwd. Zijn wetenschap over de gestelde ‘uitstapjes’ heeft de man betwist, zodat dit niet als vaststaand kan worden aangenomen. Ook anderszins zijn de rechtbank geen vaststaande feiten gebleken die wijzen op (voldoende) bekendheid van de man met de dwaling op of voor 13 december 2016. Kennis van de droom van de partner van de man is daarvoor in ieder geval onvoldoende. Datzelfde geldt voor de stelling van de vrouw dat de man al (langer) voor de DNA-afname bij [de minderjarige] op 13 januari 2017 moet hebben vermoed dat hij haar vader niet was, dit in het licht van de stelling van de man dat hij tot de uitslag van de DNA-analyse dacht dat hij juist wel de vader was van [de minderjarige] . Om die reden is de rechtbank van oordeel dat voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van de man aansluiting moet worden gezocht bij de datum waarop de uitslag van de DNA-analyse hem bekend werd, te weten 8 maart 2017. Het verzoek van de man is ingediend op 13 december 2017. De rechtbank is daarom van oordeel dat de man zijn verzoek tijdig heeft ingediend en hierin kan worden ontvangen.

4.8.

De rechtbank overweegt dat ter zitting is besproken dat [de minderjarige] op dit moment nog niet op de hoogte is van de procedure over de vernietiging van de erkenning die door de man is gestart, maar dat het van belang is dat zij hiervan wel op de hoogte wordt gesteld voordat de procedure een vervolg zal krijgen. De rechtbank gaat ervan uit dat de gezinsvoogd met de ouders zal bezien wanneer en op welke wijze [de minderjarige] kan worden ingelicht over de twijfels van de man aan zijn biologische vaderschap en over deze procedure, waarna een of meer gesprekken met [de minderjarige] dienen plaats te vinden om haar daadwerkelijk op de hoogte te stellen. De rechtbank verzoekt de gezinsvoogd om de bijzondere curator te informeren zodra de voorlichting van [de minderjarige] heeft plaatsgevonden en met de bijzondere curator in overleg te gaan over het moment waarop door haar contact kan worden gezocht met [de minderjarige] .

4.9.

De rechtbank zal, in afwachting van de voorlichting van [de minderjarige] , iedere verdere beslissing over het verzoek van de man aanhouden tot 7 september 2018 pro forma en verzoekt de advocaten van partijen en de bijzondere curator om de rechtbank voor deze datum te informeren over de stand van zaken en de gewenste voortgang van de procedure, zo nodig met opgave van verhinderdata. Wanneer daartoe aanleiding bestaat, kan de meest gerede partij de rechtbank al eerder verzoeken om de behandeling voort te zetten.

5De beslissing

De rechtbank:

5.1.

verklaart de man ontvankelijk in zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning van [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;

5.2.

houdt iedere verdere beslissing aan tot 7 september 2018 pro forma, met het verzoek aan de advocaten van partijen én de bijzondere curator om de rechtbank voor voormelde datum schriftelijk te informeren zoals hiervoor is overwogen.

Deze beschikking is gegeven door mr. M. Rietveld, kinderrechter, in tegenwoordigheid van

mr. I.C.G.M. van Lammeren-van Dijck als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2018.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733