Rechtbank Rotterdam 13-12-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:10931

Datum publicatie21-02-2019
ZaaknummerC/10/561612 / KG ZA 18-1168
ProcedureKort geding
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Verbintenissenrecht
TrefwoordenOverig; Social media in het familierecht; Straatverbod/contactverbod/huiselijk geweld
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Ex-vriendin plaats op o.m. Facebook, Instagram en een website berichten waarin de man met naam en toenaam genoemd wordt met toevoegingen als ‘pooier’, ‘loverboy’ en waarin hij wordt beschuldigd van drugsgebruik tijdens het werk, identiteitsdiefstal en privacyschending. Onrechtmatig. Verbod op straffe van dwangsom en verbod om contact op te nemen met de kinderen van de man. Vorderingen ogv art. 6:196c BW tegen hosting provider afgewezen.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/561612 / KG ZA 18-1168

Vonnis in kort geding van 13 december 2018

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te Schagen,

eiser,

advocaat mr. J.J. van der Goen te Soest,

tegen

1 [gedaagde] ,

wonende te Maassluis,

gedaagde,

verschenen in persoon,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ARGEWEB B.V.,

gevestigd te Maassluis,

gedaagde,

advocaat mr. C.F.M. de Vries te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] en Argeweb genoemd worden.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 12 november 2018, met producties;

  • de producties van Argeweb;

  • de aanvullende productie van [eiser] ;

  • de mondelinge behandeling gehouden op 28 november 2018;

  • de pleitnota van [eiser] ;

  • de ter zitting door [gedaagde] overgelegde productie;

  • de pleitnota van Argeweb.

1.2.

Vonnis is nader bepaald op heden.

2De feiten

2.1.

[eiser] en [gedaagde] hebben vanaf 2016 gedurende enige tijd met elkaar een affectieve relatie gehad. Deze relatie is eind 2017 (volgens [gedaagde] ) of begin 2018 (volgens [eiser] ) beëindigd. Eind 2017 was [gedaagde] zwanger van [eiser] . [gedaagde] heeft begin 2018 een abortus ondergaan.

2.2.

[eiser] heeft uit een eerdere relatie met mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ) twee kinderen ( [naam 2] en [naam 3] ).

2.3.

[eiser] werkt als kapitein in dienst van Boskalis.

2.4.

[gedaagde] heeft ook enige tijd voor Boskalis gewerkt. In maart 2018 heeft Boskalis het dienstverband beëindigd.

2.5.

Tussen 2 juni en 14 oktober 2018 heeft [gedaagde] op onder meer Facebook, Instagram en de website [naam website] berichten geplaatst waarin [eiser] met naam en toenaam of met een bijnaam (zoals ‘ [bijnaam] ’) genoemd wordt in combinatie met woorden als ‘pooier’, ‘loverboy’ en waarin gesteld of gesuggereerd wordt dat [eiser] tijdens zijn werk voor Boskalis drugs gebruikt en zich schuldig maakt aan identiteitsdiefstal en privacyschending. Deze berichten bevatten ook foto’s van [eiser] . De website [naam website] (waarop [gedaagde] een blog bijhoudt) bevat naast berichten over [eiser] ook berichten over andere onderwerpen.

2.6.

Daarnaast heeft [gedaagde] in de hiervoor genoemde periode diverse e-mails, sms-berichten en WhatsApp-berichten verzonden aan [eiser] en aan derden, onder wie Boskalis.

2.7.

Op 9 juni 2018 heeft [eiser] bij de politie aangifte gedaan van belaging, smaad en laster. In de aangifte heeft [eiser] onder meer verklaard dat [gedaagde] hem veelvuldig per sms, WhatsApp en e-mail lastigvalt en dat zij smadelijke berichten over hem heeft verzonden aan Boskalis. Op 30 september 2018 heeft [eiser] aanvullende aangifte gedaan, waarin hij onder meer verklaart dat [gedaagde] zijn dochter heeft benaderd via Facebook.

2.8.

In een e-mail van 18 september 2018, verzonden aan [eiser] en Boskalis, heeft [gedaagde] het volgende geschreven:

Heb er lang over nagedacht hoe ik het naar buiten ga brengen!

Heb al 50 kantjes… over deze kapitein die de grootste drugs deAler is… loverboy … manipulaties zaken (...) mijn baan moet verliezen en nog veel meer… daAar hij zelf onder werktijd aanboord snuift en nog meer handelt …

(...)

Heeft [naam 4] morgen heel het verhaal over Deze Kapitein (...)

2.9.

Op 2 oktober 2018 heeft de deurwaarder op verzoek van [eiser] in een proces-verbaal vastgelegd wat op dat moment werd weergegeven op de website [naam website] . Dit proces-verbaal met de daarbij horende schermafdrukken is door [eiser] overgelegd als productie 1.

2.10.

Op 3 oktober 2018 heeft [naam 1] bij de politie aangifte gedaan van smaad en laster door [gedaagde] . In haar aangifte heeft [naam 1] onder meer verklaard dat [gedaagde] haar via Facebook en Linked-in heeft benaderd en dat [gedaagde] , nadat zij haar had geblokkeerd, vriendschapsverzoeken heeft gedaan aan mensen uit de omgeving van [naam 1] .

2.11.

Bij brief van 9 oktober 2018 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] gesommeerd om (onder meer) de uitingen waarin zij [eiser] beschuldigt van het gebruik van en de handel in verdovende middelen, het exploiteren van een escortservice en het zijn van een loverboy te verwijderen, om verdere smadelijke uitingen te staken en om zich te onthouden van het opnemen van contact met [eiser] , zijn dochter, zijn ex-echtgenote, zijn collega’s of zijn werkgever. In deze brief heeft de advocaat [gedaagde] tevens aansprakelijk gesteld voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade.

2.12.

In een e-mail van 12 oktober 2018 schrijft [gedaagde] onder meer het volgende aan de advocaat van [eiser] :

Nou ik vind het niet gebruikelijk - dat deze man al maanden smart en smaad bij mij heeft uitgevoerd en nu op terug gespeeld wordt. Er goedkoop vanaf wil komen wat hij zelf heeft veroorzaakt … hij weet dondersgoed wat er aan de hand is.

(...)

Er gaat niets van internet af ( wat overigens de waarheid is) tot hij mijn antwoorden heeft beantwoord - mijn matras heeft terugbetaald en mijn baan!

2.13.

Bij e-mail van 15 oktober 2018 heeft [gedaagde] het volgende geschreven aan het algemene e-mailadres van het kantoor van de advocaat van [eiser] :

Voor cliënt [eiser]

GROOTSTE POOIER DRUGSDEALER VROUWENHANDELAAR EN MEER

GAAT ZIJN BAAN VERLIEZEN – ahoiiiiiiiii (...)

(...)

Alle netten gaan meegenieten

Kijk maar uit anders sta ik op het schoolplein va [naam 2] en [naam 3]

En doe ik hun zogenaamd wat aan (scary)

2.14.

Naar aanleiding van voormelde e-mail van 15 oktober 2018 heeft [eiser] op 17 oktober 2018 namens zijn beide kinderen bij de politie aangifte gedaan van bedreiging door [gedaagde] .

2.15.

Op of omstreeks 29 oktober 2018 is [gedaagde] aangehouden door de politie en op 1 november 2018 is zij in voorlopige hechtenis genomen, waarna de voorlopige hechtenis bij bevel van diezelfde dag onder oplegging van voorwaarden is geschorst. Een van deze voorwaarden betreft dat [gedaagde] op geen enkele wijze contact legt, of laat leggen, met onder meer [eiser] en/of [naam 1] en dat zij zich niet zal bevinden in de woonplaats van [eiser] .

2.16.

Op 24 en 26 november 2018 heeft [eiser] nog e-mails ontvangen van [gedaagde] . In de e-mail van 26 november 2018 schrijft [gedaagde] het volgende:

Je laatste dagen zijn geteld

Manipulator

Vrouwenhandelaar

Drugsdealer

(...)

2.17.

Argeweb is de hosting provider van [gedaagde] en de website [naam website] wordt door haar gehost.

2.18.

Bij brief van 9 oktober 2018 heeft de advocaat van [eiser] Argeweb gesommeerd om binnen 48 uur het verlenen van de toegang tot het internet aan [naam website] te staken en gestaakt te houden. Bij deze brief heeft de advocaat berichten van [gedaagde] gevoegd die volgens hem onrechtmatig zijn. Argeweb heeft deze brief op 11 oktober 2018 doorgeleid aan [gedaagde] . Bij brief van 11 oktober 2018 heeft Argeweb onder meer het volgende aan [gedaagde] geschreven:

In beginsel is Argeweb een neutrale hoster van de website, waarbij zij zich niet bemoeit met de inhoud daarvan. Dit kan echter anders worden wanneer de uitingen op de gehoste website in strijd zijn met de algemene voorwaarden van Argeweb doordat zij in strijd zijn met de wet. Ik verwijs u hiervoor onder andere naar artikel 7.2 van deze algemene voorwaarden.

In dat kader verzoeken wij u dan ook om de uitlatingen die hiermee in strijd zijn te verwijderen en verwijderd te houden van de website.

2.19.

Bij brief van eveneens 11 oktober 2018 heeft Argeweb aan de advocaat van [eiser] meegedeeld dat zij aan de hand van de haar bekende feiten niet kan nagaan of de publicaties op [naam website] onmiskenbaar onrechtmatig zijn en dat zij daarom niet zelfstandig zal overgaan tot het blokkeren van de website. In deze brief schrijft Argeweb dat zij – zo nodig – wel tot blokkade zal overgaan indien uit een rechterlijk vonnis tegen de partij die de uitlatingen heeft gedaan blijkt dat die uitlatingen onrechtmatig zijn.

2.20.

In antwoord op een brief van de advocaat van [eiser] heeft KPN, het moederbedrijf van Argeweb, bij e-mail van 16 oktober 2018 namens Argeweb laten weten dat zij geen reden ziet op haar standpunt te wijzigen. Zij schrijft dat zij na een vonnis tegen de beheerder van de website of indien zij wordt gewezen op uitingen die wel onmiskenbaar onrechtmatig zijn, terstond zal overgaan tot blokkering van de website.

3Het geschil

3.1.

[eiser] vordert, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

Gedaagde sub 1 ( [gedaagde] ):

I te bevelen om binnen 24 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis alle uitingen zoals opgesomd in productie 1 alsmede eventuele andere door haar gedane uitingen via het internet of enig ander openbaar medium met een vergelijkbare strekking te verwijderen en verwijderd te houden, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro) per dag of gedeelte van de dag dat gedaagde niet volledig aan dit bevel voldoet;

II. met onmiddellijke ingang te verbieden zich met op enigerlei wijze via het internet of enig ander openbaar medium over eiser uit te laten, althans zich uit te laten op een vergelijkbare wijze zoals in het lichaam van de dagvaarding omschreven, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro) per dag of gedeelte van de dag dat gedaagde dit verbod overtreedt;

III. met onmiddellijke ingang te verbieden op enigerlei wijze, rechtstreeks of indirect, contact opnemen met de werkgever, enige relatie, collega, bekende van eiser of enige andere derde waarbij zij zich op vergelijkbare wijze als in het lichaam van deze dagvaarding omschreven uitlaat;

IV. met onmiddellijke ingang te verbieden op enigerlei wijze, rechtstreeks of indirect, contact opnemen met functionarissen van de werkgever van eiser, collega’s van eiser, de ex-vrouw en/of de kinderen van eiser en/of overige familieleden van eiser;

V. te bevelen om binnen 24 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis schriftelijk opgave te doen wie op vergelijkbare wijze als in het lichaam van deze dagvaarding om schreven is benaderd;

VI. met onmiddellijke ingang te verbieden om zich binnen een straal van 500 meter van de woning of verblijfplaats van eiser, zijn kinderen en zijn ex-echtgenote dan wel bedrijfspanden van de werkgever van eiser te begeven;

Gedaagde sub 2 (Argeweb)

VII. te bevelen om binnen 24 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis de website ‘ [naam website] ’ te verwijderen en verwijderd te houden, één en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro) per dag of gedeelte van de dag dat gedaagde sub 2 niet volledig aan dit bevel voldoet;

VIII. te bevelen om op eerste verzoek van eiser, indien mocht blijken dat een persoon via een (andere) website aanwezig op een server bij en/of van gedaagde sub 2, althans een server binnen de invloedssfeer van gedaagde sub 2, opnieuw de website die via het internet toegankelijk is via [naam website] , althans een met deze website vergelijkbare website met daarop vergelijkbare uitingen die eiser betreffen zoals in het lichaam van deze dagvaarding omschreven op het internet plaatst, de toegang tot het internet van de nieuwe website binnen 24 uur na het eerste verzoek hiertoe te staken en gestaakt te houden, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro) per dag of gedeelte van de dag dat gedaagde sub 2 niet volledig aan dit bevel voldoet;

Gedaagden sub 1 en 2 hoofdelijk:

IX. te veroordelen om binnen 2 x 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te voldoen een voorschot op de in een bodemprocedure te verwachten toe te wijzen schadevergoeding voor kosten rechtsbijstand bovenop het toe te kennen liquidatietariefter grootte van € 7.500,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro);

X. te veroordelen om binnen 2 x 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te voldoen een voorschot op de in een bodemprocedure te verwachten toe te wijzen immateriële schadevergoeding ter grootte van € 3.500,00 (zegge: drieduizend vijfhonderd euro);

XI. te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2.

Aan deze vorderingen legt [eiser] het volgende ten grondslag.

3.2.1.

[gedaagde] beticht [eiser] via verschillende offline en online-uitingen ervan tijdens zijn werk als kapitein van Boskalis aan boord illegale verdovende middelen te gebruiken, hierin te handelen, identiteitsroof te plegen, inbraken te plegen, een pooier te zijn, de politie te manipuleren, naaktfoto’s van [gedaagde] op het internet te zetten en vanaf zijn privéadres een escortservice te exploiteren, alsmede een loverboy te zijn. Voorts wordt [naam 1] , zijn ex-echtgenote en de moeder van zijn kinderen, onder meer uitgemaakt voor ‘ex hoer’ en een harteloze vrouw. Een en ander gebeurt onder meer via Facebook, Intstagram en de weblog op [naam website] .

Voornoemde publicaties over [eiser] zijn in strijd met de waarheid en in het geheel niet onderbouwd. Door de publicaties wordt [eiser] aangetast in zijn eer en goede naam. Het belemmert [eiser] in zijn werk. Dit klemt temeer, nu de berichten van [gedaagde] hoog in de zoekresultaten over [eiser] staan. Daarnaast zijn er nog vele uitingen die geen smaad of laster opleveren, maar wel kwalificeren als stalking. Voorts benadert [gedaagde] de ex-echtgenote, de kinderen, de werkgever en andere relaties van [eiser] met schadelijke berichten over [eiser] . [gedaagde] heeft verklaard om alleen bij betaling bereid te zijn haar handeklingen te staken, en dat kwalificeert als afpersing. Met al deze uitingen en dit handelen handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] en zij is gehouden de daardoor door hem geleden schade en de reële proceskosten te vergoeden.

Omdat [gedaagde] ook na sommatie haar onrechtmatig handelen heeft voortgezet, heeft [eiser] recht op en een spoedeisend belang bij oplegging van de door hem gevorderde geboden, bij betaling van een voorschot voor de door hem geleden schade en vergoeding van zijn reële proceskosten.

3.2.2.

Aangezien de informatie over [eiser] op [naam website] onmiskenbaar onrechtmatig is en Argweb heeft nagelaten om de website ontoegankelijk te maken, is zij naast [gedaagde] in gelijke mate aansprakelijk voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade. Daarnaast dient Argeweb te worden veroordeeld om de onrechtmatige publicaties alsnog ontoegankelijk te maken en om nieuwe onrechtmatige publiaties op eerste verzoek van [eiser] ontoegankelijk te maken.

3.3.

[gedaagde] en Argeweb voeren ieder voor zich verweer.

3.3.1.

[gedaagde] erkent dat haar uitingen op internet soms ver gaan.

Het is te wijten aan [eiser] en door hem ingeschakelde derden dat [gedaagde] haar baan bij Boskalis kwijt is en dat zij een e-mail heeft gekregen dat zij zich niet meer bij Boskalis mag vertonen. Dat wil zij aantonen bij Boskalis en samen met haar vader werkt zij aan een (concept)brief aan Boskalis. Tot die tijd gaat zij door met haar blog, dat zij strategisch heeft opgebouwd. Voorts is [gedaagde] in haar eigen woonkamer door wijkagenten voor gek verklaard, haar abortus is in twijfel getrokken en ook dat komt door [eiser] .

[gedaagde] is bereid om bepaalde passages over [eiser] te verwijderen (daar waar zij hem vergelijkt met Dolf de Kraai), maar [gedaagde] wil doorgaan met haar blog. Zeker nu zij ervoor gezeten heeft is zij niet bereid om de berichten over [eiser] zomaar te verwijderen. [gedaagde] erkent dat zij de kinderen van [eiser] en zijn ex-echtgenote niet had moeten benaderen.

3.3.2.

Argeweb stelt zich op het standpunt dat zij niet zonder meer kan worden gehouden tot het verwijderen van de website van [gedaagde] . Argeweb heeft geen kennis van of controle over de website van [gedaagde] . De berichten over [eiser] zijn veelal onsamenhangend en Argeweb kan niet vaststellen dat deze onmiskenbaar onrechtmatig zijn. Bovendien hebben lang niet alle uitingen betrekking op [eiser] . De website bevat ook zeer veel uitingen die zeker niet onrechtmatig zijn.

Argeweb kan alleen de gehele website offline halen. Dat zou in de gegeven omstandigheden disproportioneel zijn en in strijd met informatievrijheid als bedoeld in artikel 10 EVRM.

Indien [eiser] meent dat de uitlatingen onrechtmatig zijn, ligt het in de eerste plaats op zijn weg om te bewerken dat [gedaagde] die uitingen verwijdert. Pas indien dat niet mogelijk blijkt, zal Argeweb, conform haar beleid, de website blokkeren.

[eiser] had kunnen volstaan met het dagvaarden van enkel [gedaagde] .

Argeweb zit klem, aangezien [gedaagde] Argeweb juist uitdrukkelijk heeft verzocht de website niet offline te halen.

De vordering onder VIII om eventuele nieuwe uitingen of vergelijkbare websites ontoegankelijk te maken komt neer op preventieve censuur en deze vordering moet daarom worden afgewezen. Aangezien niet alle uitingen van [gedaagde] plaatsvinden via [naam website] , kan Argeweb niet aansprakelijk worden gehouden voor de volledige schade van [eiser] .

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

Bij de beoordeling moet onderscheid gemaakt worden tussen de vorderingen tegen [gedaagde] en die tegen Argeweb.

[gedaagde]

4.2.

[gedaagde] heeft niet weersproken dat zij [eiser] in online en in offline-uitingen in verband brengt met kort gezegd prostitutie, drugshandel en drugsgebruik tijdens werktijd en dat zij hem (direct of in indirect) beschuldigt van het zijn van een pooier, een loverboy en van identiteitsdiefstal. Dit wordt ook ondersteund door de overgelegde producties. De beschuldiging dat [eiser] naaktfoto’s van [gedaagde] zou hebben gepubliceerd, is evenwel niet met producties onderbouwd. Voorts heeft [gedaagde] erkend dat zij de kinderen van [eiser] , zijn ex-echtgenote en de werkgever heeft benaderd met (onder meer) uitingen met een vergelijkbare strekking. Voormelde beschuldigingen – hoewel weinig concreet – zijn ernstig en zijn zonder meer schadelijk voor de eer en goede naam van [eiser] . Dit klemt temeer, nu [gedaagde] in haar berichten ook de link legt met de werkgever van [eiser] en omdat de berichten van [gedaagde] over [eiser] hoog eindigen in de zoekresultaten wanneer op internet gezocht wordt op zijn naam.

4.3.

Met betrekking tot de publicaties op social media en [naam website] overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Het recht op vrije meningsuiting van [gedaagde] moet worden afgewogen tegen het belang van [eiser] op bescherming van zijn eer en goede naam. Gelet op de te verwachten zwaarwegende gevolgen van de beschuldigingen en insinuaties van [gedaagde] , mag van haar worden verwacht dat zij dergelijke zaken alleen publiekelijk uit indien die beschuldigingen en/of insinuaties voldoende steun vinden in de (op dat moment) bekende feiten.

4.4.

[gedaagde] heeft zich niet uitgelaten over de feitelijke grondslag van haar beschuldigingen. Haar verweer dat – zo begrijpt de voorzieningenrechter – erop neerkomt dat zij [eiser] verwijt dat zij haar baan kwijt is en dat zij zich door hem voor gek gezet voelt, rechtvaardigt niet de door haar herhaaldelijk geuite beschuldigingen en insinuaties. Ook indien de verwijten van [gedaagde] terecht zouden zijn – wat in deze procedure overigens niet aannemelijk is geworden – geeft dat haar niet het recht om zich op onrechtmatige wijze over [eiser] uit te laten.

4.5.

Gelet op de ernst van de beschuldigingen en insinuaties en nu [gedaagde] deze niet heeft voorzien van enige feitelijke onderbouwing, acht de voorzieningenrechter deze onrechtmatig. Dit betekent dat [gedaagde] de uitingen over [eiser] voor zover die zien op drugshandel, drugsgebruik, prostitutie, identiteitsdiefstal, het zijn van een pooier of een loverboy moet verwijderen en dat het verbod om opnieuw dergelijke smadelijke uitingen te doen voor toewijzing in aanmerking kan komen.

4.6.

Met betrekking tot de onder I. verwijdering overweegt de voorzieningenrechter dat [eiser] heeft gevorderd dat [gedaagde] alle openbare uitingen zoals opgesomd in productie 1 (zie (2.9) en uitingen met een vergelijkbare strekking verwijdert en verwijderd houdt. Niet is in geschil dat niet alle uitingen in productie 1 als onrechtmatig te bestempelen zijn. Een groot deel van die uitingen heeft geen betrekking op [eiser] of is niet onrechtmatig in de zin van 4.5, terwijl ook deze uitingen wel onder het bereik van de vordering vallen. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat deze vordering zo begrepen moet worden dat deze betrekking heeft op alle in de dagvaarding omschreven onrechtmatige uitingen. Desgevraagd heeft de advocaat van [eiser] verklaard dat hij het niet nodig vindt om deze vordering overeenkomstig het procesreglement te wijzigen, aangezien het mindere toewijsbaar is.

4.7.

De ongewijzigde vordering tot verwijdering komt niet voor toewijzing in aanmerking, aangezien deze te ruim is geformuleerd. In verband met de eisen van een goede procesorde kan de voorzieningenrechter die zeer ruime vordering niet terugbrengen tot dat wat [eiser] kennelijk heeft bedoeld. Het lag op de weg van [eiser] om zijn vordering (zo nodig na eiswijziging) zodanig te formuleren dat voor [gedaagde] duidelijk was waartegen zij zich zou moeten verweren. [eiser] heeft dit evenwel nagelaten. Het gevorderde gebod tot verwijdering zal daarom worden afgewezen.

4.8.

Met betrekking tot het onder II. gevorderde verbod op toekomstige onrechtmatige uitlatingen overweegt de voorzieningenrechter dat daarvoor in de gegeven omstandigheden voldoende aanleiding bestaat. [gedaagde] heeft immers ook na sommatie nog onrechtmatige uitingen gedaan en ook ter zitting heeft zij verklaard haar blog te willen vervolgen totdat zij bij Boskalis haar verhaal heeft gedaan. Gelet op de onrechtmatigheid van de uitingen en kans op herhaling, acht de voorzieningenrechter een verbod op onrechtmatige uitingen als bedoeld in 4.5., versterkt met een dwangsom, toewijsbaar. Dit verbod zal worden toegewezen voor de duur van zes maanden.

4.9.

Met betrekking tot het onder III. gevorderde verbod om tegenover derden onrechtmatige uitlatingen te doen over [eiser] overweegt de voorzieningenrechter dat

het in beginsel aan de betreffende derden is om – desgewenst – tegen deze uitingen op te komen. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat berichten aan derden, zoals die aan de werkgever van [eiser] , aangehaald in 2.8, hinderlijk kunnen zijn voor [eiser] , acht de voorzieningenrechter een dergelijk verbod – nog daargelaten de executeerbaarheid daarvan – niet toewijsbaar, zolang de betreffende derden zich niet over dat verbod hebben uitgelaten. [gedaagde] moet voorts ook de vrijheid hebben om haar verhaal te doen aan Boskalis, die immers ook haar voormalige werkgever is. Daar komt bij dat [eiser] ook geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit volgt dat hij ten gevolge van die uitingen van [gedaagde] aan derden zelfstandige schade heeft geleden.

4.10.

Met betrekking tot het onder IV. gevorderde contactverbod neemt de voorzieningenrechter tot uitgangspunt dat het tegen diens wil blijven benaderen van een ander jegens die ander een onrechtmatige daad kan opleveren tot beëindiging waarvan een voorziening in kort geding kan worden gevraagd indien voldoende aannemelijk is dat het onrechtmatig handelen zal voortduren. Ook hier geldt dat het in beginsel aan de belaagde partij is, om tegen het onrechtmatig handelen op te komen. [eiser] heeft voor zichzelf geen verbod gevorderd, zodat dat geen bespreking behoeft. Het verbod met betrekking tot de minderjarige kinderen van [eiser] is wel toewijsbaar. Vast staat dat [gedaagde] de kinderen van [eiser] heeft benaderd. Aannemelijk is dat zij daarbij als doel had om [eiser] te belagen. Deze intentie is onder meer af te leiden uit de e-mail van 15 oktober 2018 (zie 2.13). De kinderen van [eiser] – voor wiens belangen [eiser] kan opkomen – behoren van dergelijk gedrag verschoond te blijven. Het verbod zal daarom ten aanzien van de kinderen van [eiser] worden toegewezen voor de duur van zes maanden na betekening van dit vonnis. De verboden met betrekking tot overige derden zullen worden afgewezen.

4.11.

De onder V. gevorderde opgave is niet voorzien van enige onderbouwing en zonder nadere toelichting – die [eiser] niet heeft gegeven – valt niet in te zien welk belang hij bij die opgave heeft. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.

4.12.

Met betrekking tot het onder VI gevorderde straatverbod overweegt de voorzieningenrechter dat een straatverbod een inbreuk vormt op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.

4.13.

Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] [eiser] fysiek heeft belaagd. [eiser] heeft ook geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan moet worden aangenomen dat de gegronde vrees bestaat dat [gedaagde] inbreuk zal maken op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] door zich in zijn nabijheid of die van zijn huis op te houden. Deze vrees wordt nog eens verminderd door het aan [gedaagde] opgelegde strafvorderlijke bevel op grond waarvan het haar (tijdelijk) is verboden zich te bevinden in de woonplaats van [eiser] . Dit verbod zal daarom worden afgewezen. Ook ten aanzien van de derden moet de vordering worden afgewezen, alleen al gelet op dat wat hiervoor onder 4.9 en 4.10 met betrekking tot die derden is overwogen.

4.14.

Het onder X. gevorderde voorschot als vergoeding voor de door [eiser] geleden (immateriële) schade moet worden afgewezen. [eiser] heeft zijn schade echter niet onderbouwd. Desgevraagd heeft zijn advocaat ter zitting verklaard dat dit in een kort geding ook niet noodzakelijk is. Zonder een dergelijke onderbouwing komt – nog daargelaten de strenge eisen die gelden voor de toewijzing van een geldvordering in kort geding – deze vordering niet voor toewijzing in aanmerking.

4.15.

De onder IX. gevorderde (reële) proceskostenveroordeling moet eveneens worden afgewezen. Een dergelijke vergoeding komt slechts bij hoge uitzondering voor toewijzing in aanmerking. Het feit dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij dit handelen ook na sommatie heeft voortgezet waardoor een procedure noodzakelijk is geworden – iets dat in de rechtspraktijk vaker voorkomt – rechtvaartdigt geen hogere kostenvergoeding dan de gebruikelijke proceskostenveroordeling, die geacht wordt deze kosten te vergoeden.

4.16.

[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Mede gelet op de afwijzing van de geldvordering en omdat de kosten van [eiser] mede betrekking hebben op de zaak tegen Argeweb, zullen de kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:

- dagvaarding € 40,50 (exclusief BTW)

- griffierecht 291,00

- salaris advocaat 490,00

Totaal € 821,50

Argeweb:

4.17.

Op grond van artikel 6:196c lid 4 BW is een tussenpersoon als Argeweb niet aansprakelijk voor de door [gedaagde] opgeslagen informatie, indien Argeweb niet weet van de activiteit of informatie met een onrechtmatig karakter, dan wel zodra zij dat weet of redelijkerwijs behoort te weten, prompt de informatie verwijdert of de toegang daartoe onmogelijk maakt. Blijkens de memorie van toelichting op dit wetsartikel moeten de van haar gevraagde maatregelen in overeenstemming zijn met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, wat meebrengt dat er geen andere, minder verstrekkende maatregelen mogen openstaan om een einde te maken aan de als onwenselijk ervaren situatie. Dit betekent onder meer dat blokkade van informatie door Argeweb alleen dan aan de orde is indien die informatie onmiskenbaar onrechtmatig is.

4.18.

De discussie van partijen over de aansprakelijkheid van Argeweb spitst zich toe op de vraag of de uitingen van [gedaagde] op [naam website] onmiskenbaar onrechtmatig zijn en op de vraag of Argeweb in de gegeven omstandigheden gehouden was om de gehele website van [gedaagde] offline te halen.

4.19.

Hoewel de voorzieningenrechter hiervoor ten aanzien van [gedaagde] heeft geoordeeld dat haar beschuldigingen en insinuaties aan het adres van [eiser] onrechtmatig zijn, brengt dat niet zonder meer mee dat Argeweb de onrechtmatigheid van deze uitlatingen behoorde te kennen of deze na kennisgeving van [eiser] zonder meer moest aannemen. Argeweb kan nu eenmaal niet zelfstandig nagaan of de op het oog lasterlijke, en deels onsamenhangende uitlatingen van [gedaagde] al dan niet onrechtmatig zijn. Met Argeweb is de voorzieningenrechter van oordeel dat het op de weg lag van [eiser] om in de eerste plaats [gedaagde] aan te spreken tot het verwijderen van de onrechtmatige informatie. [eiser] heeft dit evenwel nagelaten en in plaats daarvan Argeweb en [gedaagde] gelijktijdig gesommeerd en hen gelijktijdig gedagvaard. In de gegeven omstandigheden heeft Argeweb aan haar verplichtingen jegens [eiser] voldaan door [gedaagde] aan te schrijven, toe te zeggen (zo nodig) onrechtmatig geoordeelde uitingen te verwijderen en om bij toekomstige verwijderverzoeken rekening te houden met de in dit vonnis als onrechtmatig bestempelde uitingen. De vorderingen tot het verwijderen van de website en die van eventuele toekomstige uitingen moeten reeds daarom worden afgewezen.

4.20.

Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat Argeweb niet onrechtmatig heeft gehandeld door de website van [gedaagde] niet terstond offline te halen. De van haar gevorderde schadevergoeding en de reële proceskostenveroordeling moeten reeds daarom, zonder nadere beoordeling daarvan, worden afgewezen.

4.21.

In de verhouding tussen [eiser] en Argeweb is [eiser] de in het ongelijk gestelde partij. Hij wordt veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Argeweb tot op heden begroot op:

- griffierecht 1.950,00

- salaris advocaat 980,00

Totaal € 2.930,00

5De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

verbiedt [gedaagde] zich gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis op enigerlei wijze via het internet of enig ander openbaar medium op onrechtmatige wijze uit te laten over [eiser] , waaronder begrepen het in verband brengen van [eiser] met prostitutie, drugshandel en drugsgebruik tijdens werktijd en/of hem (direct of indirect) beschuldigt van het zijn van een pooier, een loverboy of van identiteitsdiefstal, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per overtreding tot een maximum van € 5.000,00;

5.2.

verbiedt [gedaagde] zich gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis op enigerlei wijze contact op te nemen met de kinderen van [eiser] , zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 per overtreding tot een maximum van € 5.000,00;

5.3.

veroordeelt [gedaagde] in de zaak tussen haar en [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 821,50;

5.4.

wijst af de vorderingen tegen Argeweb;

5.5.

veroordeelt [eiser] in zaak tussen hem en Argeweb in de proceskosten, aan de zijde van Argeweb tot op heden begroot op € 2.930,00;

5.6.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.7.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2018.

3077/2009



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733