Rechtbank Amsterdam 23-01-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:352

Datum publicatie19-02-2019
ZaaknummerC/13/641109 / FA RK 17-8591
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenKinderen; Draagmoederschap; Duovader; Adoptie; Family/private life / nauwe pers. betrekking; Wetgeving herziening ouderschap
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Rechter oordeelt dat mannen laakbaar handelden door zich niet te laten informeren over traject van hoogtechnologisch draagmoederschap op Cyprus, waarbij zij gebruik maakten ve anonieme eiceldonor, terwijl dat in Nederland niet is toegestaan. Hierdoor is de kinderen het recht op toegang tot hun afstammingsgegevens ontnomen, wat kwalijke zaak is, aangezien kennis hiervan van groot belang is voor de (identiteits)ontwikkeling van een kind. Gelet op recht familylife kinderen wordt adoptie door duovader niettemin toegewezen.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

Team familie- en jeugdzaken

Locatie Amsterdam

zaaknummer / rekestnummer: C/13/641109 / FA RK 17-8591 (LH/ML)

Beschikking van 23 januari 2019 betreffende (stiefouder-) adoptie

in de zaak van:

[verzoeker sub 1] ,

en

[verzoeker sub 2] ,

nader te noemen verzoekers,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat mr. W.J. Eusman, kantoorhoudende te Amsterdam.

Als belanghebbende is aangemerkt:

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen de draagmoeder.

De Raad voor de Kinderbescherming te Haarlem, hierna te noemen de Raad, is in de onderhavige procedure gekend.

1Het verloop van de procedure

De beschikking van 9 mei 2018 wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.

Uit genoemde beschikking blijkt onder meer dat verzoeker [verzoeker sub 1] is belast met de uitoefening van het éénhoofdig ouderlijk gezag over [kind 1] , geboren te [plaats] op [geboortedatum] en [kind 2] , geboren te [plaats] op eveneens [geboortedatum] . Voorts is aan de Raad verzocht onderzoek te doen.

Op 16 augustus 2018 is een rapport van de Raad bij de rechtbank binnengekomen alsmede een op

30 oktober 2018 ingekomen reactie daarop van mr. Eusman.

2De feiten en de verzoeken

Verzoekers hebben een relatie met elkaar. Zij wonen meer dan drie jaren met elkaar samen. Zij hadden een kinderwens die in vervulling is gegaan. Zij hebben met [belanghebbende] voornoemd afspraken gemaakt die er kort gezegd erop neerkomen dat zij voor verzoekers een kind/kinderen zou dragen en dat zij, de moeder op grond van de wet, afstand zal doen van haar rechten en haar verplichtingen met betrekking tot het kind of kinderen die geboren zouden kunnen worden ten behoeve van de wensouders, verzoekers.

De draagmoeder, [belanghebbende] , is vervolgens door middel van in vitro fertilisatie die heeft plaatsgevonden op Cyprus, Griekenland, zwanger geworden. Op [geboortedatum] is uit haar na te noemen tweeling geboren. Zij zijn verwekt met semen van verzoeker [verzoeker sub 1] en eicel(len) afkomstig van een anonieme eiceldonor. Sinds de geboorte wonen de kinderen bij verzoekers en worden zij door verzoekers samen verzorgd en opgevoed.

Verzoekers en de draagmoeder hebben de Nederlandse nationaliteit.

3De verzoeken

3.1

Verzoekers hebben de rechtbank verzocht de stiefouderadoptie door verzoeker [verzoeker sub 2] uit te spreken van de minderjarigen: [kind 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] en [kind 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] . Voorts wordt verzocht te verstaan dat de familierechtelijke betrekking tussen genoemde minderjarigen en hun biologische vader, verzoeker [verzoeker sub 1] , in stand blijft en dat verzoekers, nadat de adoptie door verzoeker [verzoeker sub 2] in kracht van gewijsde is gegaan, gezamenlijk zullen zijn belast met het ouderlijk gezag.

3.2

Genoemde verzoeken zijn op de zitting van 18 april 2018 besproken met verzoekers, de advocaat van verzoekers, de draagmoeder en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming te Haarlem.

4De verdere beoordeling

4.1

Verzoekers hebben bij het realiseren van hun ouderschapswens gebruik gemaakt van eicellen afkomstig van een anonieme eiceldonor en een daaraan gekoppeld traject te Cyprus. Vast is komen te staan dat, naast dat de eiceldonor voor verzoekers anoniem is gebleven, ook voor de kinderen dit deel van hun ontstaansgeschiedenis nimmer meer te achterhalen valt.

4.2

De rechtbank heeft vanwege deze omstandigheid de Raad voor de Kinderbescherming gevraagd een onderzoek te doen naar de wijze waarop het door verzoekers ingegane traject is verlopen, hoe de omstandigheden zijn te Cyprus, onder welke omstandigheden anonieme eiceldonoren eicellen afstaan en de mate waarin verzoekers bereid en in staat zijn om recht te doen aan het belang van de minderjarigen om in de toekomst hun ontstaansgeschiedenis te vernemen.

4.3

De Raad is in zijn rapport van 13 augustus 2018 onder meer ingegaan op de door de rechtbank gestelde vragen. Verzoekers hebben zich vooraf verdiept in de (on)mogelijkheden om samen een kind op te kunnen voeden. Diverse mogelijkheden, zoals pleegzorg, zijn door verzoekers onderzocht en afgewogen. Adoptie van een buitenlands kind is vaak niet mogelijk voor twee mannen en de mogelijkheden die daarvoor wel bestaan zijn voor verzoekers onbetaalbaar. Mevrouw [belanghebbende] , een goede vriendin van verzoekers, bleek bereid als draagmoeder op te treden. Gelet op de leeftijd van mevrouw [belanghebbende] , destijds [leeftijd] , kon geen gebruik gemaakt worden van haar eicellen. Er zou daarom gebruik moeten worden gemaakt van donoreicellen. Omdat er in Nederland geen mogelijkheid was hebben verzoekers onderzoek gedaan naar de mogelijkheden in het buitenland. Uiteindelijk hebben verzoekers gekozen voor een IVF kliniek te Noord Cyprus. Volgens verzoekers was er geen sprake van commercieel draagmoederschap. Mevrouw [belanghebbende] heeft alleen een onkostenvergoeding ontvangen. Er is geen schriftelijke overeenkomst met de draagmoeder afgesloten.

Tegenover de Raad hebben verzoekers verder aangegeven dat zij er nooit bij stil hebben gestaan dat het een probleem kon worden dat zij bij een IVF kliniek gebruik zouden maken van een anonieme donor of dat zij iets deden dat niet was toegestaan. Het is geen bewuste keuze geweest en indien de donor niet anoniem was dan hadden zij dat geen enkel bezwaar gevonden, sterker nog zij hadden graag geweten wie de donor is.

4.4

De Raad beantwoordt de vragen van de rechtbank als volgt.

4.4.1

De wijze waarop het traject is verlopen.

De betrokkenen zijn het traject van draagmoederschap gezamenlijk op welbewuste en vrijwillige basis ingegaan. Zij hebben de informatie over hun (on)mogelijkheden van het internet gehaald. Ze hebben zich niet (tijdig) laten informeren door deskundigen (advocaat, Raad), ze hebben onderlinge afspraken

niet vastgelegd in een (notariële) overeenkomst, ze hebben ook hun omgeving niet geïnformeerd over hun plannen en draagmoeder heeft afgezien van deskundige begeleiding. In al deze situaties had er iemand kunnen zijn die hen had kunnen wijzen op de regelgeving omtrent eiceldonatie.

Dit heeft tot gevolg gehad dat zij hebben gekozen voor een traject van hoogtechnologisch draagmoederschap op Cyprus, waarbij zij gebruik hebben gemaakt van een anonieme eiceldonor, terwijl dat in Nederland niet is toegestaan.

Hierdoor is het voor de kinderen onmogelijk geworden om hun herkomst te achterhalen en is hen het recht op toegang tot hun afstammingsgegevens ontnomen. Het voorgaande is, vanuit het belang van de kinderen bekeken, een kwalijke zaak, aangezien duidelijkheid over de afstamming van groot belang is

voor de (identiteits) ontwikkeling van een kind.

4.4.2

De omstandigheden in de kliniek in Cyprus en de omstandigheden waaronder eicellen worden afgestaan.

Met het groeiende aantal mensen dat gebruik maakt van eiceldonoren, wordt er ook meer bekend over de risico’s die hier mee samen hangen. Dit betreffen psychologische en fysieke risico‘s. Een klein percentage van de vrouwen krijgt tijdens de behandeling met hormonen last van onder meer pijn, stemmingswisselingen of gewichtsverlies of-toename. Tijdens de punctie kunnen infecties en bloedverlies optreden, die nadelig zijn voor de vruchtbaarheid. Vanwege dit risico bestaat er bij de behandelaars een voorkeur voor donoren die zelf al een volledig gezin hebben. (Bron: internetsite Frija)

De Raad heeft geen goed en objectief beeld gekregen van de omstandigheden van het afstaan van eicellen door anonieme donoren op Cyprus. Afgaande op de ervaringen en verhalen van wensvaders en draagmoeder, die zeggen zelf respectvol en professioneel behandeld te zijn in de kliniek, lijkt er geen sprake te zijn enige vorm van dwang of uitbuiting van de donoren. De indruk bestaat dat dit op vrijwillige basis gebeurt en dat de vrouwen hiervoor een (redelijke?) vergoeding krijgen. Uit de brochure van de kliniek kan tevens worden opgemaakt dat de donoren uitgebreid worden onderzocht op medisch en psychologisch gebied. Wat dit psychologische onderzoek precies inhoudt of de vrouwen nazorg krijgen of in hoeverre zij ondersteuning krijgen indien zij blijvende klachten houden na de behandeling, is bij de Raad onbekend. Wel is duidelijk dat het hier om jonge vrouwen (studentes) gaat in de leeftijd tot 25 jaar, waarvan kan worden verondersteld dat de meesten nog geen volledig gezin zullen hebben.

4.4.3

De mate waarin verzoekers bereid en in staat zijn om recht te doen aan het belang van de minderjarigen om in de toekomst hun ontstaansgeschiedenis te vernemen.

Wensvaders geven aan het van groot belang te vinden dat de kinderen opgroeien met het ware verhaal rondom hun afstamming. Ze zijn inmiddels bezig met het maken van een boekje waarin verhalen en foto’s betreffende de zwangerschap zijn opgenomen. Ze krijgen hierbij hulp van een pedagoog.

De heren willen open en eerlijk zijn over de afstammings- en ontstaansgeschiedenis van hun dochters en ook draagmoeder vindt het belangrijk dat zij volledig worden geïnformeerd. Ze zullen openstaan voor de vragen die de kinderen hebben en hen stimuleren om vragen te stellen. Zij willen hierbij kijken

naar de behoeftes van de meisjes en de informatie verlenen op een passende en leeftijdsadequate wijze. Indien nodig zullen ze hier deskundige begeleiding bij zoeken. Dhr. [verzoeker sub 1] en dhr. [verzoeker sub 2] zijn voornemens alles te vertellen wat zij weten. Zo zijn er een aantal kenmerken van de anonieme eiceldonor bekend en weten zij dat ze geboren is in Azerbeidzjan. Zodra [kind 1] en [kind 2] daar aan toe zijn zullen ze een rootreis gaan maken en zullen ze haar geboorteland en de kliniek op Cyprus bezoeken.

4.5

De Raad adviseert de rechtbank om het verzoek tot adoptie in te willigen, omdat alles afgewogen, een ongestoorde voortzetting van de huidige verzorging en opvoedingssituatie bij verzoekers in het belang is van [kind 1] en [kind 2] .

5. Overwegingen

5.1

De vraag moet worden beantwoord of de gevraagde adoptie, met name nu sprake is van een hoogtechnologisch draagmoederschap met gebruikmaking van gedoneerde eicellen van een anonieme donor, kan worden toegewezen.

5.2

In de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (WDKB) is wettelijk vastgelegd dat een kind recht heeft op informatie over zijn afstamming. Dit recht weegt zwaarder dan het recht op privacy van de donor. Deze wetgeving berust op nationale en internationale jurisprudentie, waar bij deze afweging telkens ten voordele van het recht van kind werd beslist. Ook in artikel 7 van het IVRK (het Kinderrechtenverdrag) is het recht dat een kind heeft om te weten van wie het afstamt, opgenomen. Kinderen die in Nederland wonen komt deze bescherming toe. Door te handelen zoals verzoekers hebben gedaan is aan beide kinderen de mogelijkheid ontnomen om als zij de leeftijd daarvoor hebben en de behoefte daartoe bestaat, duidelijkheid te verkrijgen omtrent de identiteit van hun genetische moeder. Ook de genoemde Staatscommissie heeft - in het rapport in aanbeveling 52 - geadviseerd dat een eventuele draagmoederschapsregeling in Nederland moet waarborgen dat de ontstaansgeschiedenis voor het kind op termijn te achterhalen is. Het belang hiervan is de Staatcommissie gebleken uit gesprekken met ervaringsdeskundigen, belangengroepen en wetenschappers. Ook de Raad wijst op een dergelijk belang van de minderjarigen.

5.3

Dat verzoekers het traject zijn aangegaan zonder vooraf informatie in te winnen bij de Raad voor de Kinderbescherming of bij een gespecialiseerde advocaat, kan hen worden verweten. Zij zijn afgegaan op gegevens op het Internet. Zij hebben op deze manier niet gehandeld in het belang van de kinderen. Dat verzoekers zich niet bewust waren van het feit dat zij iets deden dat in Nederland niet is toegestaan, komt de rechtbank niet overtuigend voor, nu zij nu juist om die reden zijn uitgeweken naar het buitenland. Bij een meer en grondiger onderzoek had aan verzoekers duidelijk kunnen worden dat er landen zijn die wel gebruik maken van niet anonieme eicel-donoren.

5.4

Waar verzoekers menen dat er sprake is van ongeoorloofd onderscheid tussen een homorelatie en een heterorelatie kunnen zij hierin niet worden gevolgd, omdat dat ook in geval van een heterorelatie het belang van het kind om te weten van wie het afstamt voorop staat, terwijl ook in die relatie het gebruik maken van anonieme donoren in strijd is met eerdergenoemde WDKB en het Kinderrechtenverdrag.

5.5

Tegenover dit alles staat dat artikel 8 EVRM aan [kind 1] en [kind 2] het recht geeft op een gezinsleven met verzoekers, waar zij sinds hun geboorte en dus al geruime tijd, mee in gezinsverband leven. De kinderen zijn bijzonder gewenst en de rechtbank is er op grond van hetgeen de Raad hierover heeft gerapporteerd van overtuigd dat verzoekers de kinderen op adequate wijze kunnen en zullen voorlichten over hun afkomst. De gevraagde adoptie wordt in het belang van de minderjarigen geacht.

5.6

Verzorgingstermijn

Volgens het bepaalde in artikel 1:228, eerste lid onder f, BW dienen verzoekers de minderjarigen gedurende ten minste een jaar te hebben verzorgd en opgevoed tot het moment van de indiening van het op 22 december 2017 ingekomen onderhavige verzoek. Nu evenwel al is komen vast te staan dat de kinderen vanaf hun geboorte gezamenlijk worden verzorgd en opgevoed door verzoekers en inmiddels al een jaar is verstreken, ziet de rechtbank hierin evenmin beletsel om het verzoek tot adoptie toe te wijzen.

5.7

De rechtbank concludeert daarom dat, nu op grond van de ingebrachte stukken, het verhandelde op de zitting van 18 april 2018 alsmede het rapport van de Raad, de verzochte (stiefouder-) adoptie in het kennelijk belang van voornoemde minderjarigen zijn alsmede dat op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat de kinderen niets meer van de draagmoeder, in de hoedanigheid van ouder, te verwachten heeft, de adoptie door verzoeker [verzoeker sub 2] van [kind 1] en [kind 2] zal worden toegewezen.

5.8

Het verzoek te verstaan dat verzoekers vanaf het moment dat de adoptie in kracht van gewijsde is gegaan gezamenlijk belast zullen zijn met het gezag, hetgeen volgt uit het bepaalde van artikel 1:228, eerste lid onder g, BW, is voor toewijzing vatbaar.

5.9

Op grond van het bepaalde in artikel 1: 229, derde lid, BW blijft de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde en zijn ouder en diens bloedverwanten bestaan, indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van die ouder het kind adopteert, hetgeen in casu het geval is.

Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

6De beslissing
De rechtbank:

- spreekt uit de adoptie door verzoeker [verzoeker sub 2] van de minderjarigen:

[kind 1],

en

[kind 2],
beiden geboren te [plaats] op [geboortedatum] , als kinderen van verzoeker [verzoeker sub 1] ;

- verstaat dat verzoekers vanaf het moment dat genoemde adoptie in kracht van gewijsde is gegaan gezamenlijk het ouderlijk gezag met betrekking tot voornoemde minderjarigen zullen uitoefenen;

- verstaat dat de familierechtelijke betrekking tussen genoemde minderjarigen en hun biologische vader - verzoeker [verzoeker sub 1] - in stand blijft.

Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van M. Langereis, griffier, op 23 januari 2019. 1

1

Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).
Het beroep moet worden ingesteld:
- door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733