Rechtbank Oost-Brabant 14-02-2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:912

Datum publicatie19-02-2019
ZaaknummerC/01/341539/FA RK 18-6109
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Hoofdverblijfplaats; Zorgregeling / omgang / informatie; Bijz. curator bij belangenstrijd (art. 1:250 BW);
Familieprocesrecht; Kindvriendelijke/begrijpelijke/klare taal; Eigen rechtsingang minderjarige
WetsverwijzingenBurgerlijk Wetboek Boek 1 253a; Burgerlijk Wetboek Boek 1 250

Inhoudsindicatie

Meisje G wendt zich tot rechter. Deze denkt dat G veel last heeft vd slechte relatie tussen haar ouders en het feit dat haar ouders negatief over elkaar praten en dat de oplossing die G heeft bedacht, namelijk bij haar vader gaan wonen en voorlopig geen contact meer hebben met haar moeder, geen goede oplossing is. G maakt dan namelijk een keuze tussen haar ouders en dat is niet goed voor haar. De rechter vindt het daarom een beter idee dat G voortaan de ene week bij haar moeder woont, en de andere week bij haar vader.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht

Zaaknummer : C/01/341539 / FA RK 18-6109

Uitspraak : 14 februari 2019

Beschikking op het verzoek van

[minderjarige] ,

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

verder te noemen: [G] .

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

wonende in [woonplaats] ,

verder te noemen: de moeder,

[vader]

wonende in [woonplaats] ,

verder te noemen: de vader,

de STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, statutair gevestigd in Eindhoven, vestiging Helmond, hierna te noemen de GI (Gecertificeerde Instelling).

De procedure

De [naam organisatie] heeft namens [G] een brief geschreven aan de kinderrechter. Die brief is bij de rechtbank op 17 december 2018 binnengekomen.

De kinderrechter heeft op 10 januari 2019 met [G] gesproken. Op haar verzoek was tijdens dit gesprek ook iemand van de [naam organisatie] aanwezig. [G] heeft tijdens dit gesprek nog een brief aan de kinderrechter gegeven.

Op 28 januari 2019 heeft de kinderrechter met de ouders van [G] , meneer [naam] (de gezinsvoogdijwerker) en meneer [naam] van de raad voor de kinderbescherming over de brief gesproken. De moeder had haar advocaat, mevrouw mr. M. Lenaers, meegenomen. Mr. Lenaers heeft ook nog een brief met bijlagen aan de rechtbank gestuurd.

De feiten

[G] woont sinds de verbreking van de relatie van de ouders met haar halfbroer [D] bij de moeder. De ouders van [G] hebben samen het gezag over [G] .

In een uitspraak van de rechtbank van 20 juni 2014 is bepaald dat [G] een weekend en een woensdagmiddag per veertien dagen naar haar vader gaat.

In een ouderschapsplan hebben de ouders ook nog afspraken gemaakt over de vakanties en de feestdagen. Dat ouderschapsplan is opgenomen in een uitspraak van de rechtbank van 18 mei 2016.

[G] staat sinds [datum] onder toezicht. De ondertoezichtstelling duurt nog tot [datum] .

Het verzoek van [G]

wil dat de kinderrechter bepaalt dat zij bij haar vader mag wonen, of dat iemand van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel wordt benoemd als bijzondere curator.

De beoordeling van het verzoek van [G]

heeft in het gesprek op 10 januari 2019 verteld dat zij liever bij haar vader wil wonen, omdat het niet goed gaat bij haar moeder thuis. Haar moeder zorgt niet goed voor haar. Zij is weinig thuis en zorgt niet altijd voor gezond eten. [G] heeft zelfs een keer een mes op haar polsen gezet omdat ze het niet meer zag zitten. Zij heeft wel een therapeut met wie zij goed kan praten, maar de gezinsvoogdijwerker luister niet naar haar.

In het gesprek is ook gesproken over de mogelijke benoeming van een bijzondere curator. [G] zou het wel fijn vinden als zij met een bijzondere curator zou kunnen praten.

De ouders van [G] , de gezinsvoogdijwerker en iemand van de raad voor de kinderbescherming hebben op 28 januari 2019 met de kinderrechter gepraat.

De gezinsvoogdijwerker heeft verteld dat [G] er veel last van heeft dat het contact tussen haar ouders niet goed is. Om ervoor te kunnen zorgen dat [G] zich beter gaat voelen, is het nodig dat de ouders niet langer negatief over elkaar praten waar [G] bij is. Ook moeten zij leren om samen beslissingen over [G] te nemen, zonder gedoe en zonder dat [G] daar last van heeft.

De ouders hebben allebei verteld dat zij begrijpen hoe vervelend het is voor [G] dat zij niet samen door één deur kunnen. Zij hebben beloofd dat zij, met hulp van de gezinsvoogdijwerker, nog harder hun best zullen gaan doen om beter met elkaar te leren praten. Ook zullen zij proberen om niet meer op een negatieve manier over elkaar te praten waar [G] bij is. De moeder denkt dat het fijn zou zijn voor [G] om bij allebei haar ouders evenveel te zijn. De vader vindt dat ook een goed idee.

De kinderrechter heeft er na de gesprekken met [G] en haar ouders over nagedacht of [G] bij haar vader moet gaan wonen en of er een bijzondere curator moet komen.

Hieronder legt de kinderrechter uit wat de beslissing is en waarom die beslissing is genomen.

De kinderrechter denkt dat [G] het gevoel heeft gekregen dat zij mag of moet kiezen tussen haar ouders. Dat is niet zo. [G] mag wel vertellen wat zij graag wil, maar de kinderrechter zal een beslissing nemen over het verzoek van [G] . Daarbij kijkt de kinderrechter ook naar wat op de langere termijn het beste is voor haar.

De kinderrechter denkt dat [G] veel last heeft van de slechte relatie tussen haar ouders en het feit dat haar ouders negatief over elkaar praten. De ouders moeten daarmee ophouden. [G] wil nu bij haar vader wonen, omdat zij zich soms niet fijn voelt bij haar moeder thuis en omdat haar moeder niet zo goed voor haar zou zorgen. De kinderrechter denkt dat de oplossing die [G] heeft bedacht, namelijk bij haar vader gaan wonen en voorlopig geen contact meer hebben met haar moeder, geen goede oplossing is. [G] maakt dan namelijk een keuze tussen haar ouders en dat is niet goed voor haar. Kinderen moeten nu eenmaal niet hoeven te kiezen tussen hun ouders. Zij moeten een prettig contact kunnen hebben met allebei hun ouders zonder de stress te voelen die een keuze voor hen meebrengt. De kinderrechter vindt het daarom een beter idee dat [G] voortaan de ene week bij haar moeder woont, en de andere week bij haar vader. Zo is zij bij allebei haar ouders evenveel en hoeft daar geen onzekerheid meer over te zijn. Haar ouders hebben tijdens het gesprek met de rechter zelf ook aangegeven dat dit een goede oplossing is.

Omdat er al een gezinsvoogdijwerker is en [G] ook terecht kan bij haar therapeut, vindt de kinderrechter het op dit moment niet nodig om een bijzondere curator te benoemen.

De kinderrechter zal dus bepalen dat [G] voortaan een week bij haar moeder en een week bij haar vader zal zijn. Wat de rechter daarover eerder heeft besloten wordt dus veranderd. De afspraken die de ouders in het ouderschapsplan hebben gemaakt over de vakanties en feestdagen blijven hetzelfde.

De beslissing van de kinderrechter gaat meteen in, ook als iemand het er niet mee eens is en in hoger beroep gaat.

De kinderrechter hoopt dat het de ouders zal lukken om beter met elkaar om te gaan en niet meer met [G] te praten over elkaar of over zaken voor volwassenen. De kinderrechter gunt het [G] dat zij met allebei haar ouders fijn contact kan en mag hebben.

Beslissing

De kinderrechter:

wijzigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 juni 2014 voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en bepaalt dat [G] met ingang van [datum] de ene week van maandag tot en met zondag bij haar moeder en de andere week van maandag tot en met zondag bij haar vader is. De regeling betreffende de vakanties en feestdagen blijft ongewijzigd;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst wat meer of anders is verzocht af.

Deze beschikking is gegevens door mr. M. Lammers, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2019 in aanwezigheid van de griffier.

Conc: db



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733