Gerechtshof Den Haag 23-01-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:317

Datum publicatie18-02-2019
Zaaknummer200.198.843/01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Gravenhage
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenMeerderjarigenbescherming; Curatele; Bewind; Financieel misbruik personen
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Betrokkene heeft een ernstig ongeluk gehad (zij zat toen in 4 HAVO). Sprake van beperkte neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel. Door haar zwakke persoonlijkheidsstructuur is zij erg beïnvloedbaar. Hof spreekt onderbewindstelling uit. Vermoeden dat ouders van betrokkene een bedrag van € 80.000, dat was uitgekeerd als voorschot op de letselschadeuitkering, voor persoonlijk gebruik hebben aangewend, en zorgverzekeraar doet onderzoek naar fraude door de ouders bij aanvraag van PGB tbv betrokkene.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak : 23 januari 2019

Zaaknummer : 200.198.843/01

Zaaknummer rechtbank : 4872520 EJ VERZ 16-83064

[appellante] ,

geboren [in] 1994 te [geboorteplaats] ,

wonende op een geheim adres,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: betrokkene,

advocaat mr. R.E.F. Bergwerf Bok te Arnhem,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de vader, en

[geïntimeerde] ,

hierna te noemen: de moeder,

beiden wonende te [woonplaats] ,

verweerders in hoger beroep,

hierna te noemen: de ouders.

Als belanghebbende zijn aangemerkt:

1. [de broer] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de broer van betrokkene,

2. [vennootschap voor bewindvoering en curatele] ,

gevestigd te Delft,

vertegenwoordigd door de vennoten [de bewindvoerder 1] en [de bewindvoerder 2] ,

hierna te noemen: [vennootschap voor bewindvoering en curatele] .

1. Het verdere procesverloop in hoger beroep

1.1

Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikkingen van 30 augustus 2017, 8 november 2017 en 7 november 2018, waarvan de inhoud telkens als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.

1.2

Bij beschikking van 30 augustus 2017 heeft dit hof, alvorens verder te beslissen en kort samengevat weergegeven, [deskundige 1] en [deskundige 2] , hierna te noemen: de deskundigen, benoemd tot deskundigen ter beantwoording van de in die beschikking onder rechtsoverweging 11vermelde vragen. Voorts is bepaald dat betrokkene een voorschot van € 4.000,- dient te deponeren.

1.3

Bij de daarop volgende beschikking van 8 november 2017 is, alvorens verder te beslissen:

- bepaald dat het voorschot van € 4.000,- voorlopig ten laste van ’s Rijks kas wordt gebracht;

- bepaald dat de deskundigen na ontvangst van deze beschikking het onderzoek kunnen aanvangen;

- iedere beslissing, daaronder begrepen de definitieve beslissing over de kosten van het deskundigenonderzoek, aangehouden.

1.4

Op 15 november 2017 heeft betrokkene het voorschot van € 4.000,- gedeponeerd.

1.5

Op 1 maart 2018 is bij het hof het rapport van de deskundige [deskundige 1] ingekomen (hierna: de deskundige). In goed overleg met deze deskundige en (de griffie van) het hof heeft de andere benoemde deskundige zijn benoeming niet aanvaard.

1.6

Daarna zijn bij het hof ingekomen:

van de zijde van betrokkene:

- op 31 juli 2018 een brief van 27 juli 2018;

van de zijde van [vennootschap voor bewindvoering en curatele] :

- op 10 juli 2018 een brief van 6 juli 2018.

1.7

Bij beschikking van 7 november 2018 heeft het hof de kosten van de deskundige vastgesteld op € 3.828,90 en is de deskundige verzocht het resterende bedrag van € 171,10 te deponeren op een rekening van het hof. Hiertoe ontvangt de deskundige separaat een factuur van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) met betaalinstructies.

1.8

De mondelinge behandeling is op 23 november 2018 voortgezet. Ter zitting waren aanwezig:

- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;

- [de bewindvoerder 1] en [de bewindvoerder 2] namens [vennootschap voor bewindvoering en curatele] .

De ouders van betrokkene en haar broer zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2. VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

2.1

Aan de orde is de ondercuratelestelling van betrokkene.

2.2

Bij beschikking van 30 augustus 2017 van dit hof is, onder meer, het volgende overwogen:

“Betrokkene heeft [in] 2011 een ernstig ongeluk gehad. Op dat moment zat zij in 4 HAVO. Zij heeft toen een maand in het ziekenhuis gelegen. Vervolgens is zij overgeplaatst naar een revalidatiecentrum in [plaats] . Pas [in] 2012 is zij weer bij bewustzijn gekomen. Nadien is zij nog twee maal overgeplaatst naar andere revalidatiecentra. Uiteindelijk is betrokkene medio mei 2012 weer thuis gekomen.

7. Betrokkene is – onder meer - gediagnosticeerd, zo blijkt uit de rapportage van [Praktijk klinische/neuropsychologie] van [datum] 2014, met stoornissen in de neurologische functies, onder meer een vertraging van het tempo van informatieverwerking, een lichte deterioratie van de cognitieve vermogens, een stoornis van de aandacht en concentratie (vooral van verdeelde en volgehouden aandacht), een stoornis van de geheugenfunctie, problemen met motorische componenten van de taalfunctie en een stoornis van de visuospatiële en visuoconstructieve functies, alsmede functieproblemen van de fijne motoriek (rechterhand) en daarnaast heeft zij onvoldoende overzicht over complexere en samengestelde taken en situaties, en zijn er problemen met de planning, organisatie en de controle van het gedrag.

8. Het is betrokkene na het ongeluk niet meer gelukt om haar HAVO opleiding af te ronden. Gezien haar problematiek, de teleurstellingen die zij heeft moeten verwerken, is bij betrokkene ook sprake geweest van een depressief beeld. Voor alle betrokkenen is de afgelopen periode erg zwaar geweest.

9. Betrokkene geeft aan dat zij zich vanaf 2015 verder is gaan ontplooien. Begin 2016 is betrokkene in contact gekomen met een 62-jarige man, die in [land] woont. Sindsdien is betrokkene in de veronderstelling dat haar ouders zich de letselschade uitkeringen die zij ontvangt en zal ontvangen, willen toe-eigenen. In overleg met deze man is betrokkene vervolgens gevlucht en ingetrokken bij een andere oudere man in [plaats] , die zij daarvoor niet kende. Uiteindelijk heeft deze man contact opgenomen met de ouders van betrokkene. Hij heeft, zo heeft de moeder onweersproken verklaard, aan de ouders te kennen gegeven dat de 62-jarige man uit is op de letselschade uitkeringen van betrokkene, en heeft gezegd dat de ouders betrokkene weer konden ophalen als zij geld aan hem betaalden. Met inmenging van de politie is voorkomen dat er geld is betaald, en is betrokkene weer thuis gekomen. Gedurende korte tijd is de inwoning van betrokkene bij de ouders goed verlopen, zij heeft toen ook (vrijwilligers)werkzaamheden verricht bij [supermarkt] , maar de afgelopen periode zijn de spanningen tussen betrokkene, de moeder en de broer van betrokkene erg opgelopen. Met behulp van de curatoren, is betrokkene nu naarstig op zoek naar een eigen woning. Betrokkene blijft zich op het standpunt stellen dat haar ouders zich de letselschade uitkeringen willen toe-eigenen.

10. Het hof acht zich op basis van voormelde informatie onvoldoende voorgelicht om een antwoord te kunnen geven op de vraag of wordt voldaan aan de gronden voor ondercuratelestelling. De onderliggende rapporten geven weliswaar aan dat bij betrokkene sprake is van lichamelijke en neurologische problematiek en gebleken is dat betrokkene beïnvloedbaar is, zo staat zij duidelijk onder invloed van de 62-jarige man in [land] , maar het hof kan op basis van het voorgaande niet vaststellen of betrokkene tijdelijk of duurzaam haar belangen niet kan waarnemen of haar veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, en of de maatregelen mentorschap en/of onderbewindstelling niet voldoende haar belangen kunnen waarborgen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de overgelegde rapporten gedateerd zijn, zo is niet meegenomen dat betrokkene werkzaamheden heeft kunnen verrichten, en dat [de bewindvoerder 1] , de curator, ter zitting het hof laten weten dat zij de maatregel van ondercuratelestelling te zwaar vindt.”

2.3

Het hof heeft dan ook aanleiding gezien om twee deskundigen, [deskundige 1] en [deskundige 2] , beiden psychiater en werkzaam bij GGZ Delfland, te benoemen. De deskundigen is verzocht om te onderzoeken en te rapporteren over de navolgende vragen.

2.4

De deskundige heeft de vragen als volgt beantwoord.

1. Lijdt betrokkene aan een geestelijke stoornis of aandoening? Zo ja, welke?

Ja, er is sprake van een beperkte neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel: zonder gedragsstoornissen.

2. Is bij betrokkene – al dan niet als gevolg van voormelde stoornis - sprake van een zodanige lichamelijke of geestelijke toestand waardoor zij tijdelijk of duurzaam niet in staat is om haar belangen behoorlijk waar te nemen of waardoor zij haar veiligheid of die van anderen in gevaar brengt?

Nee. Zij is ondanks deze stoornis wel in staat haar eigen belangen te behartigen zonder de veiligheid van haar zelf of van anderen in gevaar te brengen. Eerder was betrokkene afhankelijk van zorg en huisvestiging van haar ouders en liet zij zich hierdoor gemakkelijker beïnvloeden door haar ouders. Hierdoor konden haar ouders misbruik maken van haar financiële situatie. Inmiddels woont betrokkene zelfstandig (zonder hulp van derden) en is zij niet meer afhankelijk van zorg. De stoornis beïnvloedt niet haar vermogens om haar eigen belangen waar te nemen. Wel is zij nog beïnvloedbaar door haar ouders en verdere familie. Deze beïnvloeding komt echter niet voort uit haar stoornis, maar eerder uit haar opvoeding, leeftijd, cultuur en beperkte sociale netwerk. Haar sociale netwerk bestaat voornamelijk uit haar ouders en verdere familie. Betrokkene zou gebaat zijn bij het opbouwen van een gezondere sociale netwerk buiten haar ouders en familie om. Zij zou zich nog meer assertiever moeten gaan opstellen ten opzichte van haar familie.

3. Zo ja, in welke mate?

Niet van toepassing.

4. Kan een voldoende behartiging van die belangen met een meer passende en minder verstrekkende voorziening (beschermingsmaatregel) dan curatele worden bewerkstelligd, zoals mentorschap en/of onderbewindstelling?

Ja, een minder verstrekkende maatregel – zoals bewindvoering (met een beperkte duur) of mentorschap – is meer passend. Er dient een onafhankelijk persoon te worden aangesteld. Het is mogelijk dat betrokkene op dit moment nog onder invloed staat van haar ouders en/of verdere familie, maar zij is weerbaarder geworden en niet meer afhankelijk van haar familie voor huisvesting en zorg. Ook heeft zij duidelijke toekomstplannen waarbij zij meer haar eigen leven zal oppakken en wenst meer assertief te worden tegenover haar familie. Zoals het volgen van onderwijs, het behalen van haar rijbewijs en omgang met anderen buiten haar familie om.

5. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar die wel van belang zijn in de onderhavige zaak?

[vennootschap voor bewindvoering en curatele] maakt zich zorgen dat de familie van betrokkene bij een beëindiging van de curatele betrokkene weer zal proberen te beïnvloeden en haar geld afhandig zullen proberen te maken. [vennootschap voor bewindvoering en curatele] is van mening dat bij een minder ingrijpende maatregel, zoals onderbewindstelling of mentorschap, betrokkene onvoldoende beschermd zal zijn tegen deze invloeden.

2.5

Betrokkene heeft naar aanleiding van het deskundigenbericht haar huidige standpunt weergegeven. Zij acht zichzelf in staat om haar leven gestalte te geven zonder enige beschermingsmaatregel. De verstandhouding tussen betrokkene en haar ouders is geheel verbroken. Betrokkene gaat ervan uit dat de curator het voorschot dat betrokkene van de verzekering heeft gekregen, en dat de ouders hebben aangewend voor hun eigen doeleinden en niet ten behoeve van betrokkene, bij de ouders zal incasseren. Ter zitting heeft betrokkene laten weten dat het contact met de ouders niet geheel is verbroken.

2.6

Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:378 lid 1 BW kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:

a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel

b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,

en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.

De rechter voor wie een verzoek tot ondercuratelestelling of tot opheffing van de curatele aanhangig is, kan bij afwijzing onderscheidenlijk bij inwilliging daarvan op grond van artikel 1:432 lid 3 BW ambtshalve overgaan tot instelling van het bewind.

2.7

Het hof stelt op grond van het deskundigenbericht vast dat betrokkene zich positief heeft ontwikkeld en dat zij inmiddels een (klein) sociaal netwerk heeft. Gelet hierop en gelet op de wens van betrokkene de regie over haar eigen leven te voeren, acht het hof de curatele met de daarmee samenhangende handelingsonbekwaamheid thans een te zware beschermingsmaatregel.

2.8

Het hof is echter tevens van oordeel dat, mede gelet op voormeld deskundigenbericht en hetgeen [vennootschap voor bewindvoering en curatele] naar voren heeft gebracht, voldoende aannemelijk is geworden dat betrokkene als gevolg van haar geestelijke gesteldheid thans (nog) niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen, zodat zij nog steeds vermogensrechtelijke bescherming behoeft. Door haar zwakke persoonlijkheidsstructuur is betrokkene erg beïnvloedbaar en wordt zij niet in staat geacht om, onder meer, haar familie consequent weerstand te bieden. Het hof acht de kans groot dat de ouders dan wel een ander persoon misbruik zullen/zal kunnen maken van de (financiële) situatie van de betrokkene. Aan haar is immers een letselschadeuitkering uitgekeerd en de mogelijkheid bestaat dat zij onder voorwaarden aanspraak kan maken op persoonsgebonden budget (verder: PGB). Het vermoeden bestaat dat de ouders van betrokkene in het verleden een bedrag van € 80.000,-, dat was uitgekeerd als voorschot op de letselschadeuitkering, voor persoonlijk gebruik hebben aangewend. De angst voor misbruik in de toekomst wordt versterkt doordat [vennootschap voor bewindvoering en curatele] onweersproken heeft verklaard dat [zorgverzekeraar] thans is gestart met een onderzoek naar fraude door de ouders van betrokkene bij de aanvraag van het PGB ten behoeve van betrokkene in het verleden en dat de ouders een jaar geleden betrokkene wederom hebben gevraagd of zij nogmaals PGB wilde aanvragen omdat zij geen geld hadden. Door tussenkomst van [vennootschap voor bewindvoering en curatele] is dit voorkomen. Ook hetgeen voorafgaand en gedurende deze procedure is voorgevallen, zoals vermeld in rechtsoverweging 9 van de eerdere tussenbeschikking van 30 augustus 2017 en opgenomen onder rechtsoverweging 2.2 onder 9. van deze beschikking, bevestigt het beeld van de beïnvloedbaarheid van betrokkene.

2.9

Het hof ziet in voormelde omstandigheden dan ook aanleiding om op de grond van artikel 1:432 lid 3 BW ambtshalve over gaan tot de instelling van een bewind over de goederen van de betrokkene. Daarbij overweegt het hof dat het destijds bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 29 april 2014 ingestelde bewind op grond van artikel 1:449 lid 1 BW is beëindigd door de bij de bestreden beschikking uitgesproken curatele en dat de vernietiging van de curatele in hoger beroep er niet toe leidt dat het bewind herleeft. Het hof zal dan ook de curatele opheffen per heden en met ingang van heden zal het hof de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene onder bewind stellen wegens haar geestelijke toestand.

Benoeming bewindvoerder

2.10

Op grond van artikel 1:435 lid 1 BW benoemt de rechter bij het instellen van het bewind of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon. De rechter volgt bij die benoeming op grond van lid 3 van voormeld artikel de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Twee bewindvoerders kunnen worden benoemd, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten (artikel 1:437 BW).

2.11

Ter zitting heeft de betrokkene kenbaar gemaakt dat zij de voorkeur heeft voor [vennootschap voor bewindvoering en curatele] als bewindvoerder. Het hof zal dan ook [de bewindvoerder 1] en [de bewindvoerder 2] benoemen tot bewindvoerders. Zij hebben zich ieder bereid verklaard als bewindvoerders te fungeren. Het hof zal geen bepaalde taakverdeling vaststellen, zodat iedere bewindvoerder bevoegd is alle tot het bewind behorende werkzaamheden te verrichten.

Kosten deskundige

2.12

Bij beschikking van 30 augustus 2017 is overwogen dat aanleiding is gezien om in afwijking van het uitgangspunt van artikel 195 Rv - dat het voorschot ter zake de door de deskundigen te maken kosten door de eisende partij (in dit geval de ouders van de betrokkene, verzoekers in eerste aanleg) gedeponeerd wordt, hetgeen in een verzoekschriftprocedure van overeenkomstige toepassing is - te bepalen dat de kosten van het onderzoek vooralsnog ten laste van de betrokkene komen. Daarbij is meegewogen dat er diverse rapporten zijn waaruit blijkt dat sprake is van zware neurologische problematiek van betrokkene, dat er op kan wijzen dat wordt voldaan aan de gronden van de ondercuratelestelling, maar de betrokkene stelt dat het thans veel beter met haar gaat. Vervolgens is bij beschikking van 8 november 2017, teneinde de voortgang van de procedure te waarborgen, het voorschot voorlopig ten laste van ’s Rijks kas gebracht. Nadien heeft betrokkene het voorschot alsnog voldaan en bij beschikking van 7 november 2018 zijn de kosten van de deskundige vastgesteld op € 3.828,90. Gezien hetgeen het hof reeds heeft overwogen, is het hof ook thans nog van oordeel dat de kosten van de deskundige ten laste van betrokkene dienen te komen. Het door betrokkene teveel betaalde, zijnde een bedrag van € 171,10, dient door de griffier aan betrokkene te worden teruggestort.

2.13

Dit leidt tot de volgende beschikking.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

heft de ondercuratelestelling over [betrokkene] , geboren [in] 1994 te [geboorteplaats] , op met ingang van heden;

stelt de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [betrokkene] , geboren [in] 1994 te [geboorteplaats] met ingang van heden, onder bewind;

benoemt tot bewindvoerders [de bewindvoerder 1] , vennoot van de [vennootschap voor bewindvoering en curatele] , en [de bewindvoerder 2] , vennoot van de [vennootschap voor bewindvoering en curatele] , [adres] ;

gelast de griffier om opdracht te geven aan het LDCR om het aan betrokkene het teveel betaalde bedrag aan voorschot (€ 171,10) terug te storten;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

bepaalt dat deze uitspraak tot opheffing van de ondercuratelestelling, binnen tien dagen nadat deze ten uitvoer kan worden gelegd, op de voet van artikel 1:390 BW door de griffier bekend wordt gemaakt in de Staatscourant;

draagt de griffier op om op de voet van artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Den Haag, sector kanton noemen die de bestreden beschikking heeft gegeven), in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.A. van Kempen, A.H.N. Stollenwerck en A. Mulder, bijgestaan door M.J. de Klerk als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2019.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733