Rechtbank Rotterdam 17-12-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:11045

Datum publicatie22-01-2019
ZaaknummerC/10/545600 / FA RK 18-1547
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Overeenkomst / convenant / OP
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

De vrouw is enkel belast met het gezag. Partijen verzoeken gezamenlijk om het ouderschapsplan op te nemen in de beschikking. Rb: art. 1:247a BW niet rechtstreeks van toepassing. Verzoek toegewezen aangezien de in het ouderschapsplan vervatte regeling een wettelijke grondslag heeft en het verzoek van partijen in het belang van de minderjarige wordt geacht. Rechtbank verwijst naar de Wet Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding.

Volledige uitspraak


Rechtbank Rotterdam

Team familie

zaaknummer / rekestnummer: C/10/545600 / FA RK 18-1547

Beschikking van 17 december 2018 betreffende opname ouderschapsplan

in de zaak van:

[naam man] , de man,

zonder bekend GBA-adres,

wonende te Amsterdam,

advocaat mr. J. Oversluizen te Rotterdam,

t e g e n

[naam vrouw] , de vrouw,

wonende te Hendrik-Ido-Ambacht,

advocaat mr. L.C. de Jong te Woerden,

met betrekking tot de minderjarige:

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2016 te [geboorteplaats minderjarige] .

1De verdere procedure

1.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

- de beschikking van 30 april 2018;

- de brief met bijlagen van de man, gedateerd 18 september 2018;

- de brief van de vrouw, gedateerd 20 september 2018.

1.2.

Bij beschikking van deze rechtbank van 30 april 2018 is een voorlopige regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: omgangsregeling) bepaald. De behandeling van de zaak ten aanzien van het ouderlijk gezag en de definitieve omgangsregeling, dan wel de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) is aangehouden in afwachting van de resultaten van mediation. De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen ten aanzien van die onderwerpen is opgenomen in die beschikking.

1.3.

Partijen hebben afgezien van een voortgezette mondelinge behandeling.

2De verdere beoordeling

2.1.

De initiële verzoeken van de man houden in te bepalen dat het gezag over de minderjarige aan de man en de vrouw gezamenlijk toekomt alsmede een omgangsregeling, dan wel zorgregeling vast te stellen.

Opname ouderschapsplan

2.2.

Bij brieven van 18 september 2018 en 20 september 2018 hebben de man respectievelijk de vrouw de rechtbank te kennen gegeven dat partijen overeenstemming hebben bereikt en een ouderschapsplan hebben opgesteld, welke door partijen is ondertekend op 12 september 2018. Partijen hebben de rechtbank verzocht het ouderschapsplan aan de beschikking te hechten en te bepalen dat deze deel uitmaakt van de beschikking.

2.3.

Bij brief van 18 september 2018 heeft de man zijn initiële verzoeken ingetrokken. Nu de verzoeken zijn ingetrokken, kunnen ze niet meer worden toegewezen.

2.4.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat de vrouw alleen het ouderlijk gezag uitoefent over de minderjarige, zodat de wet voor hetgeen partijen hebben verzocht in beginsel geen voorziening kent. Artikel 1:247a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is immers niet rechtstreeks van toepassing.

2.5.

De rechtbank begrijpt uit het door partijen op 12 september 2018 ondertekende ouderschapsplan dat partijen – onder meer – overeenstemming hebben bereikt over het voorlopig voortduren van het eenhoofdig gezag van de vrouw, de omgangsregeling, een informatieregeling en de kinderbijdrage die de man aan de vrouw zal betalen.

2.6.

In artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is opgenomen welke eisen worden gesteld aan een ouderschapsplan bij echtscheiding.

Op grond van artikel 815 lid 3 Rv worden in ieder geval afspraken opgenomen over:

  • […] de wijze waarop het recht en de verplichting tot omgang, bedoeld in artikel 377a, eerste lid, van Boek 1 BW wordt vormgegeven;

  • de wijze waarop de echtgenoten elkaar informatie verschaffen en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige kinderen;

  • de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen.

  • Op grond van artikel 1:247 lid 3 BW omvat het ouderlijk gezag mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen. In de parlementaire geschiedenis valt te lezen dat deze norm zich ook richt op de ouder die alleen het gezag uitoefent.

    Op grond van artikel 1:377a BW heeft het kind het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind.

    Op grond van artikel 1:377b BW is de ouder die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.

    Op grond van artikel 1:404 BW zijn ouders verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen.

    2.7.

    Naar het oordeel van de rechtbank omvat het door partijen opgestelde ouderschapsplan onderwerpen, die verplicht dienen te worden opgenomen in een ouderschapsplan ex artikel 815 lid 3 Rv en waarvoor, ook als er sprake is van eenhoofdig gezag, een wettelijke grondslag geldt.

    2.8.

    Het ouderschapsplan is in de wet opgenomen via de Wet Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding. Het doel van het ouderschapsplan is conflicten over de verzorging en opvoeding van de kinderen te voorkomen door hier vroegtijdig over na te denken en afspraken over te maken. Dit moet uiteindelijk de nadelige gevolgen van de scheiding voor kinderen verminderen. Het ouderschapsplan moet leiden tot:

    • meer contact tussen beide ouders en het kind;

    • minder conflicten tussen ouders;

    • minder problemen bij kinderen.

    In artikel 1:274 BW is het ouderschapsplan bij samenwonende ouders met gezamenlijk gezag geregeld. In de toelichting bij de invoering van dit wetsartikel staat – onder meer –: “Ook ouders die niet gehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan hebben de plicht zich rekenschap te geven over de toekomst van hun kinderen na het verbreken van de relatie. In toenemende mate kiezen partners er niet meer voor hun onderlinge relatie vast te leggen. Niet de vorm van de relatie, maar het belang van het kind moet leidend zijn.”

    2.9.

    Op de zitting van 13 april 2018 is met partijen afgesproken dat de beslissing op de verzoeken van de man wordt aangehouden en dat partijen in mediation zouden proberen alsnog overeenstemming te bereiken over de tussen hen bestaande geschilpunten over de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Partijen zijn hierin gelet op het overgelegde ouderschapsplan geslaagd, waarbij zij ook afspraken over de informatieregeling en kinderbijdrage hebben gemaakt. Vast staat dat dit in het belang is van de minderjarige omdat de kans op conflicten tussen partijen hierdoor is verkleind.

    2.10.

    Partijen hebben ook belang bij hun verzoek het ouderschapsplan aan te hechten aan de beschikking omdat zij belang hebben bij het verkrijgen van een executoriale titel voor (een deel van) de in het ouderschapsplan neergelegde afspraken.

    2.11.

    Nu partijen gezamenlijk verzoeken om het ouderschapsplan op te nemen in de beschikking en de in het ouderschapsplan vervatte regeling een wettelijke grondslag heeft en het verzoek van partijen in het belang van de minderjarige wordt geacht, zal de rechtbank het verzoek toewijzen, en bepalen dat het ouderschapsplan, zoals aangehecht, als in de beschikking opgenomen moet worden beschouwd.

    2.12.

    Proceskosten

    Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

    3De beslissing

    De rechtbank:

    3.1.

    bepaalt dat het ouderschapsplan, zoals aangehecht en door de griffier gewaarmerkt, als in de beschikking opgenomen moet worden beschouwd;

    3.2.

    verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

    3.3.

    compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

    3.4.

    wijst af het meer of anders verzochte.

    Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Stolk op 17 december 2018.



    © Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733