Gerechtshof Amsterdam 18-12-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4864

Datum publicatie15-01-2019
Zaaknummer200.234.974/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
Formele relatiesEerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2017:11398
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Omgang met grootouders/andere niet-ouders;
Jeugdbescherming / Jeugdwet
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Omgangsregeling voor grootmoeder, waarin zij in pleeggezin geplaatste kleindochter (2009) eens per maand gedurende anderhalf uur ziet onder begeleiding van een onafhankelijke derde. Oma is weliswaar stabiele factor in leven van meisje, maar heeft ook begeleiding nodig bij de aan te snijden gespreksonderwerpen en hulp bij het beantwoorden van vragen van het meisje, dat zeer kwetsbaar is door haar belaste verleden.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Zaaknummer: 200.234.974/ 01

Zaaknummer rechtbank: C/15/260342 / FA RK 17-3504

Beschikking van de meervoudige kamer van 18 december 2018 inzake

[de grootmoeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: de grootmoeder,

advocaat: mr. D.E. Post te Heerhugowaard,

en

de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,

gevestigd te Haarlem,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de GI.

In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:

de Raad voor de kinderbescherming,

locatie: Haarlem,

hierna te noemen: de raad.

1Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) (hierna: de kinderrechter) van 6 december 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

De grootmoeder is op 28 februari 2018 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 6 december 2017.

2.2

De GI heeft op 18 april 2018 een verweerschrift ingediend.

2.3

Bij het hof is voorts ingekomen een journaalbericht van de zijde van de grootmoeder van 24 oktober 2018 met bijlage, ingekomen op 24 oktober 2018.

2.4

De mondelinge behandeling heeft op 31 oktober 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de grootmoeder, bijgestaan door haar advocaat. Voor de grootmoeder is een tolk in de Hongaarse taal opgetreden;

- de gezinsmanager namens de GI;

- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk.

3De feiten

3.1

Uit de (inmiddels verbroken) relatie van [de moeder] (hierna: de moeder) en [de vader] (hierna: de vader) is [de minderjarige] geboren [in] 2009. De vader is de zoon van de grootmoeder; [de minderjarige] is derhalve de kleindochter van de grootmoeder. De vader heeft [de minderjarige] erkend.

3.2

Bij beschikking van 26 mei 2014 van de rechtbank Noord-Holland is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI nadat zij de eerste drie jaar van haar leven ook onder toezicht gesteld was geweest. De maatregel is nadien telkens verlengd. In het kader van de ondertoezichtstelling is [de minderjarige] uit huis geplaatst.

Bij beschikking van 22 februari 2017 van de rechtbank Noord-Holland is het eenhoofdig gezag van de moeder over [de minderjarige] beëindigd en is de GI benoemd tot voogd.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, het verzoek van de grootmoeder tot vaststelling van een omgangsregeling met [de minderjarige] van een uur per week afgewezen. Voorts is afgewezen het verzoek van de grootmoeder tot benoeming van een bijzondere curator.

4.2

De grootmoeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, primair haar verzoek met betrekking tot een omgangsregeling tussen haar en [de minderjarige] alsnog toe te wijzen en subsidiair een bijzondere curator te benoemen.

4.3

De GI verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5De motivering van de beslissing

5.1

Op grond van artikel 1:377a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De rechter stelt ingevolge artikel 1:377a lid 2 BW op verzoek van een ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.

5.2

De grootmoeder acht het in het belang van [de minderjarige] dat een omgangsregeling tussen hen beiden wordt bepaald. Daartoe stelt zij het volgende. Zij hebben recht op een omgangregeling op grond van artikel 8 EVRM. Tussen [de minderjarige] en de grootmoeder is sprake van family life nu [de minderjarige] de eerste jaren van haar leven bij de grootmoeder heeft gewoond en ook daarna regelmatig contact had met de grootmoeder. Meer in het algemeen is het in het belang van kinderen om contact te hebben met hun grootouders om hun herkomst beter te leren kennen. De grootmoeder weerspreekt dat [de minderjarige] als gevolg van omgang met haar in een loyaliteitsconflict zou kunnen komen te verkeren; de moeder is het inmiddels eens met omgang tussen [de minderjarige] en de grootmoeder.

Voorts is de grootmoeder het oneens met de afwijzing van haar verzoek om een bijzondere curator te benoemen. Volgens de grootmoeder kan een bijzondere curator de belangen van [de minderjarige] behartigen en beoordelen of het in het belang van [de minderjarige] is om omgang te hebben met de grootmoeder. Doordat de GI weigert een omgangsregeling vast te stellen, wordt [de minderjarige] ongewild en in strijd met haar belangen in een conflict gebracht. [de minderjarige] zelf heeft immers laten weten contact te willen met de grootmoeder, aldus nog steeds de grootmoeder.

5.3

De GI acht contact tussen [de minderjarige] en de grootmoeder van belang, maar de door de grootmoeder verzochte structurele omgangsregeling van een uur per week te belastend voor [de minderjarige] . [de minderjarige] dient zich te hechten in haar nieuwe pleeggezin. Voor dat hechtingsproces is van belang dat zij toestemming krijgt van de belangrijke mensen om haar heen zich te hechten aan haar pleeggezin. Aangezien de grootmoeder zelf voor [de minderjarige] wil zorgen, is het voor haar lastig om [de minderjarige] voornoemde emotionele toestemming te geven. Verder is [de minderjarige] een getraumatiseerd en zeer beschadigd meisje dat in haar opvoeding en verzorging meer dan gemiddeld stabiliteit, veiligheid, verscherpt toezicht en behandeling nodig heeft. Deze begeleiding doet een groot beroep op [de minderjarige] en haar pleegouders. De door de grootmoeder verlangde intensieve omgangregeling vormt een extra belasting voor [de minderjarige] en vergt teveel van haar aanpassingsvermogen en flexibiliteit.

Ook het verzoek van de grootmoeder om een bijzondere curator te benoemen dient volgens de GI te worden afgewezen.

5.4

Uit de stukken is gebleken dat [de minderjarige] kort na haar geboorte in 2009 uit huis is geplaatst bij de grootmoeder, omdat de moeder een zwervend bestaan leidde met haar oudste dochter. Van februari 2012 tot mei 2014 heeft [de minderjarige] weer bij de moeder gewoond en paste de grootmoeder meerdere keren per week op [de minderjarige] .

In mei 2014 is [de minderjarige] , na vermoedens van seksueel misbruik, uit huis geplaatst in een crisispleeggezin. In augustus 2015 is zij geplaatst bij haar oom en tante vaderszijde. De grootmoeder paste aanvankelijk een dag in de week op [de minderjarige] en haar neefje, maar dat is stopgezet en de grootmoeder en [de minderjarige] zagen elkaar (alleen) nog bij familievisites.

De opvoedsituatie bij de oom en tante is niet veilig gebleken en in februari 2018 is [de minderjarige] geplaatst bij vrienden van de oom en tante. Vanwege de gespannen familieverhoudingen (tussen de grootmoeder enerzijds en de ouders en oom en tante anderzijds) en haar leeftijd is de grootmoeder door de GI niet serieus overwogen als pleegmoeder. De nieuwe pleegouders staan open voor contact met de grootmoeder; op 29 maart 2018 heeft voor het eerst sinds de plaatsing bij hen weer omgang plaatsgevonden tussen [de minderjarige] en de grootmoeder. Het laatste contact tussen [de minderjarige] en de grootmoeder vóór de zitting bij het hof heeft op 24 augustus 2018 plaatsgevonden.

5.5

Ter zitting in hoger beroep heeft de GI verklaard dat het contact tussen [de minderjarige] en de grootmoeder in maart 2018, dat op kantoor bij Parlan plaatsvond, plezierig verliep. Sindsdien is de pleegmoeder twee keer per maand met [de minderjarige] op bezoek geweest bij de grootmoeder vanuit het streven de omgang op zo natuurlijk mogelijke wijze te doen plaatsvinden. [de minderjarige] geniet van het contact met haar grootmoeder, maar de grootmoeder vindt het lastig om volwassen zaken weg te houden bij [de minderjarige] . Zo heeft de grootmoeder op 24 augustus 2018 desgevraagd aan [de minderjarige] uitgelegd waarom haar ouders niet voor haar kunnen zorgen en dat zij haar na haar geboorte hadden achtergelaten in het ziekenhuis. [de minderjarige] is erg van slag geraakt door deze uitleg. De GI vond dit te belastend voor [de minderjarige] en heeft de grootmoeder verzocht dergelijke informatie niet meer met [de minderjarige] te delen. De GI ziet dat de grootmoeder goede bedoelingen heeft en gaat ervan uit dat in de toekomst onbegeleide omgang kan plaatsvinden, maar voorlopig wil de GI dat de omgang begeleid blijft om te controleren of de grootmoeder geen volwassen zaken met [de minderjarige] bespreekt. Na 24 augustus 2018 heeft geen omgang meer plaatsgevonden, omdat de pleegmoeder niet meer met [de minderjarige] naar de grootmoeder is gegaan.

[de minderjarige] maakt, zij het met kleine stapjes, een positieve ontwikkeling door. Ze zit op een andere school, doet aan sport en heeft contact met leeftijdsgenootjes. [de minderjarige] bevindt zich in de afrondende fase van haar therapie; hoewel zij daarvan heeft geprofiteerd, blijft zij een kwetsbaar meisje. Uit het feit dat [de minderjarige] zich goed ontwikkelt, leidt de GI af dat zij zich veilig voelt in haar pleeggezin. Doordat de grootmoeder geen emotionele toestemming kan geven voor de plaatsing in dit pleeggezin, geeft zij [de minderjarige] echter onbedoeld een onveilig gevoel.

5.6

In reactie op het betoog van de gezinsmanager heeft de grootmoeder weersproken dat zij [de minderjarige] twee keer per maand heeft gezien van maart 2018 tot en met augustus 2018. Uiteraard wil de grootmoeder ook graag dat de omgang op natuurlijke wijze plaatsvindt en wil zij de grenzen van [de minderjarige] niet overschrijden, maar een verplicht kader is noodzakelijk gebleken om structureel omgang te laten plaatsvinden. Nadat zij [de minderjarige] eerder veertien maanden niet had gezien, is de grootmoeder sinds augustus 2018 wederom verstoken van het contact met haar kleindochter.

5.7

De raad heeft ter zitting in hoger beroep gesteld dat het bepalen van een omgangsregeling van een uur per week zou meebrengen dat [de minderjarige] wordt overvraagd. Het contact tussen [de minderjarige] en de grootmoeder is van groot belang, maar dat dient onbelast en emotioneel veilig plaats te vinden. Er dienen derhalve geen volwassen zaken te worden besproken met haar. De raad ziet alleen mogelijkheden voor omgang als deze wordt begeleid door een onafhankelijke derde. Weliswaar vindt de omgang niet op natuurlijke wijze plaats als een hulpverlener deze begeleidt, maar de begeleiding moet niet langer aan de pleegmoeder worden overgelaten. Aan de grootmoeder moeten duidelijke, concrete aanwijzingen worden gegeven wat zij wel en niet kan zeggen en de daaromtrent gemaakte afspraken moeten ook worden gecontroleerd. Qua frequentie adviseert de raad om te beginnen met een omgangsregeling van eens per maand, daarbij aansluiting zoekend bij de omgangsregeling tussen [de minderjarige] en haar ouders van eens per maand. Afhankelijk van het verloop kan de omgang worden uitgebreid en kan deze te zijner tijd onbegeleid plaatsvinden.

5.8

Het hof stelt vast dat niet in geschil is dat omgang dient plaats te vinden tussen [de minderjarige] en de grootmoeder, bij wie [de minderjarige] langere tijd heeft gewoond en met wie zij een goede band heeft. De grootmoeder vormt voor [de minderjarige] sinds haar geboorte een stabiele factor. Zij is belangrijk voor [de minderjarige] en [de minderjarige] is graag bij de grootmoeder.

Bij alle betrokkenen bestaat voorts de wens om de omgang zo natuurlijk mogelijk te laten plaatsvinden, dat wil zeggen bij de grootmoeder thuis in aanwezigheid van de pleegmoeder, althans een goede bekende van [de minderjarige] . Gebleken is echter dat deze regeling sinds 24 augustus 2018 niet meer is nageleefd, omdat de pleegmoeder niet goed raad wist met de uitspraken van de grootmoeder en het (negatieve) effect daarvan op [de minderjarige] . De pleegmoeder vond het lastig om haar onafhankelijkheid te bewaren.

Het hof is van oordeel dat het vaststellen van een omgangsregeling in het belang van [de minderjarige] is teneinde zeker te stellen dat dit contact doorgang blijft vinden. Het hof volgt het advies van de raad om te beginnen met eens per maand waarbij het hof een bezoek van anderhalf uur redelijk acht. Met de GI en de raad is het hof voorts van oordeel dat de omgangsregeling voorlopig onder begeleiding moet plaatsvinden, waarbij duidelijke afspraken met de grootmoeder worden gemaakt over de aan te snijden gespreksonderwerpen en de grootmoeder kan worden geholpen bij het beantwoorden van vragen van [de minderjarige] . De gezinsmanager heeft ter zitting verklaard dat het lastig zal zijn om mankracht te vinden voor deze begeleiding, maar dat zij zich daarvoor zal inzetten. Naar het hof aanneemt, brengt het voorgaande mogelijk mee dat de omgang niet (meer) bij de grootmoeder thuis plaatsvindt, maar op kantoor van de GI of Parlan.

Afhankelijk van het verloop van de bezoeken, kan de omgangsregeling in duur en frequentie worden uitgebreid en kan deze over enige tijd zonder begeleiding plaatsvinden.

5.9

Nu het primaire verzoek van de grootmoeder tot vaststelling van een omgangsregeling tussen haar en [de minderjarige] wordt toegewezen (zij het van beperktere omvang dan verzocht), behoeft het subsidiaire verzoek van de grootmoeder om een bijzondere curator te benoemen geen bespreking meer.

5.10

Dit leidt tot de volgende beslissing.

6De beslissing

Het hof:

vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij het verzoek van de grootmoeder tot vaststelling van een omgangsregeling is afgewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende:

bepaalt een omgangsregeling waarbij de grootmoeder [de minderjarige] eens per maand ziet gedurende anderhalf uur onder begeleiding van een onafhankelijke derde, zulks met inachtneming van hetgeen daarover onder 5.8 is overwogen;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

bekrachtigt de beschikking voor het overige voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. Sturhoofd, mr, J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier en is op 18 december 2018 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733