Rechtbank Midden-Nederland 18-12-2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:6487

Datum publicatie10-01-2019
ZaaknummerC/16/470221 / JE RK 18-2195
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; 1:263 e.v. BW Aanwijzing GI
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Geen toestemming ouders voor noodzakelijk geachte Video Interactie Begeleiding in pleeggezin van uithuisgeplaatst kind. Vader: VIB is schadelijk voor kind omdat hij dan meer gaat nadenken. Rb: VIB is te kwalificeren als jeugdhulp in de zin van de Jeugdwet. Gelet op OTS is instemming van ouders niet noodzakelijk. Voor de duidelijkheid bekrachtigt de rechter de aanwijzing van de GI tot VIB.
Rb: moeder van rechtswege geschorst in gezag wanneer zij geen bekende verblijfplaats heeft (art. 1:253r BW jo art. 1:253q BW).

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht

Zittingsplaats: Utrecht

Zaakgegevens: C/16/470221 / JE RK 18-2195

Datum uitspraak: 18 december 2018

Beschikking bekrachtiging schriftelijke aanwijzing in de zaak van

de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen de GI,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] (Spanje), hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] ,

[de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] , verblijvende in de Verenigde Staten van Amerika,

[pleegouder 1] en [pleegouder 2], hierna te noemen de pleegouders,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoek met bijlagen van de GI van 29 oktober 2018, ingekomen bij de griffie op 5 november 2018;

- het e-mailbericht van de pleegmoeder van 17 december 2018 met betrekking tot de aanwezigheid van haar vader ter zitting.

Op 18 december 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:

- de moeder,

- de vader,

- de pleegmoeder,

- mevrouw [A] en mevrouw [B] namens de GI.

Hoewel opgeroepen, is de moeder niet ter zitting verschenen.

Aan de heer [D] , vader van de pleegmoeder, is bijzondere toegang tot de zittingszaal verleend.

De feiten


Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.

Bij beschikking van 21 maart 2018 is [voornaam van minderjarige] onder toezicht gesteld tot 11 april 2019. De kinderrechter heeft bij deze beschikking tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] bij de pleegouders verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De GI heeft op 9 oktober 2018 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige] . Hierin is het volgende opgenomen:

Samen Veilig vraagt middels deze aanwijzing ouders toestemming te geven om te starten met Video Interactie Begeleiding voor [voornaam van minderjarige] .

Het verzoek


De GI heeft bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 9 oktober 2018 verzocht.

De GI heeft het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. [voornaam van minderjarige] woont sinds anderhalf jaar bij de pleegouders. Hij voelt zich steeds meer veilig en vertrouwd bij hen, maar laat regelmatig zien dat hij spanning ervaart. [voornaam van minderjarige] heeft veel meegemaakt. Hij is getuige geweest van fysiek en verbaal geweld tussen zijn ouders. Er lijkt sprake te zijn van traumatisering. Daarnaast is er in het verleden mogelijk sprake geweest van kindermishandeling. Voor een gezonde ontwikkeling is het belangrijk dat [voornaam van minderjarige] zich veiliger gaat voelen en zich meer kan ontspannen. Het is in zijn belang dat de pleegouders kunnen afstemmen op de signalen van [voornaam van minderjarige] , zodat hij meer vertrouwen krijgt in volwassenen en zijn omgeving. De Rading adviseert pleegouders en [voornaam van minderjarige] te laten starten met Video Interactie Begeleiding (VIB). De ouders hebben niet gereageerd op de verzoeken van de GI om toestemming voor VIB te verlenen.

Ter zitting heeft de GI verklaard dat De Rading weigert te starten met VIB zolang de ouders geen toestemming hebben verleend. De gedragswetenschapper staat achter de inzet van VIB.

Het standpunt van belanghebbenden

De vader heeft ter zitting verklaard dat hij het nut van de door de GI geïndiceerde hulp niet inziet. Volgens hem is VIB schadelijk voor [voornaam van minderjarige] , omdat hij dan meer gaat nadenken. Bij zijn dochter [C (voornaam)] bemerkt de vader achteruitgang sinds ze traumatherapie heeft ondergaan. Daarnaast wil de vader dat een psycholoog, psychiater of gedragskundige verklaart dat de hulp noodzakelijk is voor [voornaam van minderjarige] . De Rading is volgens hem niet deskundig genoeg. De vader acht niet bewezen dat de gedragswetenschapper achter de inzet van VIB staat.

De pleegmoeder heeft ter zitting opgemerkt dat de pleegouders graag handvatten willen krijgen om [voornaam van minderjarige] op een goede manier te helpen, zodat hij uit kan groeien tot een stevige persoonlijkheid.

De beoordeling


Op grond van artikel 1:263, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van minderjarigen. Zij kan dit doen wanneer de met het gezag belaste ouder niet instemt of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het plan van aanpak als bedoeld in artikel 4.1.3. Op grond van het derde lid van artikel 1:263 BW kan de kinderrechter op verzoek van de GI een schriftelijke aanwijzing bekrachtigen.

De kinderrechter dient te beoordelen of de schriftelijke aanwijzing van de GI noodzakelijk is in het belang van [voornaam van minderjarige] . De kinderrechter constateert dat zowel De Rading als de GI de inzet van VIB noodzakelijk achten.

VIB is te kwalificeren als jeugdhulp in de zin van de Jeugdwet. De GI kan hiervoor een bepaling jeugdhulp afgeven. Gelet op de lopende ondertoezichtstelling is instemming van ouders op grond van artikel 7.3.4 Jeugdwet niet noodzakelijk. De Rading kan dus zonder toestemming van ouders of de kinderrechter de VIB starten.

Alhoewel toestemming van de ouders naar het oordeel van de kinderrechter niet is vereist, zal de schriftelijke aanwijzing wel worden bekrachtigd. De ouders hebben, ondanks herhaaldelijke verzoeken van de GI, geen toestemming gegeven voor de inzet van VIB. Gezien de belaste voorgeschiedenis van [voornaam van minderjarige] en de opgemerkte signalen binnen het pleeggezin is het naar het oordeel van de kinderrechter in het belang van [voornaam van minderjarige] dat er zo snel mogelijk jeugdhulp wordt ingezet, zodat [voornaam van minderjarige] en de pleegouders de benodigde extra ondersteuning krijgen om [voornaam van minderjarige] positief te laten ontwikkelen. Aangezien De Rading (ten onrechte) kennelijk de VIB niet wil starten zonder toestemming van de ouders, heeft de GI terecht een schriftelijke aanwijzing gegeven.

De kinderrechter merkt ten overvloede op dat de moeder van rechtswege is geschorst in het gezag wanneer zij geen bekende verblijfplaats heeft (artikel 1:253r jo artikel 1:253q BW) .

De beslissing


De kinderrechter:

bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van de GI van 9 oktober 2018;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2018 door

mr. I.L. Rijnbout, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.W. Rietveld als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 januari 2019.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733