Gerechtshof Amsterdam 04-12-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4456

Datum publicatie08-01-2019
Zaaknummer200.237.423/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
Formele relatiesEerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2018:78
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Hoger beroep; Ontvankelijkheid; Proceskosten; Termijnen
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Beroepschrift bevat niet de gronden van het beroep. Hierdoor is niet voldaan aan het vereiste van art. 359 Rv jo art. 278 lid 1 Rv. Geen sprake van een uitzondering waardoor er later nog gronden mogen worden aangevoerd. Advocaat van de man beschikte namelijk ten tijde van het indienen van het beroepschrift over de bestreden beschikking beschikte en had contact met de man had. Hij had op zijn minst een begin van gronden voor zijn beroep kunnen aanvoeren. Hof verklaart hem niet-ontvankelijk.
Proceskostenveroordeling.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civielrecht recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Zaaknummer: 200.237.423/ 01

Zaaknummer rechtbank: C/13/575941/FA RK 14-8376

beschikking van de meervoudige kamer van 4 december 2018 inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. A. Hurenkamp te Enschede,

en

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. J. Blakborn te Amsterdam.

1Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

De man is op 16 april 2018 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 17 januari 2018.

2.2

De vrouw heeft op 30 april 2018 een verweerschrift ingediend.

2.3

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een brief van de zijde van de man van 25 mei 2018 met bijlagen, ingekomen op 28 mei 2018.

2.4

De mondelinge behandeling heeft op 1 oktober 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de man bijgestaan door zijn advocaat;

- mr. S. Jbiri, als waarnemer voor mr. Blakborn, namens de vrouw.

3De omvang van het geschil

3.1

Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, bepaald dat de man met ingang van 17 januari 2018 € 3.579,-, met ingang van 13 oktober 2018 € 3.079 en met ingang van 13 oktober 2019 € 2.579,- aan de vrouw dient te betalen als uitkering tot haar levensonderhoud.

3.2

De man verzoekt, op basis van nader aan te voeren gronden, met vernietiging van de bestreden beschikking, opnieuw een partnerbijdrage vast te stellen zoals nader zal worden verzocht en onderbouwd.

3.3

De vrouw verzoekt de man niet ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans zijn vordering af te wijzen als rechtens ongegrond, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure in hoger beroep.

4De ontvankelijkheid van het hoger beroep

4.1

De man betoogt dat hij ontvankelijk is in zijn hoger beroep en heeft daartoe aangevoerd dat zijn raadsman ten tijde van het indienen van het beroepschrift niet de beschikking had over het procesdossier in eerste aanleg waardoor hij zijn grief tegen de vastgestelde onderhoudsbijdrage niet heeft kunnen toelichten. Volgens de man zijn er ook verder bijzondere omstandigheden die moeten leiden tot ontvankelijkheid van zijn hoger beroep. Op 21 maart 2018 raakte de man ervan doordrongen dat zijn voormalige advocaat dit hoger beroep niet wilde of kon instellen. De man heeft toen bij deze advocaat tevergeefs erop aangedrongen een beroepschrift op te stellen. Op dat moment was de man voor langere tijd in Turkije voor werk en was hij niet in staat om tijdig een nieuwe advocaat te vinden die zich in de zaak kon verdiepen.

4.2

De vrouw is van mening dat het appelschrift niet aan de daaraan te stellen vereisten voldoet en dat de man niet ontvankelijk in zijn hoger beroep moet worden verklaard.

4.3

Het hof overweegt als volgt. Ingevolge het bepaalde in de artikelen 359 juncto 278, eerste lid Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vermeldt het hoger beroepschrift de gronden waarop het berust. In het onderhavige hoger beroepschrift staat vermeld dat de man het niet eens is met de in de bestreden beschikking vastgestelde partneralimentatie, maar er is geen enkele grond gegeven waarom het hof anders zou moeten beslissen dan de rechtbank heeft gedaan. Er is slechts vermeld is dat de gronden voor het hoger beroep later zullen volgen indien het hof de man dit zou toestaan. Hiermee voldoet het hoger beroepschrift naar het oordeel van het hof niet aan de daaraan ingevolge de aangehaalde wetsartikelen te stellen eis en is het hoger beroep van de man in beginsel niet ontvankelijk. In een dergelijk geval kunnen volgens vaste jurisprudentie in uitzonderingsgevallen ook na het verstrijken van de beroepstermijn in een aanvullend beroepschrift gronden worden aangevoerd, maar dan moeten het gronden betreffen die niet bij het binnen de beroepstermijn ingediende beroepschrift konden worden aangevoerd. Naar het oordeel van het hof kan in deze zaak niet sprake zijn van een uitzondering als hier bedoeld. Vast staat immers dat de advocaat van de man ten tijde van het indienen van het beroepschrift over de bestreden beschikking beschikte en contact met de man had. In een dergelijke situatie ziet het hof niet waarom de advocaat niet op zijn minst een begin van gronden voor zijn beroep had kunnen aanvoeren.

4.4

Nu de man heeft verzuimd gronden aan te voeren terwijl hij daar voor het verstrijken van de beroepstermijn toe in staat moest worden geacht, dient de man in zijn hoger beroep niet ontvankelijk te worden verklaard. Onder deze omstandigheden acht het hof het redelijk de man in de proceskosten van het hoger beroep te veroordelen, zoals door de vrouw verzocht. Deze worden tot op heden begroot op: € 318,- aan verschotten en € 1.086,- aan salaris advocaat.

5De beslissing

Het hof:

verklaart de man niet ontvankelijk in zijn hoger beroep;

veroordeelt de man de proceskosten van de vrouw te voldoen, tot op heden begroot op: € 318,- aan verschotten en € 1.086,- aan salaris advocaat.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. M.F.G.H. Beckers en mr. T.M. Subelack, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 4 december 2018 door de voorzitter uitgesproken in het openbaar.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733