Rechtbank Oost-Brabant 21-12-2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:6529

Datum publicatie03-01-2019
ZaaknummerC/01/339031 / FA RK 18-4870
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenAlimentatie;
Familieprocesrecht; Eigen rechtsingang minderjarige;
Kinderen; Hoofdverblijfplaats
WetsverwijzingenBurgerlijk Wetboek Boek 1 253a

Inhoudsindicatie

Verzoek wijziging hoofdverblijf, contactregeling en kinderalimentatie ingediend door minderjarige. Verzoek wijziging hoofdverblijf toegewezen. Verzoek contactregeling afgewezen, nu zij dit, gelet op haar leeftijd, in haar eigen tempo en op in overleg met ouders kan realiseren. Minderjarige is niet ontvankelijk in het verzoek tot wijziging van kinderalimentatie, nu de wet minderjarigen niet de mogelijkheid biedt om een verzoek over alimentatie te doen.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht

Zaaknummer : C/01/339031 / FA RK 18-4870

Uitspraak : 21 december 2018

Beslissing op het verzoek van

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] ,

wonende in [woonplaats] ,

verder te noemen: [A] .

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[vader] ,

wonende in [woonplaats] ,

verder te noemen: de vader,

en

[moeder] ,

wonende in [woonplaats] ,

verder te noemen: de moeder.

De procedure

[A] heeft een brief geschreven aan de kinderrechter. Die brief is bij de rechtbank op 8 oktober 2018 binnengekomen.

De kinderrechter heeft op 29 oktober 2018 met [A] gesproken. Op die datum heeft de kinderrechter ook een brief van de vader ontvangen.

Op 28 november 2018 heeft de kinderrechter met de ouders van [A] over haar brief gesproken.

De feiten

[A] woonde na de echtscheiding van haar ouders in 2012 bij haar moeder. De ouders hebben samen het gezag over haar.

[A] was op woensdagmiddag, om het weekend en tijdens de helft van de vakanties bij haar vader.

Sinds 19 september 2018 verblijft [A] bij haar vader.

Het verzoek van [verzoeker]

[A] wil dat de kinderrechter bepaalt dat zij de komende zes maanden bij haar vader mag wonen. In die periode wil [A] de huidige jaarkalender omdraaien en weer een band opbouwen met haar moeder. Na die periode wil [A] gezamenlijk bepalen of zij weer bij haar moeder gaat wonen.

[A] heeft verder verzocht te bepalen dat de vader tijdens de tijdelijke situatie niet langer kinderalimentatie hoeft te betalen aan de moeder, maar andersom.

De beoordeling van het verzoek van [verzoeker]

[A] heeft in het gesprek op 29 oktober 2018 verteld dat er bij haar moeder thuis vaak ruzie was over kleine dingen, vooral tussen [A] en haar stiefvader. [A] had het gevoel dat haar halfzusje werd voorgetrokken en dat haar moeder niet voor haar opkwam tijdens ruzies. Op 19 september 2018 heeft er tussen [A] en haar moeder een ruzie plaatsgevonden, waarna [A] bij haar vader is gaan wonen. Zij mist haar moeder wel een beetje, maar is teleurgesteld dat haar moeder geen moeite voor haar doet.

In het gesprek met [A] is ook kort gesproken over de mogelijke benoeming van een bijzondere curator.

Tijdens het gesprek met de ouders op 28 november 2018 heeft de moeder aangegeven dat zij het fijn vindt voor [A] dat zij bij haar vader kan wonen. [A] heeft bij de moeder thuis best wat problemen gehad, die zij bij haar vader niet heeft. Als het in het belang van [A] is dat zij bij haar vader woont, dan vindt de moeder dat goed. [A] en haar moeder hebben altijd een goede band gehad en de moeder is ervan overtuigd dat zij het uiteindelijk weer goed zullen maken. De moeder vindt het daarom ook niet nodig dat de rechtbank een beslissing neemt over de contactregeling. Zij kan samen met [A] het contact weer opbouwen.

De vader vindt het ook goed dat [A] bij hem blijft wonen, maar hij vindt het wel belangrijk dat er dan afspraken worden gemaakt over de kinderalimentatie. Ook moet de rechtbank een beslissing nemen over het contact tussen de moeder en [A] , zodat er sprake is van een stok achter de deur.

De ouders denken dat benoeming van een bijzondere curator niet zoveel kan toevoegen.

Hieronder legt de rechtbank uit wat de beslissing is en waarom die beslissing is genomen.

De rechtbank vindt het op dit moment in het belang van [A] dat zij bij haar vader kan blijven wonen. Iedereen is het hier ook over eens. [A] komt bij haar vader tot rust en voelt zich op dit moment fijner bij hem thuis. De rechtbank zal daarom het hoofdverblijf van [A] bij de vader bepalen. Hieraan kan geen termijn worden verbonden. Deze beslissing blijft dus gelden totdat er in de toekomst eventueel een nieuw verzoek wordt gedaan over het hoofdverblijf.

De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om een contactregeling vast te stellen tussen [A] en de moeder. De moeder heeft er vertrouwen in dat het haar samen met [A] lukt om het contact weer vorm te geven. Gelet op de leeftijd van [A] acht de kinderrechter het in haar belang dat zij op haar eigen tempo en in overleg met haar ouders het contact met haar moeder kan herstellen. Het verzoek van [A] om een beslissing te nemen over het omdraaien van de jaarkalender zal daarom worden afgewezen.

De rechtbank kan op het verzoek van [A] tot wijziging van de kinderalimentatie geen beslissing nemen. De wet biedt minderjarigen niet de mogelijkheid om een verzoek over alimentatie te doen. [A] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit verzoek. De ouders moeten samen afspraken maken over de financiën. Als zij daar niet samen uitkomen kunnen zij hulp zoeken van een mediator of een advocaat.

Beslissing

De rechtbank:

wijzigt ambtshalve de beschikking van deze rechtbank van 7 maart 2012 voor zover deze ziet op het hoofdverblijf en bepaalt dat het hoofdverblijf van [A] voortaan bij de vader zal zijn;

verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;

verklaart [A] niet-ontvankelijk in haar verzoek betreffende wijziging van de kinderalimentatie;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Brunt, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 21 december 2018.

Conc: db

Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraakb. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733