Rechtbank Oost-Brabant 21-12-2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:6528

Datum publicatie03-01-2019
ZaaknummerC/01/337966 / FA RK 18-4318
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Hoofdverblijfplaats;
Familieprocesrecht; Eigen rechtsingang minderjarige; Kindvriendelijke/begrijpelijke/klare taal
WetsverwijzingenBurgerlijk Wetboek Boek 1 253a

Inhoudsindicatie

Minderjarige A schrijft in brief aan rechter dat hij bij vader wil blijven wonen. Uit gesprek blijkt dat hij daar al woont sinds een ruzie met moeder; verder dringt moeder er niet op aan dat hij weer bij haar komt wonen. Zij wil alleen dat er meer toezicht op A wordt gehouden. De kinderrechter vindt dat niet verkeerd, maar vindt dat geen reden om niet aan de wens van A tegemoet te komen. Volgt ambtshalve wijziging scheidingsbeschikking en osp van 2013: zoon heeft voortaan hoofdverblijfplaats bij vader.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht

Zaaknummer : C/01/337966 / FA RK 18-4318

Uitspraak : 21 december 2018

Beslissing op het verzoek van

[verzoeker] ,geboren op [geboortedatum] ,

wonende in [woonplaats] ,

verder te noemen: [A] .

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[vader] ,

wonende in [woonplaats]

verder te noemen: de vader,

en

[moeder] ,

wonende in [woonplaats] ,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. M.V.C. van Sambeek.

De procedure

[A] heeft een brief geschreven aan de kinderrechter. Die brief is bij de rechtbank op 4 september 2018 binnengekomen.

De kinderrechter heeft op 5 oktober 2018 met [A] gesproken.

Op 29 oktober 2018 en 28 november 2018 heeft de kinderrechter met de ouders van [A] over zijn brief gesproken. Bij het gesprek op 28 november 2018 was mr. Van Sambeek ook aanwezig, als advocaat van de moeder.

Op de zitting van 28 november 2018 heeft mr. Van Sambeek een verslag van [organisatie] en een verslag over de ontwikkelingsroute van [A] in het schooljaar 2017-2018 overhandigd.

De feiten

[A] woonde na de echtscheiding van de ouders in 2013 bij zijn moeder. [A] heeft een zus, [B] . De ouders hebben samen het gezag over [A] .

De ouders hebben in het ouderschapsplan afgesproken dat [A] zijn hoofdverblijf bij de moeder heeft en om het weekend van zaterdag tot en met zondag en de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader is.

Inmiddels wonen [A] en [B] allebei bij de vader.

Het verzoek van [verzoeker]

[A] wil dat de kinderrechter bepaalt dat hij bij zijn vader mag blijven wonen.

De beoordeling van het verzoek van [verzoeker]

[A] heeft in het gesprek op 5 oktober 2018 verteld dat hij al bij zijn vader woont, omdat hij ruzie heeft gehad met zijn moeder. Zijn moeder zoekt geen contact met hem, dus [A] denkt dat zij hem niet mist. [A] kan het niet goed vinden met de vriend van zijn moeder. Tijdens het gesprek met [A] is ook kort gesproken over een eventuele benoeming van een bijzondere curator. [A] heeft aangegeven dat hij daar geen behoefte aan heeft, omdat hij al praat met iemand van MEE.

Op 19 oktober 2018 en 28 november 2018 heeft de kinderrechter met de ouders gesproken over de inhoud van de brief van [A] . De vader kan zich vinden in zijn verzoek. De moeder vindt het wel goed dat [A] bij zijn vader wil wonen, maar zij heeft hier wel zorgen over. [A] heeft PDD-NOS en kan snel boos worden. De moeder heeft professionele hulp gehad om te leren om hier op een goede manier mee om te gaan. Zij vraagt zich af of de vader goed genoeg weet wat [A] nodig heeft. Zo mag [A] bij de vader alcohol drinken. De moeder zou het fijn vinden als de raad voor de kinderbescherming onderzoek gaat doen, zodat er meer zicht komt op de situatie bij de vader thuis.

Hieronder legt de rechtbank uit wat de beslissing is en waarom die beslissing is genomen.

De rechtbank zal bepalen dat het hoofdverblijf van [A] voortaan bij de vader zal zijn. Op dit moment woont hij al bij zijn vader en de moeder dringt er niet op aan dat hij weer bij haar komt wonen. Zij wil alleen dat er meer toezicht op [A] wordt gehouden. De kinderrechter vindt dat niet verkeerd, maar dat is naar het oordeel van de kinderrechter geen reden om niet aan de wens van [A] tegemoet te komen. De rechtbank ziet niet genoeg reden om de raad te vragen onderzoek te doen, omdat [A] al hulp krijgt van MEE. Er is dus zicht op hem.

Over de financiële gevolgen van deze beslissing moeten de ouders samen afspraken maken. Als dat niet lukt, kunnen zij een procedure bij de rechtbank starten.

Beslissing

De rechtbank:

wijzigt ambtshalve de beschikking van deze rechtbank van 7 juni 2013 en het daaraan gehechte ouderschapsplan voor wat betreft het hoofdverblijf van [A] , en bepaalt dat hij voortaan zijn hoofdverblijf bij de vader heeft;

verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Brunt, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 21 december 2018.

Conc: db

Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraakb. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733