Rechtbank Rotterdam 28-11-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:9784

Datum publicatie28-12-2018
ZaaknummerC/10/533015 / HA ZA 17-789
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Verdeling; Medewerking aan verkoop/toedeling; Gebruiksvergoeding; Vergoedingsrechten
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Man hoeft geen gebruiksvergoeding te betalen voor door vriendin verlaten woning, nu hij alle woonlasten en kosten vd woning draagt. Maar inbreng in gezamenlijke woning krijgt hij niet vergoed: tussen pp is (stilzwijgende) afspraak gemaakt dat de woning – die op beider naam staat geregistreerd – ieder voor de helft toekomt, ondanks een eventueel verschil in inbreng van pp bij de aankoop daarvan. Volgt veroordeling man om ervoor te zorgen dat de woning verzorgd en opgeruimd oogt voor (iedere) bezichtiging.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/533015 / HA ZA 17-789

Vonnis van 28 november 2018

in de zaak van

[naam eiseres] ,

wonende te Dordrecht,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. P.A. van Lange te Rotterdam,

tegen

[naam gedaagde] ,

wonende te Dordrecht,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. H.D. van den Berg te Dordrecht.

Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding, met producties 1 t/m 6,

  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties A t/m O,

  • de aan de zijde van de man overgelegde producties P t/m Y en H (opnieuw),

  • de conclusie van antwoord in reconventie,

  • het proces-verbaal van comparitie van 22 mei 2018,

  • de nadere akte van de man.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Partijen hebben (minstens) 28 jaar een affectieve relatie gehad, die inmiddels is beëindigd.

2.2.

Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van een woning op het adres [adres] te Dordrecht (hierna: de woning). De woning is aangeschaft in 1997 voor € 165.630,- (destijds ƒ 365.000,00). De woning is bezwaard met een hypothecaire geldlening, die bij aanvang ƒ 200.000,- bedroeg (€ 90.756,-). Partijen hebben zich hoofdelijk aan de hypothecaire schuld verbonden. De man woont thans nog in de woning, samen met de jongste dochter van partijen. De vrouw woont sinds maart 2016 elders. De maandelijkse lasten ter zake van de hypothecaire geldlening bedragen € 276,05. Deze lasten worden alleen door de man gedragen.

2.3.

Partijen zijn op enig moment overeengekomen dat de woning verkocht zal worden aan een derde. Partijen hebben vervolgens op 31 mei 2016 een makelaar ingeschakeld. De woning staat sindsdien te koop voor € 570.000,-.

3De vordering

in conventie

3.1.

De vrouw vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

1. de man te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het in dezen te wijzen

vonnis zijn medewerking te (blijven) verlenen aan de spoedige verkoop van de woning, volledig mee te werken aan alle door de makelaar geadviseerde handelingen om de woning verkoop klaar te maken, waaronder het opgeruimd hebben en houden van de woning bij bezichtigingen, waarbij de woning te koop gezet wordt voor een vraagprijs € 549.000,- en de man akkoord dient te gaan met verkoop bij een laatprijs van € 505.00,-, welke laatprijs zo nodig op advies van de makelaar zal worden aangepast, waarbij ieder de helft van de kosten van de verkoop draagt;

2. de man te veroordelen om maandelijks een gebruiksvergoeding te voldoen aan de

vrouw van € 750,-, zulks ingaande per 1 april 2016, althans een zodanige gebruiksvergoeding en ingangsdatum voor de verschuldigdheid daarvan als de

rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;

3. de verdeling vast te stellen van de overwaarde van de woning aldus dat de man en de vrouw genoemde opbrengst gelijkelijk delen, althans een zodanige verdeling vast te stellen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;

4. de man te veroordelen om binnen een week na betekening van het in deze te wijzen

vonnis over te gaan tot afgifte van de navolgende zaken, een en ander op straffe van een dwangsom van € 200,- per dag voor iedere dag dat de man daarmee in gebreke blijft:

• Bosch wasmachine (gekocht in 2015),

• Bosch wasdroger (gekocht in 2015),

• Linnenkast, lichtblauw, Ikea,

• Antieke kast met spiegel,

• Kapspiegel van de moeder van de vrouw,

• De boeken van de vrouw,

• De cd’s van de vrouw,

• De DVD’s van de vrouw,

• De fotoboeken, waarbij de man de negatieven behoudt,

• De persoonlijke bezittingen van de vrouw, opgeslagen in dozen, aanwezig op de

vliering in de woning,

• De persoonlijke bezittingen van de vrouw, zoals aanwezig in het rechterladeblok

van het bureau van de man,

• Het tuinmeubilair waaronder in ieder geval een tuinbank en de twee (laatst

aangeschafte) deckchairs en bijpassende kussens,

• Lichtblauw antiek kastje afkomstig uit India,

• Dekenkistje, rood, China,

• Glaswerk en bestek,

• De grote spiegel die is aangeschaft bij de aankoop van de woning,

• De twee antieke Kroonluchters, waaronder een Venetiaanse luchter,

• Het antieke tafeltje, rond,

• Het antieke kamergemak,

5. Met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.

3.2.

De man concludeert de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans deze af te wijzen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten

in reconventie

3.3.

De man vorder in reconventie voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  • de vrouw te veroordelen om maandelijks met een bedrag van € 173,82 bij te dragen aan de woonlasten vanaf 1 april 2016 tot aan de notariële levering van de woning aan de [adres] te Dordrecht aan derden en een bedrag van € 500,00 aan onderhoudskosten, vanaf 1 september 2012 althans een bedrag en met ingang van een datum als de rechtbank juist en rechtvaardig acht,

  • te bepalen dat uit de verkoopopbrengst van de woning aan de [adres] te Dordrecht aan de man een bedrag zal toekomen van € 173.254,00,

  • te bepalen dat ieder der partijen de helft van de kosten verbonden aan de verkoop en levering van voormelde woning moet dragen en dat ieder gerechtigd is tot de helft van de resterende overwaarde.

  • 3.4.

    De man vordert voorts veroordeling van de vrouw in de proceskosten in conventie en in reconventie.

    3.5.

    De vrouw concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de man, althans tot toewijzing met betrekking tot de vordering in reconventie sub c, mits daaronder ook de kosten voor het funderingsonderzoek worden bedoeld.

    3.6.

    Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

    4De beoordeling

    De vordering in conventie sub 1.

    4.1.

    De vrouw vordert samengevat dat de man dient te worden veroordeeld om mee te werken aan alle door de makelaar geadviseerde handelingen, om de woning verkoop klaar te maken en om akkoord te gaan met een verlaging van de vraagprijs naar € 549.000,00 en om akkoord te gaan met een laatprijs van € 505.000,00, die zo nodig op advies van de makelaar wordt aangepast. De vrouw legt kennelijk aan haar vordering ten grondslag dat zij niet in onverdeeldheid wenst te blijven ten aanzien van de woning die zoals partijen hebben afgesproken dient te worden verkocht aan een derde. De vrouw verwijt de man dat hij de verkoop- en laatprijs van de woning niet wil verlagen. De woning staat immers al twee jaar zonder succes voor een bedrag van € 570.000,00 te koop en de man gaat niet in op biedingen boven de € 490.000,00. De vrouw beroept zich op de waardeverklaring van 31 oktober 2016 van € 490.000,00 van de woning, die opgesteld is door het makelaarskantoor waarbij de door partijen ingeschakelde makelaar werkzaam is, en het uit de correspondentie blijkende advies van de door partijen ingeschakelde makelaar. Tevens verwijst de vrouw naar de afspraken die partijen in het verleden hebben gemaakt.

    De man betwist dat de makelaar geadviseerd heeft om de vraagprijs te verlagen. De man voert aan dat de makelaar meent dat een laatprijs van € 540.000,00 niet onredelijk is.

    4.2.

    Partijen hebben afgesproken dat de woning aan een derde zal worden verkocht en dat de eenvoudige gemeenschap, bestaande uit de woning, kennelijk dus zal worden verdeeld door verdeling van de netto-verkoopopbrengst van de woning. Partijen twisten echter over de vraagprijs en de laatprijs die dient te worden gehanteerd.

    4.3.

    Vast staat dat er problemen zijn met de fundering van de woning. Ter zitting is gebleken dat inmiddels een rapport over de fundering is uitgebracht, maar dat er nog een nader onderzoek dient plaats te vinden. De vrouw heeft ter zitting tevens verklaard dat de uitkomst van het rapport geen gevolgen heeft voor haar vordering.

    Ter zitting is bepaald dat partijen in de gelegenheid zouden worden gesteld een bericht van de makelaar in te brengen over de door hem geadviseerde vraag- en laatprijs van de woning. De vrouw heeft nagelaten van deze gelegenheid gebruik te maken, de man heeft bij akte een e-mail van 7 juni 2018 van de makelaar overgelegd. In deze e-mail schrijft de makelaar dat het belangrijk is dat er een volledig beeld komt van de fundering en adviseert hij om de vraagprijs (thans) niet aan te passen. Voorts adviseert hij partijen om elk (finaal) bod tussen de € 500.000,00 en € 520.000,00 te accepteren. Gelet op het advies van de makelaar ligt het in de rede om de vraagprijs thans niet aan te passen maar een eventueel nader onderzoek naar de fundering af te wachten waarna de makelaar duidelijkheid kan verschaffen over de redelijkheid van de huidige vraagprijs en in het verlengde daarvan de laatprijs. Dit betekent dat de vraagprijs thans gehandhaafd wordt op € 570.000,00 en eventueel op advies van de makelaar zal worden verhoogd of verlaagd, onder andere indien het resultaat van een eventueel nader onderzoek naar de fundering daar aanleiding toe geeft. Voorts zal de man worden veroordeeld om aan een eventuele verlaging van de vraagprijs, indien dit wordt geadviseerd door de makelaar, mee te werken, en zal de man eveneens worden veroordeeld mee te werken aan de verkoop tegen de laatprijs die de makelaar adviseert. Dienovereenkomstig zal worden beslist.

    4.4.

    Naast het bijstellen van de vraag- en laatprijs heeft de vrouw verzocht om de man te veroordelen om mee te werken aan het verkoop klaar maken van de woning. Hieronder wordt kennelijk verstaan dat de woning verzorgd oogt voor degene die belangstelling heeft om de woning te kopen en de woning om die reden komt bezichtigen. Dat de man inspanning kan leveren om in ieder geval de woning aantrekkelijk te laten ogen wordt bevestigd door de overgelegde correspondentie. De makelaar heeft in zijn e-mail van 23 januari 2017 vermeld dat de woning tijdens de bezichtigingen rommelig overkomt. Uit de e‑mail van 30 april 2018 blijkt voorts dat de makelaar de onbekende staat van de fundering vermeldt als voornaamste reden dat de woning niet wordt verkocht, maar dat het verfwerk aan de binnenkant dient te worden opgeknapt. De man zal dan ook worden veroordeeld om te zorgen dat de woning verzorgd oogt voor (iedere) bezichtiging, waaronder wordt begrepen het opgeruimd houden van de woning.

    De vordering in conventie sub 4.

    4.5.

    Ten aanzien van de vordering van de vrouw tot afgifte van de bovengenoemde zaken, heeft de man ter zitting verklaard dat hij daartegen geen bezwaar heeft. De man heeft voorts verklaard wel graag de mogelijkheid te houden om de fotoboeken in te zien, mocht hij dat willen. De vrouw heeft er geen bezwaar tegen als de spullen voorlopig, tot het huis is verkocht, bij de man blijven en heeft er geen bezwaar tegen mocht de man de fotoboeken op enig moment eens willen inkijken. Het opleggen van een dwangsom is niet nodig, nu de man zich bereid heeft verklaard om mee te werken aan de afgifte van de gevorderde goederen. De vordering ligt derhalve met inachtneming hetgeen partijen hierover hebben verklaard, voor toewijzing gereed.

    De vordering in conventie sub 2. en de vordering in reconventie sub a.

    4.6.

    De vordering in conventie sub 2. en de vordering in reconventie sub a. zullen gezamenlijk worden beoordeeld, nu de vordering van de man kennelijk voorwaardelijk is, derhalve pas ter beoordeling voorligt als de vordering van de vrouw (tot voldoening van een gebruiksvergoeding door de man) wordt toegewezen.

    4.7.

    De vrouw vordert een gebruiksvergoeding van de man. Zij stelt dat zij deelgenoot is, maar het gebruiksgenot van de woning mist. De man betwist dat hij een gebruiksvergoeding aan de vrouw verschuldigd is. De man wijst erop dat hij als enige de woonlasten betaalt. Verder voert de man aan dat de vrouw haar recht op een gebruiksvergoeding op onjuiste wijze berekent. In reconventie vordert de man kennelijk voorwaardelijk dat de vrouw moet meebetalen aan de woonlasten en de onderhoudskosten van de woning.

    4.8.

    De woning is gezamenlijk eigendom van partijen. Op grond van artikel 3:169 BW is, tenzij een regeling anders bepaalt, iedere deelgenoot bevoegd tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed, mits dit gebruik met het recht van de overige deelgenoten te verenigen is. Deze wettelijke bepaling heeft mede tot strekking de deelgenoot die het goed met uitsluiting van de andere echtgenoot gebruikt, te verplichten de deelgenoot die aldus verstoken wordt van het gebruik en genot waarop hij uit hoofde van het deelgenootschap recht heeft, schadeloos te stellen, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding Hierbij is verder van belang dat uit artikel 3:166 lid 3 BW volgt dat op de rechtsbetrekking tussen de deelgenoten de eisen van redelijkheid en billijkheid van toepassing zijn.

    4.9.

    De rechtbank zal geen gebruiksvergoeding opleggen. In beginsel heeft de vrouw recht op een gebruiksvergoeding. Daar staat echter tegenover dat de man alle woonlasten en kosten van de woning draagt. De vrouw zou, als mede-eigenaar van de woning, gehouden kunnen worden in deze lasten en kosten bij te dragen. Nu de man de lasten alleen draagt, wordt de vrouw financieel tegemoetgekomen door de man.

    4.10.

    Nu de vordering van de vrouw tot voldoening van een gebruiksvergoeding door de man wordt afgewezen, hoeft de vordering van de man in reconventie tot bijdrage in de woonlasten en de onderhoudskosten geen bespreking meer.

    De vordering in conventie sub 3. en de vordering in reconventie sub b. en sub c.

    4.11.

    De vordering in conventie sub 3. en de vordering in reconventie sub b. zullen gezamenlijk worden beoordeeld, nu deze strekken tot bepaling van de overwaarde en de wijze waarop de overwaarde van de woning tussen partijen dient te worden verdeeld.

    4.12.

    Tussen partijen is in geschil of de man uit eigen middelen kosten van de woning heeft betaald en of hij op grond daarvan een vordering heeft op de vrouw en/of de eenvoudige gemeenschap, en met welk bedrag alsdan rekening zou moeten worden gehouden bij de berekening van een overwaarde. Het betreft volgens de man een totaalbedrag van € 173.254,00 aan eigen middelen, zijnde een bedrag van € 74.874,00 dat is voldaan bij de aankoop van de woning en een bedrag van € 98.380.00 dat is voldaan ter voldoening van de kosten van de verbouwing van de woning.

    4.13.

    Naar de rechtbank begrijpt legt de man aan de gevorderde bedragen ten grondslag dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid deze investeringen hem toekomen.

    De man voert aan dat hij het verschil tussen de koopprijs van € 165.630,00 en de hypotheek van € 90.756,00 die ten behoeve van de koop van de woning zijn aangewend, heeft gefinancierd uit de opbrengst van de verkoop van het alleen op naam van de man staande appartement dat hij eerder in eigendom had. De man overlegt ter onderbouwing van zijn vordering een nota van afrekening van dit appartement. Daarnaast stelt de man dat de kosten van de verbouwing van de woning door hem zijn bekostigd. De man verwijst naar een tellijst van alle kosten die bij de renovatie zijn gemaakt. Voorts verwijst de man naar een omschrijving van de werkzaamheden die in het kader van de verbouwing zijn uitgevoerd en naar verklaringen waaruit zou blijken dat de verbouwing nodig was. Ter zitting heeft de man verklaard dat hij daarnaast geld uit de erfenis van zijn vader in de woning geïnvesteerd en dat de vrouw geen middelen heeft geïnvesteerd.

    De vrouw betwist dat de man een vergoedingsrecht toekomt en stelt dat de man zou investeren in stenen en de vrouw in de rest van het huishouden, waarbij het de bedoeling van partijen ieder voor de helft eigenaar zouden zijn van de woning. De vrouw voert in dit verband aan dat partijen langdurig samengeleefd en over een weer allerlei zaken (onder meer uit hun privé-vermogens) bekostigden. Zo heeft de vrouw de overdrachtsbelasting van fl. 42.000,00 ter zake de woning betaald en daarnaast geïnvesteerd in stoffering en dergelijke. Ook heeft de vrouw de studies van de twee oudste dochters betaald. Voorts is het forse rendement op de beleggingsrekening van de vrouw gebruikt voor het bekostigen van de gemeenschappelijke huishouding. De vrouw betwist tot slot de hoogte van het door de man gevorderde vergoedingsrecht.

    4.14.

    Uit vaste jurisprudentie volgt dat bij de verdeling van de gemeenschap iedere deelgenoot recht heeft op vergoeding door de gemeenschap van het bedrag dat hij uit zijn eigen vermogen ten behoeve van de verkrijging van dat goed heeft besteed. Hetgeen na aftrek van het totaal van die vergoedingen van de overwaarde resteert, komt iedere deelgenoot toe naar evenredigheid van zijn aandeel in de gemeenschap.

    De rechtbank begrijpt het verweer van de vrouw aldus, dat tussen partijen de (stilzwijgende) afspraak is gemaakt dat de woning – die op beider naam staat geregistreerd – ieder voor de helft toekomt, ondanks een eventueel verschil in inbreng van partijen bij de aankoop daarvan. Voor de vraag of partijen een dergelijke (stilzwijgende) overeenkomst hebben gesloten en op welke wijze deze dient te worden uitgelegd, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-maatstaf). Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang en kan acht worden geslagen op het feitelijk handelen van partijen.

    Dat partijen over een periode van 28 jaar een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd waarbij beide partijen beiden geld hebben ingebracht ter verkrijging van de gemeenschappelijke woning en nadien over en weer hun privé vermogen aanwenden voor gemeenschappelijke uitgaven, heeft de man niet betwist. Dat partijen deze bedragen in kaart brachten of verrekenden, is gesteld noch gebleken, zodat in de praktijk kennelijk geen belang werd gehecht aan een eventueel verschil in de financiële bijdragen van partijen aan gezamenlijke uitgaven. Deze omstandigheden ondersteunen de stelling van de vrouw dat het de bedoeling van partijen was dat de woning beide partijen voor de helft zou toekomen. Het had op de weg van de man gelegen zijn vordering, gelet op dit verweer van de vrouw, nader te onderbouwen. Nu de man dit heeft nagelaten zal zijn vordering worden afgewezen. Aan bewijslevering van zijn stelling wordt dan ook niet toegekomen.

    4.15.

    Nu uit het voorgaande volgt dat de man geen vordering heeft op de vrouw en/of de eenvoudige gemeenschap, en niet volgt met welk bedrag alsdan rekening zou moeten worden gehouden bij de berekening van een overwaarde, ligt de vordering van de vrouw voor toewijzing gereed. Immers partijen zijn beide eigenaar van de woning en maken dus aanspraak op ieder de helft van de overwaarde. Bepaald zal worden dat partijen ieder aanspraak maken op de helft van de overwaarde van de woning, waarbij de overwaarde van de woning wordt berekend door de verkoopopbrengst van de woning te verminderen met de hypotheekschuld. Daarbij geldt voorts dat de kosten die verbonden zijn aan de verkoop en levering van de woning gedeeld dienen te worden, nu zij beide ieder voor de helft eigenaar zijn en deelgenoten naar rato van hun aandeel in het gemeenschappelijk goed dienen bij te dragen in de kosten op grond van artikel 3:172 BW. Onder deze kosten vallen ook de kosten van het verdere funderingsonderzoek. De vordering van de man tot bepaling daarvan, ligt derhalve eveneens voor toewijzing gereed.

    4.16.

    De proceskosten tussen partijen (ex-partners) zullen worden gecompenseerd.

    5De beslissing

    De rechtbank

    In conventie

    5.1.

    veroordeelt de man om mee te werken aan de verkoop van de woning, waaronder wordt verstaan het verlenen van medewerking aan alle door de makelaar geadviseerde handelingen om de woning verkloopklaar te maken, waaronder het opgeruimd hebben en houden van de woning bij bezichtigingen, waarbij de woning te koop gezet wordt voor een vraagprijs van € 570.000,00 of op advies van de makelaar voor een hogere of lagere vraagprijs, en veroordeelt de man mee te werken aan verkoop tegen een door de makelaar geadviseerde laatprijs,

    5.2.

    veroordeelt de man, om na verkoop van de woning, over te gaan tot afgifte van de navolgende zaken, met dien verstande dat de man de mogelijkheid behoudt om de fotoboeken op zijn verzoek in te zien:

    • Bosch wasmachine (gekocht in 2015),

    • Bosch wasdroger (gekocht in 2015),

    • Linnenkast, lichtblauw, Ikea,

    • Antieke kast met spiegel,

    • Kapspiegel van de moeder van de vrouw,

    • De boeken van de vrouw,

    • De cd’s van de vrouw,

    • De DVD’s van de vrouw,

    • De fotoboeken, waarbij de man de negatieven behoudt,

    • De persoonlijke bezittingen van de vrouw, opgeslagen in dozen, aanwezig op de

    vliering in de woning,

    • De persoonlijke bezittingen van de vrouw, zoals aanwezig in het rechterladeblok

    van het bureau van de man,

    • Het tuinmeubilair waaronder in ieder geval een tuinbank en de twee (laatst

    aangeschafte) deckchairs en bijpassende kussens,

    • Lichtblauw antiek kastje afkomstig uit India,

    • Dekenkistje, rood, China,

    • Glaswerk en bestek,

    • De grote spiegel die is aangeschaft bij de aankoop van de woning,

    • De twee antieke Kroonluchters, waaronder een Venetiaanse luchter,

    • Het antieke tafeltje, rond,

    • Het antieke kamergemak,

    In conventie en in reconventie

    5.3.

    stelt vast dat partijen ieder aanspraak maken op de helft van de overwaarde van de woning, waarbij de overwaarde van de woning wordt berekend door de verkoopopbrengst van de woning te verminderen met de hypotheekschuld, en dat de kosten die verbonden zijn aan de verkoop en levering van de woning, waaronder de kosten voor het funderingsonderzoek, gedeeld dienen te worden,

    5.4.

    verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

    5.5.

    compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

    5.6.

    wijst het meer of anders gevorderde af.

    Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. den Hollander en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2018. 1

    1

    1287/2872



    © Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733