Rechtbank Gelderland 19-12-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:5528

Datum publicatie21-12-2018
Zaaknummer340727 FZ RK 18/2003
ProcedureEerste aanleg - meervoudig
ZittingsplaatsZutphen
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenIPR familierecht; Interlandelijke adoptie;
Kinderen; Adoptie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Adoptie Nigeriaans kind. Nigeria ten tijde van verzoek tot beginseltoestemming geen partij bij Haags Adoptieverdrag 1993; Boek 10 BW toepasselijk. Ondanks dat kind was overleden ten tijde van indiening verzoek wordt adoptie in kennelijk belang kind geacht. Verzoekers kunnen bij ontstaan familierechtelijke betrekkingen belang hebben (o.m. emotioneel belastend dat zij niet op overlijdensakte kind als ouders staan vermeld), ook al zullen verdere rechtsgevolgen voor kind uitblijven.

Volledige uitspraak


RECHTBANK GELDERLAND

Team familie- en jeugdrecht

Zittingsplaats Zutphen

Zaaknummer: 340727 FZ RK 18/2003

beschikking van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 19 december 2018

[verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2],

echtgenoten, verder te noemen verzoekers,

beiden wonende te Barneveld,

advocaat: mr. J.J. Wolleswinkel te Barneveld.

Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:

  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 4 juli 2018;

  • het aanvullend verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 13 september 2018;

  • de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag van 21 augustus 2018;

  • het rapport van 8 oktober 2018 van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Gelderland, Locatie Arnhem;

  • het journaalbericht met bijlage van mr. Wolleswinkel van 18 oktober 2018.

De feiten

Op [geboortedatum en plaats minderjarige], geboren de minderjarige:

[naam minderjarige], oorspronkelijk genaamd [oorsponkelijke naam minderjarige],

een meisje.

De minderjarige heeft de Nigeriaanse nationaliteit.

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft bij besluit van 7 december 2016, nr. B.K.A. 20153/0152, aan verzoekster [verzoekster sub 2] toestemming verleend voor het opnemen van voornoemde minderjarige ter adoptie.

Blijkens de adoptie uitspraak van de Chief Magistrate Court Ogun State of Nigeria, in the Ota Magisterial District holden at Ota van 25 juli 2017, Suit No. MOT/556F/2016, is naar het recht van Nigeria de adoptie van de minderjarige tot stand gekomen. Sedert die adoptie is de minderjarige genaamd [naam minderjarige].

De minderjarige heeft in verband met deze adoptie haar geboorteland mogen verlaten.

De minderjarige staat sinds 7 december 2017 ingeschreven op het adres van verzoekers.

De minderjarige is op 7 mei 2018 te Utrecht overleden.

Het verzoek

Verzoekers verzoeken de rechtbank – na wijziging en aanvulling –, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  • de geboortegegevens van de minderjarige vast te stellen;

  • te verklaren voor recht dat wordt erkend de beslissing, zoals opgenomen in het overgelegde “Enrolment of Order” van de Chief Magistrate Court Ogun State of Nigeria in the Ota Magisterial District holden at Ota van 25 juli 2017, tot de adoptie naar het recht van Nigeria van voornoemde minderjarige;

  • te verklaren voor recht dat de zwakke adoptie van de minderjarige door verzoekster naar het recht van Nigeria wordt omgezet in een sterke adoptie naar Nederlands recht;

  • te verstaan dat de minderjarige bij de buitenlandse adoptie de voornamen [voornamen minderjarige] heeft verkregen en de geslachtsnaam [geslachtsnaam minderjarige];

  • de adoptie uit te spreken van de minderjarige door verzoeker;

  • de inschrijving te bevelen van de vastgestelde geboortegegevens van de minderjarige in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;

  • de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag te gelasten een latere vermelding van de adoptie en de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;

  • de griffie op te dragen niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van de beschikking, indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.

De beoordeling

Erkenning

Ten tijde van het verzoek tot beginseltoestemming was Nigeria geen verdragsstaat bij het Haags Adoptieverdrag 1993. In verband hiermee is afdeling 3 erkenning van een buitenlandse adoptie, Boek 10, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing op de onderhavige adoptie.

Ingevolge artikel 10:109, eerste lid onder a, b en c BW wordt een buitenlands gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen en die is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak zijn gewone verblijfplaats had, terwijl de adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, erkend indien:a. de bepalingen van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (nader te noemen: Wobka) in acht zijn genomen, en b. de erkenning van de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, en c. erkenning niet op een grond, bedoeld in artikel 10:108, tweede of derde lid BW, zou worden onthouden.

De erkenning van de adoptie wordt op grond van artikel 10:108, tweede of derde lid BW onthouden indien aan de beslissing houdende adoptie kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van die beslissing kennelijk in strijd met de openbare orde zou zijn, waarvan in ieder geval sprake is indien de beslissing kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft.

De rechtbank stelt vast dat de buitenlandse adoptie beslissing is gegeven door een ter plaatse bevoegde autoriteit van Nigeria, hetgeen blijkt uit de stukken van de Chief Magistrate Court Ogun State of Nigeria, in the Ota Magisterial District holden at Ota van 25 juli 2017, Suit No. MOT/556F/2016.

Gelet op de overgelegde uittreksels van de basisregistratie personen stelt de rechtbank vast dat verzoekster ten tijde van de indiening van de aan de Nigeriaanse autoriteit gerichte verzoeken tot adoptie en ten tijde van de buitenlandse adoptie beslissing in Nigeria haar gewone verblijfplaats in Nederland had. De minderjarige had zowel ten tijde van het verzoek als ten tijde van de uitspraak van de adoptie haar gewone verblijfplaats in Nigeria.

Nu de Minister van Veiligheid en Justitie de op grond van artikel 2 Wobka vereiste beginseltoestemming aan verzoekster heeft verleend, gaat de rechtbank ervan uit dat de bepalingen van de Wobka in acht zijn genomen.

Gelet op de uitspraak van de Chief Magistrate Court Ogun State of Nigeria, in the Ota Magisterial District holden at Ota van 25 juli 2017, Suit No. MOT/556F/2016, de verleende beginseltoestemming aan verzoekster, welke niet dan na voorafgaand onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming wordt verleend, het feit dat de minderjarige sinds

7 december 2017 bij verzoekster haar gewone verblijfplaats heeft en de Raad voor de Kinderbescherming blijkens zijn rapport van 8 oktober 2018 heeft aangegeven dat hij een positief advies uitbrengt met betrekking tot het onderhavige verzoek, is de rechtbank van oordeel dat de erkenning van de Nigeriaanse adoptie ten aanzien van verzoekster in het belang van de minderjarige is.

Voorts zijn uit de stukken geen gronden gebleken voor het onthouden van de erkenning van de Nigeriaanse beslissing als bedoeld in artikel 10:108, tweede lid onder a, b en c BW.

Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat aan de voorwaarden voor erkenning van de uitspraak van Chief Magistrate Court Ogun State of Nigeria, in the Ota Magisterial District holden at Ota van 25 juli 2017, Suit No. MOT/556F/2016, is voldaan.

Gelet op de laatste zin van het tweede lid van artikel 10:109 BW is de procedure van artikel 1:26 BW toepasselijk en zal de rechtbank derhalve voor recht verklaren dat deze uitspraak ten aanzien van verzoekster vatbaar is voor inschrijving in het desbetreffende register van de burgerlijke stand.

Omzetting

Artikel 10:110, tweede lid BW bepaalt dat als de adoptie in de staat waar zij plaatsvond niet tot gevolg heeft dat voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, de adoptie dat gevolg ook in Nederland mist. De adoptie kan in die situatie worden omgezet naar een adoptie naar Nederlands recht.

Nu mede op grond van informatie van de Centrale Autoriteit vaststaat dat de adoptie naar het recht van Nigeria tot rechtsgevolg heeft dat de familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en haar verwanten zijn verbroken, zal de rechtbank het verzoek hieromtrent afwijzen.

Adoptie

Ten aanzien van verzoeker is door het Ministerie van Veiligheid en Justitie geen beginseltoestemming verleend als bedoeld in artikel 2 van de Wobka. Derhalve is erkenning van de adoptiebeslissing in Nigeria ten aanzien van verzoeker niet mogelijk. Thans dient te worden beoordeeld of adoptie naar Nederland recht mogelijk is.

Ingevolge artikel 1:227, derde lid BW kan het verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.

Op grond van artikel 1:228, eerste lid BW dient aan de navolgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:

a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;

b. het kind niet een kleinkind van een adoptant is;

c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;

d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;

e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;

f. dat de adoptanten of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;

g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft blijkens zijn rapport van 8 oktober 2018 een positief advies uitgebracht met betrekking tot het onderhavige verzoek.

Vaststaat dat de minderjarige op 4 juli 2018, het moment dat verzoekers het verzoek tot adoptie bij deze rechtbank indienden, overleden was. Verzoekers stellen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de adoptie ten aanzien van verzoeker, ondanks het overlijden van de minderjarige, wordt uitgesproken. Het is voor verzoekers en hun gezin emotioneel gezien van groot belang dat de minderjarige ook in familierechtelijke betrekking komt te staan tot verzoeker. Daarnaast is het voor verzoekers emotioneel belastend dat zij niet op de overlijdensakte van de minderjarige staan vermeld als zijnde de ouders van de minderjarige.

De rechtbank overweegt dienaangaande dat, hoewel adoptie primair door de Nederlandse wetgever werd gezien als een maatregel van kinderbescherming, adoptie in haar effecten verder gaat dan kinderbescherming vereist en ingrijpt op het afstammingsrecht. Verzoekers kunnen bij het ontstaan van familierechtelijke betrekkingen belang hebben, ook al zullen verdere rechtsgevolgen voor de minderjarige, gezien haar voortijdig overlijden, uitblijven.

De rechtbank acht een zwaarwegend belang van de minderjarige dat zij twee ouders heeft, niet alleen in praktische maar ook in juridische zin. Het was de bedoeling van verzoekers om dit ten aanzien van de minderjarige door adoptie te realiseren. Indien de minderjarige niet was overleden, zou het verzoek tot adoptie naar alle waarschijnlijkheid zijn toegewezen. Immers de Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapport van 8 oktober 2018 geconcludeerd dat een adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige was en nog steeds is. De minderjarige heeft feitelijk in de persoon van verzoekers twee ouders gehad totdat zij kwam te overlijden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het in het belang is van de minderjarige dat zij wordt geadopteerd door verzoeker; de rechtbank ziet niet in waarom het overlijden van de minderjarige dit anders zou maken.

Onder deze omstandigheden hebben verzoekers het recht om ter inrichting van hun familie- en gezinsleven van adoptie ook met betrekking tot de minderjarige gebruik te maken, zodat de juridische status van de minderjarige in overeenstemming wordt gebracht met de sinds de Nigeriaanse adoptie bestaande sociale en emotionele realiteit van haar gezinsleven met verzoekers en hun kinderen en zou een weigering adoptie toe te staan een ongeoorloofde inmenging op het recht van verzoekers op een ongestoorde inrichting van hun familie- en gezinsleven opleveren.

Ten aanzien van de verzorgingstermijn van een jaar overweegt de rechtbank als volgt. De vereiste termijn van verzorging en opvoeding van een jaar is bedoeld om de bestendigheid van de verzorging en opvoeding te toetsen. In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bijzondere situatie waarbij de genoemde termijn van een jaar geen redelijk doel (meer) dient. Verzoekers hebben in ieder geval sinds 7 december 2017 samen de verzorging en opvoeding van de minderjarige voor hun rekening genomen, ook tijdens de intensieve periode waarin de minderjarige ziek was en in het ziekenhuis verbleef, en gelet op de stukken en het besprokene ter zitting wordt aannemelijk geacht dat zij ook de intentie hadden om dit te blijven doen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft dan ook, gezien de intentie van verzoekers, geen bezwaar tegen het verzoek om de minderjarige door verzoeker direct te adopteren in plaats van na één jaar van verzorging en opvoeding. Op grond van het vorengaande acht de rechtbank de wettelijke termijn van verzorging en opvoeding van ten minste een jaar als bedoeld in artikel 1:228, eerste lid, onder f, BW in deze specifieke situatie niet verenigbaar met het bepaalde in artikel 8 jo 14 EVRM en zal deze daarom buiten beschouwing laten.

Nu ook aan de overige voorwaarden van de artikelen 1:227 en 1:228 BW is voldaan, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie door verzoeker toewijzen.

Namen

Op grond van artikel 10:19, eerste lid BW wordt de geslachtsnaam van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Op grond van artikel 10:20 BW wordt de geslachtsnaam van een persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit, ongeacht de vraag of hij nog een andere nationaliteit heeft, bepaald door het Nederlandse recht.

Artikel 10:22, eerste lid BW bepaalt dat ingeval van verandering van nationaliteit het recht van de staat van de nieuwe nationaliteit van toepassing is, daaronder begrepen de regel van dat recht betreffende de gevolgen van de nationaliteitsverandering voor de naam.

De minderjarige had de Nigeriaanse nationaliteit. Op het moment dat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan levert dit een grondslag op voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. Hoewel dit ten gevolge van het voortijdig overlijden niet meer aan de orde is, zal de rechtbank, gelet op vorenstaande beslissingen omtrent de adoptie, ervan uitgaan dat het Nederlands recht van toepassing is op het verzoek dat betrekking heeft op de geslachtsnaam van de minderjarige.

Verzoekers hebben verzocht te verstaan dat de minderjarige de geslachtsnaam van verzoeker zal dragen. De minderjarige zal, gelet op het bepaalde in artikel 1:5, derde lid BW, derhalve de geslachtsnaam [geslachtsnaam minderjarige] dragen. Een beslissing hierover van de rechtbank kan achterwege blijven, niettemin zal de rechtbank hieronder verstaan dat de minderjarige de geslachtsnaam [geslachtsnaam minderjarige] zal hebben.

Wat betreft het verzoek tot voornaamswijziging bepaalt artikel 1:4, vierde lid BW dat deze door de rechtbank kan worden gelast. Het verzoek zal worden toegewezen, aangezien van bezwaren daartegen niet is gebleken. De rechtbank zal derhalve wijziging van de voornamen van de minderjarige gelasten, opdat de voornamen van de minderjarige zullen luiden: [voornamen minderjarige]. Tevens zal inschrijving hiervan worden gelast.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank als volgt beslissen.

Geboortegegevens

Bij de stukken bevindt zich een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door de daartoe bevoegde instantie opgemaakte akte van geboorte van de minderjarige, genummerd [nummer]. Het betreft hier een herregistratie in verband met de Nigeriaanse adoptie die niet de oorspronkelijke geboortegegevens van de minderjarige bevat, maar de gegevens van verzoekers en die daardoor niet de situatie weergeeft zoals deze gold op het moment van geboorte van de minderjarige.

De rechtbank volgt het oordeel van de ambtenaar van de burgerlijke stand dat inschrijving daarvan leidt tot een onjuiste en naar Nederlandse begrippen onbegrijpelijke geboorteakte. Met het oog hierop ligt het volgens de ambtenaar van de burgerlijke stand voor de hand de oorspronkelijke geboortegegevens van de minderjarige vast te stellen.

De rechtbank is van oordeel dat uit de in het geding gebrachte stukken voldoende aanwijzingen zijn verkregen omtrent de omstandigheden waaronder en de datum waarop de geboorte van de minderjarige moet hebben plaatsgevonden.

Mede gelet op artikel 1:25c BW, beslist de rechtbank daarom als na te melden.

De beslissing

De rechtbank:

stelt de geboortegegevens van de minderjarige aldus vast, dat deze luiden:

[geboortegegevens minderjarige]

gelast de inschrijving daarvan door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;

stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden voor erkenning van de adoptie van voormelde minderjarige door verzoekster;

verklaart voor recht dat de uitspraak van het Chief Magistrate Court Ogun State of Nigeria, in the Ota Magisterial District holden at Ota van 25 juli 2017, Suit No. MOT/556F/2016, ten aanzien van verzoekster voor inschrijving in de desbetreffende registers van de burgerlijke stand vatbaar is;

spreekt uit de adoptie van:

[naam minderjarige], oorspronkelijk genaamd [oorsponkelijke naam minderjarige],

geboren op [geboortedatum en plaats minderjarige],

door:

[verzoeker sub 1] ,

wonende te [adres];

gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de adoptie door verzoekers aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;

bepaalt dat de griffier van deze rechtbank daartoe een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag zal zenden, zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan;

gelast de wijziging van de voornamen van de minderjarige in de voornamen: [voornamen minderjarige];

verstaat dat de verzoekers gezamenlijk hebben verklaard dat de minderjarige de geslachtsnaam van verzoeker zal hebben, te weten [geslachtsnaam minderjarige];

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. S. Kuypers, voorzitter, en mrs. A.J.J.M. Weijnen en A.L.M. Steinebach-de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van [naam griffier] als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2018.

Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733