Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18-12-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:11013

Datum publicatie19-12-2018
Zaaknummer200.227.776/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsLeeuwarden
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Opzettelijk verzwijgen 3:194 BW;
Familieprocesrecht; Herstel/aanvulling/herroeping uitspraak
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Verkeerde procedure. Hof wijst vordering tot herroeping van arrest mbt verdeling af. Man beoogt geen ongedaanmaking van het daar besliste, maar stelt dat vrouw haar aandeel in nalatenschap van haar vader heeft verzwegen en daarmee heeft verbeurd (art. 3:194 lid 2 BW) subsidiar dat het aldus door de vrouw verkregene alsnog in de verdeling wordt betrokken (art. 3:179 lid 2 BW).
Geen proceskostenveroordeling.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.227.776/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland (Leeuwarden) 92461 / HA ZA 08-873)

arrest van 18 december 2018

in de zaak van

[de man] ,

domicilie gekozen hebbende te Amsterdam,

eiser tot herroeping,

hierna: de man,

advocaat: mr. M. Kaouass, kantoorhoudend te Amsterdam,

tegen

[de vrouw] ,

domicilie gekozen hebbende te Leeuwarden,

geïntimeerde,

hierna: de vrouw,

advocaat: mr. T.E. Heslinga, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1Het procesverloop

1.1

Bij exploot van 14 november 2017 heeft de man de vrouw gedagvaard voor dit hof. Hij heeft - kort weergegeven - gevorderd dat het hof zijn arrest van 17 december 2013 zal herroepen en de omvang van de huwelijksgemeenschap van partijen opnieuw zal vaststellen.

1.2

Het hof heeft verder kennisgenomen van:

- de memorie van antwoord van de vrouw van 9 januari 2018;

- de akte na memorie van antwoord van de man van 6 maart 2018;

- de akte van depot van 28 maart 2018;

- de antwoordakte van de vrouw van 3 april 2018.

1.3

Partijen hebben arrest gevraagd en het hof heeft de uitspraak bepaald op vandaag.

2. Het geding in eerste aanleg en in hoger beroep betreffende het arrest waarvan herroeping wordt gevorderd

2.1

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van de (toenmalige) rechtbank Leeuwarden van 9 december 2009. Daarbij is de huwelijksgemeenschap van partijen, met vernietiging van het eerder gewezen verstekvonnis, opnieuw verdeeld, zijn aan partijen toedelingen gedaan en is de vrouw veroordeeld om aan de man een bedrag van € 17.745,60 te voldoen.

2.2

Tegen dit vonnis van 9 december 2009 is de vrouw in hoger beroep opgekomen; deze zaak is bij het hof geregistreerd onder zaaknummer 200.059.470. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 17 december 2013 heeft dit hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en partijen gelast de huwelijksgemeenschap te verdelen op de door het hof aangegeven wijze, met bepaling dat de vrouw een schuld aan de Postbank als eigen schuld zal voldoen en met veroordeling van de man om aan de vrouw een bedrag van € 40.073,- te voldoen uit hoofde van overbedeling.

3De beoordeling

met betrekking tot de ontvankelijkheid:

3.1

Het hof is, gelet op artikel 384 lid 1 Rv. , bevoegd van de vordering van de man kennis te nemen, nu het hof de rechter is die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld.

3.2

Ingevolge het bepaalde in artikel 382 Rv. kan een vonnis (hier: arrest) dat in kracht van gewijsde gegaan is op vordering van een partij worden herroepen op de gronden genoemd in dat artikel. De (limitatieve) gronden voor herroeping, genoemd in artikel 382 Rv. , zijn:

a. het vonnis (arrest) berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd;

b. het vonnis (arrest) berust op stukken, waarvan de valsheid na het vonnis (arrest) is erkend of bij gewijsde is vastgesteld;

c. de partij die de herroeping vordert heeft na het vonnis (arrest) stukken van beslissende aard in handen gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.

3.3

De man baseert zijn vordering tot herroeping van het arrest van 17 december 2013 op - kort gezegd - de stelling dat hem is gebleken dat de vrouw haar gerechtigdheid tot de nalatenschap van haar vader heeft verzwegen in de procedure tot verdeling van de huwelijksgemeenschap van partijen. In zijn dagvaarding knoopt hij aan bij de herroepingsgrond onder c hierboven, in zijn nadere akte beroept hij zich meer op de herroepingsgrond onder a hierboven. Hij beoogt te bereiken dat de aanspraken van de vrouw uit hoofde van haar erfgenaamschap, ter waarde van € 201.792,-, alsnog in de verdeling worden betrokken, primair door verbeurte van dit verzwegen boedelbestanddeel aan hem, ingevolge artikel 3:194 lid 2 BW, en subsidiair door elk van partijen de helft van die waarde toe te delen. Daarbij kan de verdeling zoals die door het hof in het arrest van

17 december 2013 is vastgesteld overigens in stand blijven.

3.4

De vrouw heeft verweerd gevoerd.

3.5

Het hof constateert dat de man met het instellen van de vordering tot herroeping van het arrest van 17 december 2013 - het arrest inhoudelijk bezien - geen ongedaanmaking van het daar besliste beoogt, maar dat hij met de ingestelde vordering in wezen nastreeft,

- primair dat door de rechter ten aanzien van hetgeen de vrouw uit hoofde van het erfgenaamschap in de nalatenschap van haar vader heeft verkregen aan het bepaalde in artikel 3:194 lid 2 BW toepassing wordt gegeven; en

- subsidiair dat het aldus door de vrouw verkregene, alsnog in de verdeling wordt betrokken, zoals bedoeld in artikel 3:179 lid 2 BW.

3.6

Daarom heeft de man naar het oordeel van het hof geen rechtens te respecteren belang bij zijn vordering tot herroeping van het arrest van 17 december 2013. Hij kan immers voor hetgeen hij nastreeft een op artikel 3:179 lid 2 BW gegronde vordering in combinatie met een op artikel 3:194 lid 2 BW gegronde vordering bij de daarvoor bevoegde rechter instellen. Het hof zal de vordering van de man dan ook afwijzen.

met betrekking tot de proceskosten:

3.7

De vrouw heeft gevorderd dat de man wordt veroordeeld in de integrale proceskosten. Zij voert daartoe aan dat de man veelvuldig heeft geprocedeerd in de 19 jaren die sinds het uiteengaan van partijen zijn verstreken.

De man heeft zich daartegen verzet en vordert dat de proceskosten worden gecompenseerd.

3.8

Het hof ziet in deze zaak geen aanleiding af te wijken van de gebruikelijke compensatie van de proceskosten, nu het een procedure tussen gewezen echtgenoten betreft en de procedure hun ontbonden huwelijksgoederengemeenschap betreft.

de slotsom

3.9

Gezien de bovenstaande overwegingen zal het hof beslissen als volgt.

De beslissing

Het hof, rechtdoende op de vordering tot herroeping:

wijst af de vordering tot herroeping van het arrest van dit hof van 17 december 2013, tussen partijen gewezen;

compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

Dit arrest is gewezen door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. W. Breemhaar en mr. J.H. Kuiper en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 december 2018.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733