Rechtbank Rotterdam 20-07-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:10119

Datum publicatie11-12-2018
ZaaknummerC/10/546198 / FA RK 18-1839
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Verhuizing met kind; Bijz. curator bij belangenstrijd (art. 1:250 BW); Hoofdverblijfplaats
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Geen toestemming voor verhuizing moeder, wier oudste kind dit schooljaar eindexamen doet.
Van belang dat kinderen het laatste schooljaar kunnen afmaken in dezelfde klas op dezelfde school. Dat geldt zeker voor oudste kind, dat PDD-NOS heeft. Een verhuizing zou voor hem niet alleen een ingrijpende verandering van woonomgeving betekenen, maar ook een schoolwisseling in examenjaar. Dit is niet in zijn belang en weegt zwaar mee in de beoordeling. Mocht moeder toch verhuizen, wordt hoofdverblijfplaats kind bij vader bepaald.

Volledige uitspraak


Rechtbank Rotterdam

Team familie

zaaknummer / rekestnummer: C/10/546198 / FA RK 18-1839

Beschikking van 20 juli 2018 betreffende vervangende toestemming en wijziging hoofdverblijf ex artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek

in de zaak van:

[naam vrouw] , de vrouw,

wonende te Gorinchem,

advocaat mr. J.F. van Drenth te Gorinchem,

t e g e n

[naam man] , de man,

wonende te De Meern, gemeente Utrecht,

advocaat mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens te Vleuten.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 06 maart 2018;

- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen;

- de brieven van de zijde van de man, gedateerd 20 april 2018, 4 mei 2018,

28 juni 2018 (met producties) en 29 juni 2018 met als bijlage een akte wijziging

c.q. aanvulling petitum.

1.2.

De minderjarige [naam minderjarige 1] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt.

1.3.

De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 4 juli 2018.

Bij die gelegenheid zijn verschenen:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. Van Drenth;

- de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. Van den Heuvel-Beerens;

- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), ter zitting vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .

2De vaststaande feiten

2.1.

Partijen zijn gehuwd op 13 september 2001.

2.2.

Beide partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

2.3.

Het huwelijk van partijen is op 27 april 2005 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 7 april 2005 in de registers van de burgerlijke stand.

2.4.

Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:

[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2002 te [geboorteplaats minderjarige 1] ; en

[naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2003 te [geboorteplaats minderjarige 2] .

2.5.

Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.

2.6.

Bij voormelde beschikking van 7 april 2005 is onder meer bepaald dat er omgang zal zijn tussen de man en de minderjarige kinderen van partijen, ieder weekend van vrijdagavond tot zondagavond. Eenmaal per vijf weken verblijven de kinderen een hele week bij de vrouw. Partijen delen de schoolvakanties, feestdagen en verjaardagen bij helfte.

2.7.

Bij beschikking van 18 april 2007 is de omgangsregeling als volgt gewijzigd:

De kinderen verblijven gedurende twee achtereenvolgende weekends van vrijdagavond tot zondagavond bij de man, gevolgd door een weekend van vrijdagavond tot zondagavond bij de vrouw, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties, verjaardagen en feestdagen.

2.8.

De vrouw heeft nog een minderjarige kind uit een andere relatie:

[naam minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2006 te [geboorteplaats minderjarige 3] .

2.9.

De minderjarigen [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 3] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw, de minderjarige [naam minderjarige 2] verblijft sinds de zomer van 2017 bij de man.

2.10.

De man is op 23 maart 2009 gehuwd met [naam echtgenote] met wie hij één minderjarig kind heeft: [naam minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum minderjarige 4] 2009.

3De beoordeling

3.1.

De vrouw verzoekt vervangende toestemming te verlenen om met [naam minderjarige 1] naar Dronten te verhuizen per 1 juli 2018, althans per einde schooljaar 2017/2018 en daarbij aan haar vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van [naam minderjarige 1] op het Almere College te Dronten.

3.2.

De man voert gemotiveerd verweer tegen het verzoek van de vrouw tot verhuizing en het daarmee samenhangende verzoek tot wijziging van de school, en heeft benoeming van een bijzondere curator verzocht, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure.

3.3.

De man heeft het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift gewijzigd en aangevuld bij brief van 29 juni 2018 in die zin dat hij verzoekt:

- primair: een bijzonder curator aan te stellen op basis van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en dientengevolge de zaak tot een nadere datum aan te houden en de vrouw gedurende deze periode een verbod tot verhuizing op te leggen met een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 50.000,- voor elke dag dat de vrouw zich niet aan dit verbod zal houden;

- subsidiair: de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren en de vrouw in de feitelijke dan wel in de forfaitaire kosten van de procedure te veroordelen;

- bij voorwaardelijk zelfstandig verzoek: mocht de vrouw alsnog met [naam minderjarige 1] verhuizen zonder toestemming dan wel zonder [naam minderjarige 1] verhuizen, de hoofverblijfplaats van [naam minderjarige 1] te wijzigen naar de man en de man vervangende toestemming te verlenen om [naam minderjarige 1] in te schrijven in de gemeente Meern en in te schrijven op een middelbare school in die omgeving.

3.4.

Verzoek tot aanhouding voor benoeming bijzondere curator

3.4.1.

De man verzoekt een aanhouding van de behandeling om een bijzondere curator voor [naam minderjarige 1] te benoemen, onder gelijktijdige oplegging van een verhuisverbod voor de vrouw voor de duur van de aanhouding met een dwangsom. De man ziet gezien de kwetsbaarheid van [naam minderjarige 1] graag dat hij met een onafhankelijk persoon kan praten die zijn mening kan verwoorden in deze procedure.

3.4.2.

De vrouw meent dat het niet nodig is om een bijzondere curator te benoemen.

3.4.3.

Overeenkomstig artikel 1:250 BW kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen, in strijd zijn met die van de minderjarige indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen. De bijzondere curator vertegenwoordigt de belangen van de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte.

3.4.4.

De rechtbank overweegt allereerst dat het vanwege de druk waaronder [naam minderjarige 1] staat nu van belang is snel duidelijkheid te geven over de vraag of de vrouw wel of niet mag verhuizen. Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, heeft de rechtbank ook voldoende zicht gekregen op de situatie om nu een beslissing te kunnen nemen. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het benoemen van een bijzondere curator, temeer omdat [naam minderjarige 1] zestien jaar is en bij het kindgesprek goed in staat is gebleken zijn mening kenbaar te maken ten aanzien van het verzoek van de vrouw te mogen verhuizen en waar hij zijn hoofdverblijfplaats ziet.

3.4.5.

Het primaire verzoek van de man zal daarom geheel worden afgewezen.

3.5.

Verzoek vervangende toestemming verhuizing

3.5.1.

[naam minderjarige 1] heeft tijdens het kindgesprek te kennen gegeven dat de verhuizing voor hem op een verkeerd moment komt en het minder erg te vinden als dat moment met één jaar wordt uitgesteld. Hij wil zijn laatste schooljaar op zijn huidige school goed kunnen afronden. Hij woont al zolang als hij zich kan herinneren in Gorinchem en heeft er zijn school, vrienden en een bijbaantje. Verder heeft hij een goede contactregeling met zijn vader, die in De Meern, gemeente Utrecht woont, en hij wil deze voort kunnen zetten.

3.5.2.

De raad heeft gelet op de leeftijd van [naam minderjarige 1] en zijn bezwaren geadviseerd om het verzoek van de vrouw af te wijzen. Een verhuizing vormt voor [naam minderjarige 1] een aanzienlijke vergroting van de kans dat hij niet zal slagen in het examenjaar. Voor [naam minderjarige 1] is het heel belangrijk zijn school te kunnen afronden om zich te richten op een vervolgopleiding.

Een verhuizing op dit moment zou ook betekenen dat [naam minderjarige 1] in een relatief korte periode twee maal wisselt van school, hetgeen onwenselijk is gezien de aanzienlijke belasting die dit met zich meebrengt voor hem mede gelet op zijn kindeigen problematiek.

3.5.3.

Ingevolge artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de betreffende minderjarige(n) wenselijk voorkomt. Bij de beantwoording van de vraag of een ouder toestemming dient te krijgen om met een minderjarige te verhuizen, staan de belangen van de minderjarige(n) weliswaar voorop, maar, naar vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen.

3.5.4.

Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie de minderjarige(n) hoofdverblijfplaats heeft in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarige(n) elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen. Daar tegenover staan andere belangen waarbij te denken valt aan (niet uitputtend opgesomd):

  • de noodzaak om te verhuizen;

  • een goede voorbereiding van de verhuizing;

  • het aanbieden van alternatieven of compensatie voor de verminderingen van de contactmogelijkheden met de andere ouder;

  • de extra kosten van contact na de verhuizing;

  • de bestendigheid van de nieuwe relatie van de verhuizende ouder;

  • de mate waarin ouders nog in staat zijn tot overleg.

3.5.5.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt het volgende.

De vrouw heeft sinds augustus 2016 een nieuwe partner die is gebonden aan Dronten vanwege de zorgregeling met zijn minderjarige kinderen. De vrouw stelt dat de relatie met haar huidige partner bestendig is. Haar wens is verdere invulling te geven aan haar relatie door te gaan samenwonen in Dronten met haar partner, [naam minderjarige 1] , [naam minderjarige 3] en de minderjarige kinderen van haar partner.

De vrouw heeft daarnaast aangevoerd de lasten van haar woning in Gorinchem niet langer te kunnen opbrengen, zodat ze gedwongen is om te verhuizen, waarbij ze geen geschikte mogelijkheden heeft om in haar huidige woonplaats te kunnen blijven wonen. Zij heeft in overleg met haar partner besloten de voorgenomen verhuizing tijdens (oorspronkelijk) de zomer in 2019 te vervroegen naar 2018 vanwege haar huidige financiële situatie. Haar woning in Gorinchem is inmiddels verkocht en ze heeft een nieuwe baan in Dronten per

1 mei 2018.

De belangen van [naam minderjarige 1] zijn volgens de vrouw gediend bij een rustige woonsituatie, hetgeen de verhuizing naar Dronten bieden kan. Hij kan het goed vinden met haar partner en zijn kinderen. [naam minderjarige 1] wordt uit zijn vertrouwde omgeving gehaald en zal moeten overstappen naar een andere school, maar volgens de vrouw kan hij dat prima aan en zijn er geen onoverbrugbare moeilijkheden te verwachten. De vrouw stelt verder dat de verhuizing de uitvoering van een zorgregeling met de man niet in de weg zal staan.

3.5.6.

De man stelt dat de verhuizing tegen de belangen van [naam minderjarige 1] ingaat. Het voornaamste bezwaar is erin gelegen dat [naam minderjarige 1] het aankomende schooljaar (2018-2019) zijn eindexamenjaar zal volgen. [naam minderjarige 1] doet het goed op de huidige school en voelt zich er veilig. [naam minderjarige 1] is geworteld in Gorinchem waar hij al jaren woont en naar school gaat.

Daarbij komt dat de wens van [naam minderjarige 1] , namelijk dat hij niet wil verhuizen, voor de man van doorslaggevend belang is. Hij heeft dan ook voorgesteld de verhuizing voor de zomer van 2019 te plannen.

De man erkent dat de vrouw weliswaar het recht heeft om haar leven opnieuw in te richten, maar dit vormt samen met de aangevoerde financiële noodzaak onvoldoende grond voor toewijzing van het verzoek. De noodzaak om te verhuizen is niet door de vrouw aangetoond. Daarnaast is de verhuizing onvoldoende doordacht en voorbereid.

De zorgregeling met de man komt in het gedrang als de vrouw gaan verhuizen gezien de reisafstand. De reisafstand voor de zorgregeling zal immers verdubbelen en ook heeft de verhuizing naar een andere regio ingrijpende gevolgen voor de vakantieverdeling. Bovendien zal het vergroten van de afstand tussen partijen de onderlinge communicatie geen goed doen.

3.5.7.

De rechtbank overweegt als volgt.

Vast staat dat de vrouw een gerechtvaardigd belang heeft bij verhuizing naar Dronten, omdat zij daar met haar partner een nieuw leven wenst op te bouwen. Deze enkele subjectieve reden vormt echter onvoldoende grond voor toewijzing van het verzoek.

De rechtbank zal bij de beslissing op het verzoek van de vrouw alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.

3.5.8.

Allereerst stelt de rechtbank vast dat sprake is van een complexe situatie waarbij meerdere kinderen van verschillende ex-partners en van de huidige partner van de vrouw betrokken zijn. Om beslissingen in goed beraad met de mede gezaghebbende vaders vorm en inhoud te geven, is veel geduld, overleg en zorgvuldigheid vereist van de vrouw, zeker bij een ingrijpende beslissing om ruim 100 km verder weg te willen gaan wonen. Dit heeft de vrouw nagelaten. Zij heeft de voorbereiding voor een verhuizing in volle gang gezet zonder de vereiste toestemming van de mede gezaghebbende vaders en ook zonder de vervangende toestemming van de rechtbank daarin af te wachten. Zij heeft haar woning in Gorinchem al verkocht en zal die woning per 1 augustus 2018 moeten verlaten. Ook heeft zij haar baan opgezegd en een nieuwe full time betrekking in Dronten aanvaard. Bovendien heeft de vrouw met haar partner een nieuwe woning in Dronten gekocht.

Uit het voorgaande blijkt dat de vrouw voorbij gaat aan het feit dat gezamenlijk gezag onderling overleg vereist bij het nemen van beslissingen aangaande [naam minderjarige 1] . De vrouw heeft met haar handelen de relatie met de man onder spanning gezet en beschadigd. Dat geldt temeer omdat zich circa twee jaar geleden een vergelijkbare situatie voordeed toen de vrouw zonder toestemming van de man met [naam minderjarige 1] wilde verhuizen naar Heesch om samen te gaan wonen met haar toenmalige partner.

3.5.9.

De gestelde financiële noodzaak acht de rechtbank voorts onvoldoende onderbouwd. De rechtbank begrijpt uit de stellingen van de vrouw dat zij onvoldoende inkomsten tot haar beschikking zou hebben om in haar huidige woning te kunnen blijven wonen. Echter, de vrouw heeft geen inzage gegeven in haar huidige inkomen zodat de juistheid van deze stelling niet kan worden beoordeeld.

De vrouw heeft ter zitting verder verklaard dat zij wenste af te lossen op de hypothecaire geldlening vanwege de hoogte van die lening. Gezien de financiële omstandigheden waaronder de vrouw destijds de woning heeft kunnen overnemen is haar wens om de lening af te lossen begrijpelijk. Een verplichting daartoe is echter niet komen vast te staan, zodat niet valt in te zien waarom die wens nu moest worden uitgevoerd en dat niet tot een later moment kon worden gewacht.

De rechtbank volgt evenmin de stelling van de vrouw dat een grotere hypotheekschuld zou resteren indien zij de verkoop van de woning zou hebben uitgesteld. De vrouw heeft die stelling op geen enkele wijze onderbouwd. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat sprake zou zijn van een grotere restschuld als de vrouw pas in de zomer van 2019 zou verhuizen zoals aanvankelijk de bedoeling was.

De vrouw heeft een overzicht van haar inkomsten en lasten overgelegd, waaruit bij het achterwege laten van de aflossingen een positief maandelijks budget volgt. Ter zitting heeft de vrouw gesteld dat in deze opgave niet alle uitgaven zijn meegenomen. Omdat zij heeft nagelaten nader inzicht te verschaffen over haar financiële situatie, onder andere voor wat betreft het inkomen uit haar nieuwe baan, zal met deze stelling geen rekening worden gehouden. Verder weegt de rechtbank mee dat de vrouw ter zitting heeft verklaard dat zij financieel wordt ondersteund door haar partner, welke ondersteuning evenmin is verwerkt in haar overzicht van inkomsten en uitgaven.

Tenslotte geldt dat, ongeacht de vraag of de woning daadwerkelijk te duur was in verhouding tot haar inkomsten, de vrouw op geen enkele wijze heeft aangetoond dat zij heeft getracht om een goedkopere woning, dan wel een full time baan, te krijgen in (de nabije omgeving van) Gorinchem.

De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat de financiële noodzaak voor de vrouw om naar Dronten te verhuizen niet is komen vast te staan.

3.5.10.

Met de raad is de rechtbank voorts van oordeel dat het in het algemeen belang is van kinderen dat zij het laatste schooljaar kunnen afmaken in dezelfde klas op dezelfde school en dat de vrouw daarop zou moeten wachten. Dat geldt zeker in het geval van [naam minderjarige 1] omdat hij is gediagnosticeerd met PDD-NOS. Een verhuizing zou voor [naam minderjarige 1] niet alleen een ingrijpende verandering van woonomgeving betekenen, maar ook een schoolwisseling in het examenjaar, hetgeen voor hem gezien de benodigde speciale zorg rondom zijn ontwikkeling een extra belasting vormt. Dit wordt niet in zijn belang geacht. Deze omstandigheid weegt zwaar mee in de beoordeling.

3.5.11.

De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat de noodzaak voor een verhuizing onvoldoende door de vrouw is gemotiveerd, dat geen sprake is van een goede voorbereiding en dat de belangen van [naam minderjarige 1] onvoldoende gewaarborgd zijn. Door de vrouw zijn geen andere argumenten naar voren gebracht die relevant zijn voor de belangenafweging. Het verzoek van de vrouw strekkende tot vervangende toestemming om met [naam minderjarige 1] te mogen verhuizen en hem op een andere school te mogen inschrijven zal dan ook worden afgewezen.

3.5.12.

Ter zitting heeft de vrouw intenties uitgesproken de verhuizing ook in het geval haar geen toestemming wordt verleend door te zetten en in hoger beroep te zullen gaan van de beslissing. De rechtbank gaat er vanuit dat de vrouw zich, gezien het zwaarwegende belang en de uitdrukkelijk wens van [naam minderjarige 1] , zal neerleggen bij de beslissing van de rechtbank. Echter, voor het geval de vrouw toch de verhuizing naar Dronten doorzet, zal de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [naam minderjarige 1] bij de man bepalen, zoals de man bij voorwaardelijk zelfstandig verzoek heeft verzocht. De aanleiding voor deze beslissing is de door de vrouw getoonde intentie niet te willen afzien van de verhuizing in samenhang met de complexe problematiek rondom [naam minderjarige 1] . Hoewel de vrouw altijd goed de zorg voor [naam minderjarige 1] heeft gedragen, is de rechtbank door de uitlatingen van de vrouw en het al voorsorteren op een verhuizing naar Dronten niet ervan overtuigd dat zij in Gorinchem zal blijven en moet voor die situatie deze afweging gemaakt worden.

Doorslaggevend daarbij is dat vanuit de woonplaats van de man de huidige school van [naam minderjarige 1] in redelijke tijd bereikbaar is, in tegenstelling tot vanuit Dronten. De rechtbank acht deze voorwaardelijke beslissing noodzakelijk als garantie voor [naam minderjarige 1] dat hij zijn examenjaar op zijn huidige school kan afronden. Het voorwaardelijk zelfstandig verzoek van de man vervangende toestemming te verlenen [naam minderjarige 1] in te schrijven op een middelbare school in omgeving De Meern zal de rechtbank afwijzen, omdat wijziging van school niet in zijn belang wordt geacht. De rechtbank gaat ervan uit dat de man, in het geval het hoofdverblijf van [naam minderjarige 1] bij hem zal zijn, ervoor zorgt dat [naam minderjarige 1] zijn laatste schooljaar op de school in Gorinchem kan afronden.

3.5.13.

De ouderlijke verantwoordelijkheid van partijen vereist dat zij, al dan niet onder begeleiding, in gesprek gaan om de onderlinge communicatie en verhoudingen te verbeteren en de huidige impasse te doorbreken. Om dit te doen, kunnen zij zich wenden tot een mediator, eventueel via het mediationbureau van de rechtbank.

3.6.

Proceskosten

3.6.1.

De rechtbank ziet in hetgeen is gesteld door de man geen aanleiding om af te wijken van hetgeen gebruikelijk is in familiezaken en zal de proceskosten tussen partijen (ex-partners) compenseren.

4De beslissing

De rechtbank:

4.1.

wijst de verzoeken van de vrouw af;

4.2.

bepaalt dat indien de vrouw zonder toestemming verhuist, de hoofverblijfplaats van [naam minderjarige 1] bij de man zal zijn;

4.3.

wijst af de overige verzoeken van de man;

4.4.

compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. H.I. Kernkamp - Maathuis, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A. Lablans en mr. E. Huls, rechters, tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier M.H. van Leeuwen op 20 juli 2018.

Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.

Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733