Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 02-08-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7018

Datum publicatie19-11-2018
Zaaknummer200.230.304
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenKinderen; Hoofdverblijfplaats; Verhuizing met kind; Informatieplicht/consultatieplicht;
Familieprocesrecht; Hoger beroep
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Mededeling rechter over beslissing geen mondelinge uitspraak a.b.i. art. 30p Rv. De beroepstermijn a.b.i. art. 358Rv ging toen dus nog niet lopen, zodat vader ontv. is in zijn appel. Maar verv. toestemming aan moeder tot verhuizing met kind naar Duitsland en inschrijving op andere basisschool (in grensstreek) blijft in stand. Dit ondanks de door vader en "oude" school geuite zorgen over het kind. Geen ruimte voor gebod aan ouders om zich voor hulp te laten doorverwijzen. Rechter daartoe niet bevoegd in gezagsprocedure.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.230.304

(zaaknummer rechtbank Gelderland 294850)

beschikking van 2 augustus 2018

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. M. Haasjes te Voorburg,

en

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. A. Oosterhuis-Boeve te Arnhem .

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem , van 15 april 2016 en 4 oktober 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met producties 11 tot en met 14, ingekomen op 27 december 2017;

- het verweerschrift met producties I tot en met XV;

- een journaalbericht van mr. Haasjes van 27 maart 2018 met producties 15 tot en met 18;

- een journaalbericht van mr. Haasjes van 28 mei 2018 met producties 19 tot en met 35;

- een journaalbericht van mr. Haasjes van 31 mei 2018 met productie 36;

- een journaalbericht van mr. Oosterhuis-Boeve van 7 juni 2018 met producties XVI tot en

met XXIV;

- een journaalbericht van mr. Haasjes van 8 juni 2018 met een akte houdende aanvullende

verzoeken en productie 37;

- een journaalbericht van mr. Haasjes van 14 juni 218 met producties 38 en 39;

- een journaalbericht van mr. Oosterhuis-Boeve van 18 juni 2018 met productie XXV;

- een journaalbericht van mr. Haasjes van 18 juni 2018 met producties 40 en 41.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 19 juni 2018 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [medewerker RvdK] verschenen.

3De feiten

3.1

De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. De relatie is begin 2015 geëindigd. Uit de relatie van de ouders is [kind] (verder te noemen: [kind] ) geboren op [geboortedatum] 2011 te [woonplaats] .

3.2

De vader heeft [kind] erkend. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [kind] . [kind] woont bij de moeder.

3.3

De ouders hebben een (handgeschreven) ouderschapsplan ondertekend, gedateerd op 11 februari 2015. Voor zover hier van belang, zijn ouders daarin met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van [kind] en de reguliere zorgregeling het volgende overeengekomen:

(…) Om een juridische procedure en conflict te voorkomen heeft [verzoeker] besloten dat [kind] met [verweerster] mee naar [woonplaats] mag verhuizen.

Tegemoetkoming [verweerster] richting [verzoeker] :

- 1 x per week komen eten (gezamenlijk) woensdag v.a. 16.00

- om het weekend [kind] bij [verzoeker]

- vakanties 50%

Zorg/omgang:

Om het weekend bij [verzoeker] :

- [verweerster] brengt [kind] naar [verzoeker] .

- [verzoeker] brengt [kind] terug naar [verweerster] .

Andere weekend:

- [verzoeker] komt [kind] ophalen bij [verweerster] .

- [verweerster] komt [kind] ophalen bij [verzoeker] .

(…)

Altijd contact met de andere ouder → bellen dagelijks

Voor de verdeling van de vakantie- en feestdagen zijn de ouders in het ouderschapsplan een afzonderlijke regeling overeengekomen.

Procedure in eerste aanleg

3.4

Bij beschikking van 15 april 2016 heeft de rechtbank de ouders verwezen naar Lindenhout voor deelname aan het hulpverleningstraject ‘Ouderschap Blijft’ of een soortgelijk traject en iedere verdere beslissing aangehouden.

3.5

Bij beschikking van 4 oktober 2017 heeft de rechtbank:

1. de moeder vervangende toestemming verleend om met [kind] te verhuizen naar het adres [Duitsland] ;

2. de moeder vervangende toestemming verleend voor de inschrijving van [kind] op basisschool ‘ [x] ’ te [plaats] of basisschool ‘ [y] ’ te [plaats] , voor het geval de ouders er niet in slagen overeenstemming te bereiken over de schoolkeuze voor [kind] ;

3. de regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedtaken zoals vastgelegd in het ouderschapsplan van 11 februari 2015 gewijzigd in die zin dat als regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders wordt vastgesteld dat [kind] bij de vader verblijft:

- eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur, waarbij het halen en brengen door de ouders wordt gedeeld;

- op dinsdag uit school tot 18.00 uur;

- de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen;

4. bepaald dat de vader en [kind] eenmaal per week, in onderling overleg door de ouders te bepalen een belcontact hebben;

5. bepaald dat de ouders elkaar bij het brengen en halen van [kind] een kort verslag doen, waarbij informatie over [kind] wordt uitgewisseld, zo nodig met een schriftje;

6. de onder 3, 4 en 5 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard;

7. het meer of anders verzochte afgewezen.

4De omvang van het geschil

4.1

Tussen de ouders zijn in geschil de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om met [kind] te verhuizen naar [Duitsland] en om hem op een andere school in te schrijven, de hoofdverblijfplaats van [kind] , de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [kind] (hierna: de zorgregeling) en de informatie- en consultatieregeling.

4.2

De vader is met 8 grieven in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 4 oktober 2017 (hierna: de besteden beschikking). Grief I ziet op de hoofdverblijfplaats. De grieven II tot en met V zien op de aan de moeder verleende vervangende toestemming om met [kind] te verhuizen. Grief VI ziet op de aan de moeder verleende vervangende toestemming voor inschrijving van [kind] op een andere school. Grief VII ziet op de zorgregeling. Grief VIII ziet op de informatie- en consultatieregeling en op de belregeling.

4.3

De vader verzoekt – na vermeerdering en aanvulling van zijn verzoek - het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende:

I. de verzoeken van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen om met [kind] naar [Duitsland] te verhuizen en haar vervangende toestemming te verlenen [kind] in te schrijven op basisschool ‘ [x] ’ of basisschool ‘ [y] ’ alsnog af te wijzen;

II. te bepalen dat [kind] zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader;

III. de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zoals opgenomen in het ouderschapsplan van 1 februari 2015, te wijzigen en te bepalen dat:

- [kind] in een opvolgend schema, één weekend bij de vader verblijft, en daarop twee weekenden bij de moeder van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur, waarbij het eerste weekend de moeder [kind] op vrijdag uit school ophaalt en hem op zondag bij de vader terugbrengt, en het tweede weekend de moeder [kind] vrijdag uit school ophaalt en de vader [kind] op zondag bij de moeder ophaalt;

- [kind] bij de moeder verblijft:

- de hele herfstvakantie, waarbij het brengen en halen door de ouders wordt gedeeld;

- de hele voorjaarsvakantie, waarbij de moeder [kind] bij de vader ophaalt en hem bij de vader terugbrengt;

- vier weken van de zomervakantie (waarvan drie aaneensluitend), waarbij de moeder [kind] bij de vader ophaalt en hem bij de vader terugbrengt;

- de helft van de overige vakanties en feestdagen, waarbij de moeder [kind] bij de vader ophaalt en hem bij de vader terugbrengt;

- de ouder bij wie [kind] op zijn verjaardag niet verblijft, vier uur met hem kan doorbrengen op die dag;

subsidiair, voor zover [kind] niet zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben en het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen om met [kind] naar [Duitsland] te verhuizen alsnog wordt afgewezen:

de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zoals opgenomen in het ouderschapsplan van 1 februari 2015, te wijzigen en te bepalen dat:

- [kind] in een opvolgend schema, één weekend bij de moeder verblijft, en daarop twee weekenden bij de vader van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur, waarbij het brengen en halen door de ouders wordt gedeeld;

- [kind] de volgende dagen bij de vader verblijft, en het brengen en halen door de ouders wordt gedeeld;

- de hele herfstvakantie;

- de hele voorjaarsvakantie;

- vier weken van de zomervakantie (waarvan drie aaneensluitend),

- de helft van de overige vakanties en feestdagen;

- de ouder bij wie [kind] op zijn verjaardag niet verblijft, vier uur met hem kan doorbrengen op die dag;

meer subsidiair, voor zover [kind] niet zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben en de beslissing van de rechtbank met betrekking tot het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen om met [kind] naar [Duitsland] te verhuizen in stand blijft:

de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zoals opgenomen in het ouderschapsplan van 1 februari 2015, te wijzigen en te bepalen dat:

- [kind] in een opvolgend schema, één weekend bij de moeder verblijft, en daarop twee weekenden bij de vader van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur, waarbij het eerste weekend de moeder [kind] op vrijdag naar de vader brengt en op zondag bij de vader ophaalt, en het tweede weekend de vader [kind] vrijdag uit school ophaalt en de moeder [kind] op zondag bij de vader ophaalt;

- [kind] bij de vader verblijft:

- de hele kerstvakantie, met uitzondering van één van de kerstdagen, waarbij het brengen en halen door de ouders wordt gedeeld;

- vier weken van de zomervakantie (waarvan drie aaneensluitend), waarbij de moeder [kind] bij de vader brengt en hem bij de vader ophaalt;

- de helft van de overige vakanties en feestdagen, waarbij de moeder [kind] naar de vader brengt en hem bij de vader ophaalt;

- de ouder bij wie [kind] op zijn verjaardag niet verblijft, vier uur met hem kan doorbrengen op die dag;

IV de volgende informatie- en consultatieregeling vast te stellen:

- de ouder, bij wie [kind] geen hoofdverblijfplaats heeft, heeft eenmaal per week op woensdagavond rond 18.30 uur een belcontact met [kind] ;

- de ouder, bij wie [kind] geen hoofdverblijfplaats heeft, kan – naast het wekelijkse belcontact – een belcontact met [kind] hebben bij ziekte van [kind] of bijzondere aangelegenheden;

- de ouder, bij wie [kind] zijn hoofdverblijfplaats heeft, zendt eenmaal per week via Whatsapp een foto van [kind] met een update hoe het met [kind] gaat;

- de ouder, bij wie [kind] zijn hoofdverblijfplaats heeft, bericht de andere ouder via Whatsapp ingeval [kind] thuis blijft van school;

- de ouder, bij wie [kind] verblijft, zendt via Whatsapp een bericht naar de andere ouder ingeval van ziekte van [kind] of huisartsbezoek en belt de andere ouder in geval van spoedgevallen;

- bij het brengen en halen van [kind] zullen de ouders elkaar kort verslag doen en informatie over [kind] uitwisselen en een schriftje overhandigen, waarin de ouder bij wie [kind] het laatst is geweest, de (belangrijkste) ontwikkelingen met betrekking tot [kind] heeft opgeschreven;

- de ouders beslissen gezamenlijk over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [kind] ;

- de ouders beslissen gezamenlijk over lidmaatschappen en nevenactiviteiten of sportclubs, indien deze activiteiten vallen in de momenten dat [kind] bij de andere ouder verblijft;

- de ouder, bij wie [kind] zijn hoofdverblijfplaats heeft treedt vooraf in overleg met de andere ouder voor mogelijke afspraken voor [kind] in de tijd dat [kind] bij de andere ouder verblijft. Eventuele tijd die [kind] hierdoor bij de andere ouder mist, zal gecompenseerd worden op een ander moment;

V. primair te bepalen dat partijen zich binnen twee weken na de in deze te wijzen beschikking dienen te melden bij het sociaal team van de [woonplaats] voor een doorverwijzing naar Jeugdbescherming West, zodat zij (1) onderzoek kan doen naar de zorgen rondom [kind] en zo nodig nadere hulpverlening kan inschakelen, (2) partijen kan doorverwijzen naar een traject als ‘Ouderschap blijft’ of soortgelijk traject, en (3) de ingezette hulp kan coördineren en monitoren;

subsidiair te bepalen dat partijen zich binnen twee weken na de in deze te wijzen beschikking dienen te melden bij het sociaal team van de [woonplaats] voor een doorverwijzing naar Jeugdbescherming Gelderland, zodat zij (1) onderzoek kan doen naar de zorgen rondom [kind] en zo nodig nadere hulpverlening kan inschakelen, (2) partijen kan doorverwijzen naar een vervolgtraject bij Lindenhout of soortgelijk traject, en (3) de ingezette hulp kan coördineren en monitoren;

VI. de onder punt IV. van het beroepschrift verzochte informatie- en consultatieregeling aan te vullen en vast te stellen:

- de ouders zullen eenmaal per zes weken, buiten de aanwezigheid van [kind] , met elkaar overleg plegen, teneinde informatie over [kind] uit te wisselen, elkaar te consulteren over voor [kind] van belang zijnde zaken en in wederzijds overleg gezamenlijk afspraken te maken.

4.4

De moeder voert verweer en zij verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:

- primair: de man niet ontvankelijk te verklaren;

- subsidiair: de grieven van de vader te verwerpen, zijn (aanvullende) verzoeken zoals geformuleerd in zijn beroepschrift af te wijzen en de uitspraak van de rechtbank Gelderland locatie Arnhem , gedaan op 6 september 2017, vastgelegd in de beschikking van 4 oktober 2017, te bekrachtigen, althans een zodanige beslissing te nemen als u in goede justitie redelijk en in het belang van [kind] acht.

5De motivering van de beslissing

Ontvankelijkheid

5.1

De moeder stelt dat de rechter in eerste aanleg mondeling ter zitting, waarbij alle partijen aanwezig waren, uitspraak heeft gedaan en dat op dat moment de appeltermijn is gaan lopen. Zij meent dat de vader daarom uiterlijk op 6 december 2017 hoger beroep had kunnen stellen. Omdat hij dat niet tijdig heeft gedaan, dient hij in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de moeder.

5.2

Het beroep van de moeder op niet-ontvankelijkheid van de vader verwerpt het hof. Uit het proces-verbaal van de zitting van 6 september 2017 blijkt dat de rechter in eerste aanleg tijdens de mondelinge behandeling heeft medegedeeld, dat zij toestemming zal verlenen voor de verhuizing van [kind] met de moeder naar Duitsland en een zorgregeling zal vastleggen waarbij [kind] eenmaal per veertien dagen een weekend bij de vader verblijft en op dinsdag na school, alsmede een belcontact per week. Met deze mededelingen heeft de rechtbank naar het oordeel van het hof alleen een voorschot op de nadien te wijzen beschikking gegeven en niet een mondelinge uitspraak gedaan. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat de rechter met de mondelinge mededeling ter zitting beoogde een mondelinge uitspraak te doen met toepassing van - het enkele dagen daarvoor in werking getreden- artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv). Evenmin vindt het hof aanleiding om die mondelinge mededeling als zodanig op te vatten, zoals door de moeder is aangevoerd. De mondelinge mededeling bestreek immers niet een beslissing op alle onderdelen van het geschil en de rechtbank heeft de mededeling ook niet laten volgen door een proces-verbaal waarin die beslissing is opgenomen, zoals voorgeschreven in artikel 30p Rv, maar door een schriftelijke beslissing, neergelegd in de bestreden beschikking.

Het voorgaande brengt mee dat de beroepstermijn ingevolge artikel 358 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, te weten drie maanden te rekenen van de dag van de uitspraak van de beschikking, van toepassing is en het beroepschrift door de vader tijdig is ingediend. De vader zal daarom worden ontvangen in zijn verzoeken.

De hoofdverblijfplaats

5.3

Ingevolge artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.

5.4

De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.

5.5

De vader is van mening dat sprake is van gewijzigde omstandigheden die een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind] rechtvaardigen. De omstandigheden die hij noemt zijn, kort gezegd, zijn voortdurende zorgen over [kind] (hij heeft in het verleden blauwe plekken gesignaleerd op de onderrug van [kind] en er is sprake van gedragsproblemen bij [kind] ) en de communicatieproblemen tussen partijen. De vader stelt dat hij in geval van wijziging van de hoofdverblijfplaats goed in staat is om [kind] de verzorging en opvoeding te bieden die hij nodig heeft, dat hij met de zorgsignalen verder aan de slag gaat en dat hij een goed contact tussen de moeder en [kind] garandeert.

5.6

De moeder verwijst naar het advies van de raad in eerste aanleg (ter zitting op 14 maart 2016), inhoudende dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind] een te grote stap is en niet in zijn belang. Daarnaast verwijst de moeder naar de beslissing in eerste aanleg, dat door de processtukken de zorgen van de vader over [kind] niet worden bevestigd. Het gaat volgens de moeder beter op school met [kind] , nu vanuit school hulpverlening is ingezet. Er is volgens de moeder, anders dan de vader meent, geen sprake van (een verdenking van) kindermishandeling of een stoornis bij de minderjarige, waarvoor hulpverlening moet worden ingezet. De moeder meent dat de communicatie met de vader behoorlijk verloopt, met verwijzing naar de schriftelijke communicatie per whatsapp, e-mail en communicatieschrift en de mondelinge communicatie tijdens de overdrachtsmomenten van [kind] .

5.7

Het hof overweegt in aansluiting op het advies van de raad tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, dat [kind] behoefte heeft aan duidelijkheid en rust met betrekking tot zijn hoofdverblijfplaats na de wisselingen die afgelopen jaren in zijn verblijfplaats hebben plaatsgevonden en dat het in zijn belang is dat de dagelijkse opvoeding door de moeder wordt gecontinueerd en een goede zorgregeling met de vader plaatsvindt.

Aanvullend overweegt het hof het volgende.

De ouders verschillen van mening over de ernst van zorgen die over [kind] bestaan en wat dit voor zijn hoofdverblijfplaats dient te betekenen. Gebleken is dat vanuit school vanwege daar bestaande zorgen met instemming van beide ouders hulp van het ondersteuningsteam is ingezet en dat (zo staat in het overgelegde verslag van het oudergesprek van 13 juni 2018) er verbetering is in de schoolresultaten en het gedrag van [kind] . Om verder tegemoet te komen aan wat [kind] nodig heeft, acht de school de inzet van HGO (HandelingsGerichteOndersteuning) voldoende. Naar aanleiding van de meldingen van de vader aan Veilig Thuis, acht Veilig Thuis een onderzoek niet passend maar wel actieve betrokkenheid om de acties uit te voeren die in het Triagebesluit zijn geformuleerd. Het hof is, anders dan de vader stelt, niet gebleken van zodanige zorgen dat sprake is van gewijzigde omstandigheden die nopen tot een wijziging van de hoofdverblijfplaats.

Het hof ziet evenmin in de communicatie tussen de ouders, die te wensen overlaat, reden voor wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind] . Gebleken is dat het overleg tussen de ouders met name schriftelijk plaatsvindt, maar dat zij wel in staat zijn om tot afspraken te komen. Het is aan beide ouders om te werken aan een verbetering van de onderlinge verstandhouding en communicatie. Een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind] om die reden acht het hof onvoldoende onderbouwd en ook niet in het belang van [kind] .

Op grond van het voorgaande faalt grief I.

Het verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing

5.8

Het hof stelt voorop dat in artikel 1:253a BW is bepaald dat de rechter in geschillen met betrekking tot de gezagsuitoefening een zodanige beslissing neemt als deze in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof dient overeenkomstig vaste rechtspraak bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:

  • de noodzaak om te verhuizen;

  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;

  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;

  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;

  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;

  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;

  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;

  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;

  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.

5.9

De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.

5.10

Niet ter discussie staat dat de moeder met haar huidige partner [partner van verweerster] (hierna ook: [partner van verweerster] ) ruim drie jaar samen is en een bestendige relatie heeft. Gelet hierop onderkent het hof het belang van de moeder om met haar partner, zijn drie kinderen uit eerdere relaties (wanneer zij bij hem verblijven) en [kind] een gezin te vormen en een nieuw gezinsleven op te bouwen. De moeder heeft aangevoerd dat haar partner in [Duitsland] al jaren een eigen woning bewoont. Haar partner is aan [Duitsland] gebonden omdat, naar de moeder stelt, die woning beschikt over een voorziening voor de diensthond van de man, die hij in verband met zijn werk als hondenbegeleider bij de politie (regio Oost Nederland) verzorgt, haar partner voor zijn werk gebonden is aan die regio, zijn drie kinderen uit eerdere relaties dichtbij hun vader wonen waardoor zij een heel geregeld contact met hem hebben en de hypotheek van haar partner de waarde van de woning overstijgt. Hoewel de moeder haar stellingen, na betwisting op onderdelen door de vader, slechts ten dele nader heeft onderbouwd, staat voor het hof voldoende vast dat de partner van de moeder zodanig gebonden is aan [Duitsland] , althans aan die regio, dat de noodzaak van de voorgenomen verhuizing met de minderjarige naar [Duitsland] voldoende vast staat. De moeder heeft de stelling van de vader, dat zij de verhuizing niet goed heeft voorbereid en doordacht, voldoende gemotiveerd weersproken. Zij verblijft al anderhalf jaar regelmatig in de weekenden met [kind] bij [partner van verweerster] . [kind] heeft daar een eigen kamer. [kind] heeft een goede relatie met [partner van verweerster] en zijn kinderen Zij heeft zich georiënteerd op een school voor [kind] in die regio. Hij kan daar op drie scholen terecht. Tegenover de zorgen die de vader naar voren brengt over hoe de huidige en mogelijk toekomstige hulpverlening voor [kind] moet worden voortgezet indien [kind] naar Duitsland verhuist, heeft de moeder ter mondelinge behandeling verklaard dat door de door haar voorgestelde scholen in (de regio) [plaats] aan [kind] dezelfde zorg kan worden geboden als de zorg die hij nu krijgt. Voorts biedt de moeder aan noodzakelijke zorgkosten of kosten van jeugdhulp, indien en voor zover die die niet (meer) door de zorgverzekering worden vergoed wanneer zij in Duitsland wonen, te betalen. De moeder is sinds april 2018 werkzaam bij de politie in [plaats] , in een functie waarin zij geen onregelmatige diensten meer heeft, maar dagdiensten waardoor zij door de week meer thuis kan zijn voor [kind] . Wat betreft de gevolgen van de voorgenomen verhuizing voor de zorgregeling, geldt weliswaar dat de reisafstand tussen de woonplaats van de vader en de voorgenomen woonplaats van [kind] langer wordt (40 km enkele reis) maar de sinds 2015 uitgevoerde zorgregeling kan – afgezien van de door de moeder geboden compensatie – in stand blijven. Het hof ziet daarom geen aanleiding voor de veronderstelling van de vader dat zijn contact met [kind] door de verhuizing wordt ingeperkt. Het hof heeft er oog voor dat het bijwonen van activiteiten als afzwemmen, een voorstelling op school of een 10-minutengesprek door de grotere reisafstand voor de vader een extra belasting zullen vormen en mogelijk ook incidenteel tot verhindering kunnen leiden. Het betreft hier evenwel incidentele activiteiten, die ook op dit moment voor de vader al op grotere afstand plaatsvinden. De compensatie die de moeder aan de vader biedt in het kader van de zorgregeling voor de langere reisafstand die ontstaat na verhuizing, betreft jaarlijks drie extra omgangsdagen en één omgangsweek, structureel een half uur extra omgang tijdens de omgangsweekenden en het verkorten van de reisafstand voor de vader doordat zij bereid is [kind] naar [woonplaats] te brengen voor het overdrachtsmoment.

Alle voornoemde belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegende, waarbij het belang van [kind] centraal staat, maar niet doorslaggevend is, komt het hof tot de conclusie dat het belang van de moeder om met [kind] naar [Duitsland] te verhuizen, zwaarder weegt dan het belang van de vader bij een afwijzing van het verzoek van de moeder. Het door de vader aangevoerde is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.

De grieven II tot en met V falen derhalve.

Het verzoek om vervangende toestemming voor inschrijving van [kind] op een andere basisschool

5.11

De vader verzoekt het hof het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van [kind] op basisschool ‘ [x] ’ in [plaats] of basisschool ‘ [y] ’ in [plaats] voor het geval de ouders er niet in slagen overeenstemming te bereiken over de schoolkeuze voor [kind] , alsnog af te wijzen. Hij is van mening dat deze scholen geen passende scholen voor [kind] zijn. Basisschool [x] biedt Dalton onderwijs. Deze vorm van onderwijs biedt volgens de vader niet de structuur die [kind] nodig heeft. Basisschool [y] is door de Inspectie van het Onderwijs aangemerkt als zwak en staat onder toezicht, aldus de vader.

De vader stelt in zijn beroepschrift dat de ouders samen basisschool ‘ [plaats] ’ in [plaats] hebben bezocht en dat dit mogelijk een passende school voor [kind] is. Ter mondelinge behandeling geeft de vader aan dat hij een inventarisatie heeft gemaakt van alle scholen in de buurt en dat dit de beste keuze is, maar dat het niet zo is dat hij deze keuze onderstreept.

5.12

De moeder meent dat basisschool ‘ [x] ’ een prima school is voor [kind] . Omdat de vader – na een gezamenlijk bezoek aan die school - heeft aangegeven zich beter te voelen bij basisschool [plaats] , kan zij zich verenigen met inschrijving van [kind] op die school. Haar advocaat heeft ter mondelinge behandeling desgevraagd verklaard er bewust voor gekozen te hebben om op dit punt geen incidenteel appel in te stellen. De moeder handhaaft dan ook haar verzoek uit de eerste aanleg ten aanzien van de vervangende toestemming voor inschrijving van de minderjarige op de verzochte basisscholen, voor het geval de vader –na verkregen toestemming om te verhuizen- er niet mee instemt om [kind] in te schrijven op de basisschool [plaats] in [plaats] .

5.13

Het hof overweegt als volgt. Nu de moeder vervangende toestemming zal worden verleend om met de minderjarige naar [Duitsland] te verhuizen, dient de minderjarige op en basisschool in die regio te worden ingeschreven. In de nabij omgeving van de woning in [Duitsland] bevinden zich, naar opgave van de moeder, de drie hiervoor genoemde Nederlandse basisscholen. Het hof gaat er van uit dat de vader zal instemmen met inschrijving van [kind] op basisschool [plaats] te [plaats] , nu beide ouders deze basisschool (het meest) geschikt vinden voor [kind] . Het hof zal de niettemin de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen, voor het geval de vader zijn toestemming niet verleent. Niet is gebleken van doorslaggevende argumenten die pleiten tegen inschrijving van de minderjarige op een van de twee door de moeder in eerste aanleg voorgestelde scholen. Grief VI faalt.

Het verzoek gericht op het verkrijgen van hulpverlening

5.14

Het (primaire en subsidiaire) verzoek van de vader onder V. van het petitum van zijn beroepschrift, te bepalen dat de ouders zich binnen twee weken na de in deze te wijzen beschikking dienen te melden bij het sociaal team van (primair) de [woonplaats] of (subsidiair) de [woonplaats] voor een doorverwijzing naar Jeugdbescherming Gelderland of Jeugdbescherming West, voor - kort gezegd - nader onderzoek en doorverwijzing naar hulpverlening, wijst het hof af nu de rechtsgrond voor dit verzoek ontbreekt. Anders dan de vader meent, betreft het geen beslissing die de rechter inzake de uitoefening van het gezamenlijk gezag op verzoek van de ouders of een van hen kan nemen.

Het verzoek om wijziging van de zorgregeling

5.15

Gelet op de beslissingen die het hof bij deze beschikking neemt over de hoofdverblijfplaats van [kind] en de verzochte vervangende toestemming tot verhuizing, ligt met betrekking tot de zorgregeling ter beoordeling voor het meer subsidiaire verzoek van de vader onder III van het petitum van zijn beroepschrift.

5.16

De vader voert ter onderbouwing samengevat het volgende aan. Hij wenst [kind] vaker te zien. Hij ervaart op dit moment al dat hij [kind] weinig ziet en dat de kwalitatieve tijd die hij met [kind] kan doorbrengen beperkt is. [kind] heeft ook behoefte aan een goed en regelmatig contact met hem waarbij zij een behoorlijke tijd met elkaar kunnen doorbrengen. Omdat een doordeweeks contact lastig is en niet in het belang van [kind] , wenst hij [kind] vaker te zien in het weekend en tijdens de vakanties, aldus de vader.

5.17

De moeder kan uitdrukkelijk niet instemmen met het verzoek van de vader om twee van de drie weekenden omgang te hebben met [kind] en met de door hem voorgestelde vakantieregeling. De moeder vindt het in het belang van [kind] dat hij ook om de week een vrij weekend bij zijn moeder kan doorbrengen. Zij stelt voor dat [kind] een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondagavond 18.30 uur bij de man verblijft. De moeder acht het voorts in het belang van [kind] dat de vakanties worden verdeeld bij helfte. Zij biedt daarnaast voor de situatie dat zij en [kind] naar [Duitsland] verhuizen aan de vader compensatie.

5.18

Het hof overweegt dat het bij zijn beslissing over de zorgverdeling alle omstandigheden van het geval in acht dient te nemen, waarbij het belang van het kind voorop staat, maar niet alleen doorslaggevend is. Het hof komt tot de volgende regeling:

- reguliere zorgregeling

Het hof ziet in de omstandigheid dat de reisafstand in het kader van de zorgregeling door de verhuizing van de moeder en [kind] met 40 km (enkele reis) toeneemt geen aanleiding voor wijziging van de frequentie van de in de bestreden beschikking vastgestelde weekendregeling, inhoudende dat [kind] bij de vader verblijft eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondagavond. Een compensatie voor de extra reisafstand op de door de vader verzochte wijze (dat [kind] in een cyclus van drie weken steeds twee weekenden bij hem verblijft en één weekend bij de moeder) acht het hof te verstrekkend. Wel zal het hof rekening houden met de door de moeder voorgestelde compensatie dat tijdens het omgangsweekend [kind] op de zondag tot 18.30 uur (in plaats van 18.00 uur) bij de vader verblijft.

Het hof leidt uit het verzoek van de vader af dat hij geen prijs meer stelt op het verblijf van [kind] bij hem op de dinsdag na school, zoals in de bestreden beschikking is bepaald. In de vast te stellen zorgregeling in hoger beroep komt die regeling daarom te vervallen.

- vakantieregeling

Het hof ziet in de gewijzigde reisafstand evenmin aanleiding om de vakantieregeling te wijzigen op de door de vader voorstelde wijze. De compensatie die de moeder aan de vader voorstelt van één aaneengesloten vakantieweek en drie extra omgangsdagen, in onderling overleg te bepalen, acht het hof in de gegeven omstandigheden voldoende. Het hof zal de bestreden vakantieregeling, inhoudende dat [kind] bij de vader verblijft de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen, verruimen door met die compensatie rekening te houden.

- regeling voor het halen en brengen

In de bestreden beschikking is bepaald dat het halen en brengen in het kader van de weekendregeling door de ouders wordt gedeeld. De vader heeft daartegen in hoger beroep verweer gevoerd. Hij wenst dat de moeder een groter deel van het halen en brengen van [kind] voor haar rekening neemt, te weten 75%. Hij is het niet eens met het eerdere compensatievoorstel van de moeder dat zij [kind] naar haar ouders in [plaats] zou brengen en dat de vader [kind] daar zou kunnen ophalen.

Het hof acht het compensatievoorstel dat de moeder in hoger beroep bij verweerschrift (onder punt 88) ten aanzien van het halen en brengen in het kader van de zorgregeling heeft gedaan, namelijk dat zij bereid is de vader tegemoet te rijden tot [woonplaats] en aldaar de overdracht van [kind] te laten plaatsvinden, redelijk en zal de regeling voor het halen en brengen als volgt wijzigen. Op de vrijdag haalt de vader [kind] op uit school, tenzij de vader uiterlijk op de woensdag voorafgaand aan die vrijdag aangeeft [kind] op te willen halen in [woonplaats] . In dat geval zal de moeder [kind] naar [woonplaats] brengen waar de vader [kind] ophaalt, op een nader overeen te komen plaats. De moeder haalt [kind] op de zondag op in [woonplaats] .

Op grond van het vorenstaande slaagt grief VII deels.

De informatie- en consultatieregeling en belregeling.

5.19

De vader heeft om een nadere informatie- en consultatieregeling verzocht alsmede om een (nadere invulling van de) belregeling, onder IV en VI van het petitum van zijn beroepschrift. Hij stelt dat de moeder hem eerder wel deels uit zichzelf heeft geïnformeerd, maar alleen op de momenten dat het haar uitkwam. Hij ervaart dat de moeder terugvalt op de regelingen die in de beschikking van de rechtbank zijn opgenomen en daarbuiten niet wil meewerken aan een contact met [kind] of informatieoverdracht.

5.20

De moeder voert aan dat zij de vader om de dag informeert over [kind] en hem van een foto of filmpje voorziet. In bijzondere gevallen informeert zij de vader ook los van deze momenten. Verder zorgt zij dat er een maal per week telefonisch contact is tussen [kind] en de vader. Omdat zij de vader adequaat op de hoogte houdt van [kind] is naar de mening van de moeder het niet nodig dat een aparte informatie- en consultatieregeling wordt vastgesteld.

5.21

In de bestreden beschikking heeft de rechtbank naar het oordeel van het hof deugdelijk gemotiveerd waarom geen aanleiding bestaat om de vergaande verzoeken van de vader ten aanzien van de informatie- en consultatieregeling toe te wijzen. Het hof schaart zich, na eigen onderzoek, achter de overwegingen van de rechtbank in de bestreden beschikking en maakt die tot de zijne. Het hof zal ten aanzien van de informatie- en consultatieregeling de beslissing van de rechtbank tot bepaling dat de ouders elkaar bij het brengen en halen van [kind] een kort verslag doen, waarbij informatie over [kind] wordt uitgewisseld, zo nodig met een schriftje, bekrachtigen en de overige verzoeken van de vader in hoger beroep afwijzen. Het hof is van oordeel dat de door partijen in eerste aanleg afgesproken en in de bestreden beschikking vastgelegde belregeling tussen de vader en de minderjarige tegemoet komt aan de belangen van de minderjarige en ziet geen aanleiding voor het vastleggen van een nadere invulling daarvan.

Grief VIII faalt derhalve.

6De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven deels. Het hof zal de bestreden beschikking wat betreft de beslissing over de zorgregeling voor [kind] vernietigen en beslissen op nader te bepalen wijze en de bestreden beschikking voor het overige, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem , van 4 oktober 2017 wat betreft de beslissing over de zorgregeling voor [kind] (r.o. 3 van het dictum), en in zoverre opnieuw beschikkende:

wijzigt de regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals vastgelegd in het door de ouders overeengekomen ouderschapsplan van 11 februari 2015 in die zin dat als regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders wordt vastgesteld dat [kind] bij de vader verblijft:

- eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 18.30 uur, waarbij de vader [kind] op de vrijdag ophaalt uit school, tenzij de vader uiterlijk op de woensdag voorafgaand aan die vrijdag aangeeft [kind] op te willen halen in [woonplaats] ; in dat geval zal de moeder [kind] naar [woonplaats] brengen waar de vader [kind] ophaalt, op een nader overeen te komen plaats. De moeder haalt [kind] op de zondag op bij de vader in [woonplaats] ;

- de helft van de vakanties en feestdagen, alsmede één aaneengesloten vakantieweek en drie extra omgangsdagen, in onderling over te bepalen;

bekrachtigt de bestreden beschikking van 4 oktober 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, R. Prakke-Nieuwenhuizen en H. Phaff, bijgestaan door de griffier, en is op 2 augustus 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733