Rechtbank Den Haag 01-10-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:13105

Datum publicatie12-11-2018
ZaaknummerC/09/557604 / FA RK 18-5598
ProcedureBeschikking
Zittingsplaats's-Gravenhage
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezagsgeschil 1:253a BW;
Overig; Social media in het familierecht; Privacy in het familierecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Of foto’s en filmpjes van kinderen en mededelingen over hen via social media zoals YouTube en Instagram door ouders op internet kunnen worden geplaatst, is kwestie waarover ouders met gez. gezag samen moeten beslissen. Bij verschil van mening toetst de rb aan belang kinderen. Volgt uitgebreid ge- en verbod aan moeder en omschrijving van wat wél mag: ze mag een en ander wel op haar persoonlijke internetpagina’s plaatsen, w.o. Facebook, zolang toegang daartoe is beperkt tot 250 voor moeder bekende en geautoriseerde bezoekers.

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 18-5598

Zaaknummer: C/09/557604

Datum beschikking: 1 oktober 2018

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 30 juli 2018 ingekomen verzoek van:

[verzoeker] ,

de vader,

wonende te [woonplaats]

advocaat: mr. A.J. van Steensel te Den Haag.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de moeder,

wonende te [woonplaats]

advocaat: mr. L. Rijsdam te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

  • het verzoekschrift;

  • het verweerschrift.

Op 20 augustus 2018 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat en de moeder met haar advocaat. Van de zijde van de vader zijn nadere stukken overlegd.

Verzoek en verweer

De vader heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verzocht:

- de moeder te gelasten alle videologboeken waarin de kinderen (deels) te zien en/of te horen zijn en welke door de moeder op Youtube en/of Instagram zijn geplaatst van die sites en social media te verwijderen en verwijderd te houden en voorts te bepalen dat het de moeder verboden is op een voor ieder toegankelijke internetsite of deel daarvan en/of op overige sociale media beelden, dan wel beeldmateriaal, waarop de kinderen op enigerlei (deels) zichtbaar in beeld worden gebracht en/of de stemmen van de kinderen in deze videologboeken te horen zijn, alsmede de moeder te verbieden berichten en mededelingen over zaken die de kinderen betreffen op sociale media te plaatsen alles op straffe van een dwangsom van € 500,- per keer en per dag dat de moeder beelden en/of geluidsfragmenten van de kinderen en/of berichten en/of mededelingen over zaken die de kinderen betreffen op sociale media plaatst en/of geplaatst houdt, doch waarbij het de moeder wel is toegestaan de beelden en geluidsfragmenten van de kinderen te plaatsten op haar persoonlijke facebookpagina onder de voorwaarde dat de moeder op die betreffende pagina niet meer dan 250 vrienden heeft en zij die pagina over overige potentiële bezoekers ontoegankelijk maakt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;

- met veroordeling van de moeder in de kosten van deze procedure

De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

­ Partijen zijn gehuwd van [huwelijksdatum] tot [echtscheidingsdatum] .

­ Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:

- [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]

- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .

­ Bij beschikking van 28 februari 2018 van deze rechtbank is - voor zover hier van
belang-:

- het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder bepaald vanaf het moment dat zij

over eigen woonruimte beschikt;

- een vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald;

­ De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder. De ouders oefenen het
gezamenlijk gezag over de kinderen uit.

­ De vader heeft de Nederlandse nationaliteit en de moeder heeft de Spaanse
nationaliteit.

Beoordeling

De rechtbank heeft ter terechtzitting een vergelijk tussen partijen beproefd.

Rechtsmacht en toepasselijk recht

Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over [naam ander kind] .

Gezagskwestie

De vader heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de moeder videologboeken (hierna: vlog’s) van de kinderen plaats op algemeen toegankelijke sociale media, hetgeen hij in strijd acht met het recht op privacy en de belangen van de minderjarigen. Ter zitting heeft de vader toegelicht dat hij bang is dat de foto’s en filmpjes alsmede mededelingen over de kinderen online rond gaan zwerven en deze uitingen een object kunnen worden van pedofilie of pestgedrag. De vader wenst de kinderen hiertegen te beschermen. Hij verzoekt om een dwangsom op te leggen voor het geval de moeder het verzochte verbod negeert. De moeder ontvangt inkomsten van fabrikanten van wie producten in de vlog’s worden getoond. De dwangsom dient daarom hoger te zijn dan de inkomsten die de moeder met het vloggen verdient, aldus de vader.

De moeder heeft zich hiertegen verweerd. De moeder wil, als buitenlandse moeder die hier in Nederland woonachtig is, laten zien aan haar volgers hoe de Nederlandse cultuur is en dan met name ten aanzien van de opvoeding van kinderen in Nederland. De moeder is de foto’s en video’s op sociale media begonnen met volledige toestemming, medeweten en ook medewerking van de vader. Zij heeft van haar hobby haar werk kunnen maken. De kinderen zijn vanaf hun geboorte opgegroeid met een camera om zich heen. Tot op heden is volgens de moeder nimmer gebleken dat het plaatsen van de video’s en foto’s voor de kinderen nadelige gevolgen heeft. De moeder is van oordeel dat in de huidige maatschappij waarbij een groot gedeelte van de wereld opgroeit met sociale media en waarin via de sociale media veel educatie wordt gegeven, waaraan de moeder probeert bij te dragen, er niet van haar mag worden geëist dat zij geen foto’s en/of video’s meer plaatst waarin de kinderen zichtbaar en/of hoorbaar zijn.

De rechtbank overweegt allereerst dat sprake is van een aangelegenheid betreffende het gezag als bedoeld in artikel 1:253a lid 1 BW. De vraag of foto’s en filmpjes van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (al dan niet) via social media, zoals YouTube en Instagram, door de ouders op internet kunnen worden geplaatst, is naar het oordeel van de rechtbank bij uitstek een kwestie waarover deze ouders samen dienen te beslissen. Zij hebben het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en een dergelijke beslissing grijpt - in meerdere of mindere mate - in op het leven van de kinderen en strekt zich daarmee uit over de persoon van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De rechtbank toetst in dezen aan het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

De rechtbank overweegt voorts als volgt. Niet in geschil is dat de moeder het dagelijks leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] middels foto’s en video’s op internet in beeld brengt. De privacy van de minderjarigen is hiermede in geding. Naar het oordeel van de rechtbank is door de moeder onvoldoende bestreden dat met de op voor eenieder in de openbaarheid toegankelijke foto’s en video’s het door de vader gevreesde risico op pestgedrag en nadelige gevolgen voor het later functioneren in het sociaal maatschappelijk verkeer, en in mindere mate objectivering voor pedofielen, zich voor zal doen. Een risico dat de rechtbank ook overigens verre van denkbeeldig acht. Daaraan doet niet af de stelling van de moeder, dat tot op heden niet is gebleken dat de minderjarigen hinder ondervinden van de inbreuk op hun privacy. Gelet op de leeftijd van de kinderen, 4 en 2, gaat de rechtbank ervan uit dat hun begripsvermogen en leefomgeving nog niet zodanig zijn dat zij al bewust blootgesteld hebben kunnen worden aan tot de vlogs te herleiden pestgedrag of ridiculisering door derden, in het bijzonder leeftijdsgenoten. Dit zal in de toekomst wel degelijk het geval kunnen zijn. De rechtbank kent voorts geen gewicht toe aan de (financiële) belangen van de moeder zelf. De rechtbank zal het verzoek van de vader derhalve toewijzen, in dier voege dat een begrensde openbaarmaking nadrukkelijk niet is uitgesloten.

Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de dwangsom

De rechtbank ziet aanleiding voor het opleggen van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing. Hierbij overweegt de rechtbank dat gebleken is dat de moeder op een eerdere rechtszitting had toegezegd de vlogs te verwijderen, hetgeen zij ook heeft gedaan, maar dat de moeder deze toezegging zodanig heeft geïnterpreteerd dat dit niet uitsloot dat zij na het verwijderen van vlogs vervolgens weer met het plaatsen van vlogs kon beginnen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd, een en ander als hierna aangegeven.

Proceskosten

Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:

gebiedt de moeder de foto’s, althans beeldmateriaal, en video’s, waarin [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (deels) zichtbaar in beeld worden gebracht en/of de stemmen van de kinderen te horen zijn, alsmede mededelingen betreffende de kinderen binnen een week na de datum van deze beschikking van alle sociale media te verwijderen en deze verwijderd te houden, en zich te onthouden van plaatsing van nieuwe foto’s, althans beeldmateriaal, video’s en mededelingen als voornoemd, met dien verstande dat het de moeder wel is toegestaan dergelijke foto’s, althans beeldmateriaal, video’s en mededelingen te plaatsen op haar persoonlijke internetpagina’s, waaronder facebookpagina’s, zolang de toegang daartoe is beperkt tot 250 voor de moeder bekende en geautoriseerde bezoekers;

bepaalt dat de moeder aan de vader een dwangsom verbeurt van € 500,- per dag dat de moeder in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen met een maximum van € 25.000,00.

bepaalt dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan;

bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;


verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. C.G. Meeder, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Hortensius als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2018.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733