Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9200

Datum publicatie07-11-2018
Zaaknummer200.235.025/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsLeeuwarden
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenAlimentatie; Bijstandsverhaal
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Beoordeling verhaalsbijdrage over verschillende periodes.
Gemeente heeft de Participatiewet-uitkering van de vrouw vanaf 30/11/17 beëindigd en miv 15/1/18 opnieuw aan de vrouw een Participatiewet-uitkering verstrekt. De toekenning van deze uitkering betreft een nieuw besluit en niet een herleving vd eerdere uitkering. Anders dan de gemeente voorstaat, herleeft het besluit tot verhaal behorend bij de uitkering over de periode voor 30 november 2017 derhalve evenmin.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.235.025/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/156960 / FA RK 17-1262)

beschikking van 18 oktober 2018

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: verzoeker of de man,

advocaat: mr. H.C.L. Crozier te Sneek,

en

de gemeente Súdwest-Fryslân,

zetelend te Sneek,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de gemeente.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 6 december 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 2 maart 2018;

- het verweerschrift met productie(s).

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 18 juni 2018 plaatsgevonden. De man is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de gemeente zijn verschenen mevrouw [B] en mevrouw [C] .

3De feiten

3.1

De man en [D] (hierna: de vrouw) zijn de ouders van:

- [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2007, en

- [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ) geboren [in] 2010.

De man heeft de kinderen erkend.

3.2

Met ingang van 12 maart 2017 verleent de gemeente aan de vrouw een uitkering op grond van de Participatiewet (hierna: Participatiewet-uitkering), mede ten behoeve van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , naar de norm voor een alleenstaande ouder. Deze uitkering heeft de gemeente op 30 november 2017 beëindigd.

3.3

Met ingang van 15 januari 2018 verleent de gemeente aan de vrouw (wederom) een Participatiewet-uitkering naar de norm van een alleenstaande ouder.

3.4

De gemeente wenst de verstrekte bijstand op de man te verhalen tot de grens van zijn onderhoudsplicht voor de kinderen, welke grens de gemeente bij besluit van 12 mei 2017heeft vastgesteld op € 1.211,53 per maand met ingang van 1 juni 2017. De gemeente heeft dat bedrag ambtshalve vastgesteld omdat de man de door de gemeente verzochte gegevens na herhaald verzoek niet heeft verstrekt. De man is op 11 juli 2017 aangemaand de onderhoudsbijdrage te betalen. Omdat de man de onderhoudsbijdrage niet voldeed, heeft de gemeente op 11 augustus 2017 besloten over te gaan tot verhaal in rechte. De gemeente heeft op 1 september 2017 een verzoek bij de rechtbank ingediend, strekkende tot verhaal in rechte van verleende bijstand met ingang van 1 juni 2017.

3.4

De man voert een onderneming genaamd [E] .

4De omvang van het geschil

4.1

In geschil is het verhaal door de gemeente op de man van de aan de vrouw mede ten behoeve van de kinderen verstrekte bijstand. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de man aan de gemeente voor gemaakte en nog te maken kosten van bijstand ten behoeve van zijn minderjarige kinderen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met ingang van 1 juni 2017 een bedrag dient te betalen van € 1.211,53 per maand, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling en zolang de bijstandsverlening aan de vrouw en de kinderen voortduurt en de kinderen de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.

4.2

De man is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 6 december 2017. Grief 1 ziet op de hoogte van de behoefte van de kinderen en grief 2 ziet op het recht van verhaal van de gemeente gelet op de verblijfplaats van de kinderen. De man verzoekt de beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de verzoeken van de gemeente af te wijzen, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding.

4.3

De gemeente voert verweer en verzoekt de bijdrage vast te stellen over de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 november 2017 en de periode met ingang van 5 maart 2018. De gemeente heeft besloten af te zien van verhaal over de periode van 25 november 2017 tot en met 4 maart 2018.

5De motivering van de beslissing

5.1

Tussen de man en de gemeente is voor wat betreft de periode tot 25 november 2017 in geschil de behoefte van de kinderen. Voor de perioden vanaf 25 november 2017 is in geschil de bevoegdheid van de gemeente om de verleende bijstand ten behoeve van de kinderen in rechte te verhalen. Gelet op de geschilpunten van partijen ziet het hof aanleiding om bij de beoordeling drie perioden te onderscheiden. Om pragmatische redenen zal het hof achtereenvolgend oordelen over de periode van 25 november 2017 tot en met 4 maart 2018, de periode vanaf 5 maart 2018 en de periode vanaf 1 juni 2017 tot 25 november 2017.

de periode van 25 november 2017 tot en met 4 maart 2018

5.2

Nu de gemeente na de bestreden beschikking heeft besloten om af te zien van verhaal van de verleende bijstand ten behoeve van de kinderen over de periode van 25 november 2017 tot en met 4 maart 2018 ziet het hof aanleiding om de bestreden beschikking tot in zoverre te vernietigen en het verzoek van de gemeente in zoverre af te wijzen.

de periode vanaf 5 maart 2018

5.3

Vast staat dat de gemeente de Participatiewet-uitkering van de vrouw vanaf 30 november 2017 heeft beëindigd en de gemeente met ingang van 15 januari 2018 opnieuw aan de vrouw een Participatiewet-uitkering verstrekt. De toekenning van deze uitkering betreft - zo blijkt ook uit een brief van de gemeente aan de vrouw van 12 februari 2018 - een nieuw besluit van de gemeente en niet een herleving van de eerdere uitkering. Anders dan de gemeente voorstaat, herleeft het besluit tot verhaal behorend bij de uitkering over de periode voor 30 november 2017 derhalve evenmin. Indien de gemeente over de periode vanaf 5 maart 2018 wederom tot verhaal van verleende bijstand wenst over te gaan, dient daartoe opnieuw een verzoek bij de rechtbank te worden ingediend. Het hof zal daarom het verzoek tot vaststelling van verhaal van verleende bijstand over de periode vanaf 5 maart 2018 afwijzen.

de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 november 2017

5.4

Tussen de man en de gemeente is de behoefte van de kinderen in geschil. De man stelt dat de behoefte van de kinderen niet meer dan € 251,- per kind per maand bedraagt en dat zijn aandeel in de kosten van de kinderen na vermindering van de zorgkorting € 204,- per kind per maand bedraagt. De man geeft aan dat het netto besteedbare gezinsinkomen € 2.393,- per maand bedroeg ten tijde van het uiteengaan van de ouders en verwijst naar productie 2, een aangifte inkomstenbelasting over 2015. De gemeente voert aan dat de man inzage dient te geven over zijn jaarcijfers van de afgelopen jaren omdat het inkomen van de man mogelijk het voormalig gezinsinkomen overschrijdt en dan ook de behoefte van de kinderen hoger is.

5.5

Het hof is van oordeel dat de man onvoldoende gegevens heeft verstrekt en het gebrek aan gegevens voor zijn rekening en risico dient te komen. De man stelt weliswaar een gezinsinkomen ten tijde van de samenleving van € 2.393,- per maand maar is in zijn berekening en verdeling van de kosten van de kinderen (productie 3) uitgegaan van een eigen netto besteedbaar inkomen dat hoger is, namelijk € 3.917,- per maand.

In hoger beroep heeft de man slechts een balans- en resultatenrekening van zijn onderneming in het geding gebracht over het jaar 2017. Die vermeldt een winst van € 67.365,70. Het hof heeft overwogen uit te gaan van deze winstcijfers, maar zal dat niet doen. Ter zitting heeft de man aangegeven dat het de afgelopen jaren goed is gegaan en hij op papier veel heeft verdiend. De man heeft geen jaarstukken of andere stukken van zijn onderneming over de jaren 2016 of 2017 in het geding gebracht. Ook heeft hij geen andere stukken overgelegd waaruit zijn inkomenspositie blijkt ondanks dat het op zijn weg lag om stukken in het geding te brengen, gelet op het verweer van de gemeente. Bij gebrek aan gegevens, kan het hof de behoefte van de kinderen niet vaststellen en kan het hof evenmin de daarbij behorende zorgkorting bepalen.

5.6

De man stelt dat hij zaken voor de kinderen voor de vrouw heeft betaald dan wel haar geld heeft gegeven. Reeds omdat niet duidelijk is geworden hoeveel de man heeft betaald en de man zijn stelling ook op dit punt niet nader heeft onderbouwd, is die stelling onvoldoende komen vast te staan en zal het hof daaraan geen gevolgen verbinden. De grief van de man slaagt derhalve niet.

5.7

Het hof gaat ook voorbij aan de stelling van de man dat zijn draagkracht de verzochte bijdrage niet toelaat. Nog los van de toelaatbaarheid van een dergelijke grief eerst op zitting heeft de gemeente terecht naar voren gebracht dat de draagkracht van de man niet berekend kan worden bij gebrek aan stukken. Een draagkrachtberekening heeft de man ook niet in het geding gebracht. Voor zover het de periode tot en met 24 november 2017 betreft zal de bestreden beschikking dan ook worden bekrachtigd.

6De slotsom

6.1

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking voor zover het de periode tot en met 24 november 2017 betreft bekrachtigen en voor het overige vernietigen en opnieuw rechtdoende het inleidende verzoek in zoverre alsnog afwijzen.

6.2

De man heeft verzocht om de gemeente in de proceskosten te veroordelen maar hij wordt deels in het ongelijk gesteld. Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, gelet ook op de aard van de procedure.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 6 december 2017 voor zover het de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 november 2017 betreft;

vernietigt die beschikking voor zover het de periode met ingang van 25 november 2017 betreft in zoverre opnieuw beschikkende:

wijst het inleidende verzoek van de gemeente voor de periode vanaf 25 november 2017 af;

compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mrs. G. Jonkman, M.P. den Hollander en M.E. Allegro, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma als griffier, en is op 18 oktober 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733