Rechtbank Midden-Nederland 10-10-2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:4873

Datum publicatie05-11-2018
ZaaknummerC/16/461846 / FO RK 18-933
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Zorgregeling / omgang / informatie;
Familieprocesrecht; Mediation; Kindvriendelijke/begrijpelijke/klare taal
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Meisje (2002) gaf aan dat zij zelf wil bepalen wanneer en voor hoe lang ze naar haar vader gaat. Kinderrechter: op dit moment niet goed om alle verantwoordelijkheid voor invulling vd zorgregeling bij haar neer te leggen. Dit zal veel druk opleveren. Rust en duidelijkheid nodig. Kinderrechter spreekt vertrouwen uit dat de ouders in mediation afspraken kunnen maken over de zorgregeling, zodat het voor hun dochter niet nodig is om die verantwoordelijkheid zelf te dragen.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht

locatie Utrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/16/461846 / FO RK 18-933

Beschikking van 10 oktober 2018

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster,

hierna te noemen de moeder,

advocaat mr. L.M. Bongers te Wijk bij Duurstede,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder,

hierna te noemen de vader,

advocaat mr. K.G.I.M. Schröder te Utrecht.

1Verloop van de procedure

1.1.

De moeder heeft op 29 mei 2018 een schriftelijk verzoek ingediend bij de rechtbank. Zij heeft de rechtbank gevraagd om de zorgregeling te wijzigen en kinderalimentatie vast te stellen. Het verzoek dat gaat over de kinderalimentatie wordt in een andere procedure behandeld. Deze beslissing gaat daar dus niet over.

1.2.

Op 9 augustus 2018 heeft de rechtbank van de vader een schriftelijke reactie gekregen op de verzoeken van de moeder. De vader is het niet eens met de verzoeken van de moeder.

1.3.

Bij de rechtbank zijn ook nog andere schriftelijke stukken binnengekomen. Op 7 september 2018 heeft de moeder haar verzoek aangevuld. De vader heeft op 11 september 2018 met een brief hierop gereageerd.

1.4.

De kinderrechter heeft op 7 september 2018 met [voornaam van minderjarige] gesproken. Zij heeft de kinderrechter verteld wat zij van de situatie vindt.

1.5.

Op 11 september 2018 is er een zitting geweest bij de rechtbank. Hierbij waren aanwezig:

  • de moeder met haar advocaat;

  • de vader met zijn advocaat;

- mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2. Vaststaande feiten

2.1.

De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest. Zij zijn gescheiden in 2017. Het minderjarige kind van de ouders is:

- [naam van minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , hierna: [voornaam van minderjarige] .

2.2.

De ouders hebben beiden het gezag over [voornaam van minderjarige] . Dit betekent dat zij samen belangrijke beslissingen moeten nemen over de verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige] .

2.3.

Bij de echtscheiding is op [2017] een zorgregeling vastgesteld waarbij [voornaam van minderjarige] in de eerste week van maandag tot vrijdag bij haar moeder verblijft en van vrijdag tot en met zondag bij haar vader. In de tweede week verblijft [voornaam van minderjarige] van maandag tot woensdag bij haar vader en van woensdag tot en met zondag bij de moeder. Het wisselmoment is op de vrijdag in de eerste week uit school en als er geen school is om 12:00 uur. In de tweede week is het wisselmoment op vrijdag naar school en als er geen school is om 12:00 uur.

3Beoordeling van het verzochte

3.1.

De moeder verzoekt de rechtbank om de zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat geen vaste zorgregeling geldt tussen de vader en [voornaam van minderjarige] . De moeder wil graag dat [voornaam van minderjarige] in overleg met de vader kan bepalen wanneer zij hem ziet en dat de vakanties in onderling overleg worden verdeeld.

3.2.

De vader is het hier niet mee eens. Hij verzoekt de rechtbank te bepalen dat er een zorgregeling wordt vastgesteld, waarbij [voornaam van minderjarige] één keer in de twee weken een weekend bij hem is.

3.3.

Mevrouw [A] heeft namens de Raad op de zitting gezegd dat het belangrijk is dat de vader en de moeder samen met elkaar gaan praten en elkaar leren begrijpen. Hier hebben zij hulp bij nodig. Daarom adviseert de Raad aan de ouders om in mediation te gaan en aan de rechtbank om nog geen definitieve beslissing te nemen. Een mediator kan de ouders helpen bij het maken van afspraken over de verdeling van de zorg- en opvoedtaken. Voor [voornaam van minderjarige] is het belangrijk dat zij contact heeft met allebei haar ouders en dat er geen onrust is. De Raad adviseert de kinderrechter om [voornaam van minderjarige] niet te laten bepalen wanneer zij omgang met haar vader heeft. Dit zal te veel druk bij [voornaam van minderjarige] neerleggen. Zij is op een leeftijd waarin zij zich juist op haar eigen ontwikkeling moet richten en niet te veel met dit soort zaken moet bezig houden. De ouders zijn samen verantwoordelijk voor de afspraken over de omgang.

3.4.

Tijdens de zitting van 11 september 2018 hebben de ouders besloten dat zij samen hun onderlinge problemen met behulp van mediation gaan proberen op te lossen. Daarbij hebben zij afgesproken dat zij naar een mediator zullen gaan die ook een (systeem)therapeut is. De ouders hebben gezegd dat zij graag aan [voornaam van minderjarige] willen laten zien dat zij samen de situatie gaan verbeteren en naar een oplossing gaan zoeken die het meest in het belang van [voornaam van minderjarige] is. Dit vindt de kinderrechter heel positief. Omdat de ouders nu eerst in mediation gaan, zal de kinderrechter het advies van de Raad volgen en nog geen definitieve beslissing over de zorgregeling nemen. Over vier maanden zal er weer een zitting worden gepland.

3.5.

In de tussentijd zal de kinderrechter de zorgregeling laten zoals deze nu is. De kinderrechter realiseert zich dat dit niet is wat [voornaam van minderjarige] heeft gezegd te willen. Zij heeft namelijk aangegeven dat zij zelf wil bepalen wanneer en voor hoe lang ze naar haar vader gaat. Maar de kinderrechter heeft ook gezien hoe [voornaam van minderjarige] probeert om geen van beide ouders te kwetsen met de keuzes die zij maakt in het contact met haar ouders. De kinderrechter is het dan ook met de Raad eens dat het op dit moment niet goed is voor [voornaam van minderjarige] om alle verantwoordelijkheid voor de invulling van de zorgregeling bij haar neer te leggen. Dit zal veel druk opleveren. Op dit moment heeft [voornaam van minderjarige] juist rust en duidelijkheid nodig. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de ouders bij de mediation afspraken kunnen maken over de zorgregeling, zodat het voor [voornaam van minderjarige] niet nodig is om die verantwoordelijkheid zelf te dragen.

4De beslissing

De rechtbank:

4.1.

houdt de verdere behandeling van het verzoek PRO FORMA aan tot 8 februari 2019 in afwachting van de resultaten van de mediation;

verzoekt de advocaten van de ouders om tijdig voor voornoemde datum te laten weten:

  • of een nadere aanhouding gewenst is en zo ja, voor hoe lang;

  • of een nadere behandeling ter zitting gewenst is, onder opgave van verhinderdata;

  • of zonder nadere behandeling ter zitting beschikking kan worden gewezen;

  • dan wel dat het verzoek wordt ingetrokken;

verzoekt de advocaten van de ouders om, in geval partijen voortzetting van de mondelinge behandeling wensen, zijn cliënt(e) op te roepen voor die zitting;

verzoekt de griffier om alsdan de Raad op te roepen voor die zitting;

4.2.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. V.E.J.A. Heijckmann, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.E. Broersma op 10 oktober 2018.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733