Rechtbank Noord-Holland 31-10-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:9586

Datum publicatie02-11-2018
ZaaknummerC/15/274933 / FA RK 18-3173
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAlkmaar
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Stiefouderadoptie;
Overig; Geslachtsnaam (art. 1:5 t/m 1:9 BW)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Juridische vader stemt in met verzoek tot stiefouderadoptie. De minderjarige houdt haar oorspronkelijke geslachtsnaam nu verzoeker en moeder (die met elkaar gehuwd zijn) geen keuze hebben gedaan, omdat de minderjarige deze geslachtsnaam wil behouden. Art.1:5 lid 3 derde volzin BW. Gevolgen voor gezag.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd

locatie Alkmaar

zaak-/rekestnr.: C/15/274933 / FA RK 18-3173

beschikking van 31 oktober 2018 betreffende éénouderadoptie (door de stiefouder)

in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: verzoeker,

advocaat: mr. L.M. Mons, kantoorhoudende te Haarlem,

-tegen-

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. I. Roos, kantoorhoudende te Amsterdam,

strekkende tot het uitspreken van de adoptie van de minderjarige [minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] in [plaats] .

Als belanghebbende wordt aangemerkt: [de moeder] , hierna te noemen: de moeder.

1Procedure

1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoeker, ingekomen op 6 juni 2018;

- de brief, met bijlagen, van mr. I. Roos, waarbij zij zich stelt als advocaat van de vader, ingekomen op 22 juni 2018.

1.2

De behandeling van de zaak heeft, gelijktijdig met de zaak C/15/273239 / FA RK 18-2297 met betrekking tot nihilstelling kinderbijdrage, plaatsgevonden op de zitting van 2 oktober 2018 in aanwezigheid van verzoeker bijgestaan door mr. L.M. Mons, de moeder, en de vader bijgestaan door mr. I. Roos.

1.3

De minderjarige heeft een, op 1 oktober 2018 ingekomen, brief aan de rechtbank gestuurd. Ook heeft de minderjarige haar mening kenbaar gemaakt in een gesprek met de kinderrechter.

2Feiten en omstandigheden

2.1

De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad en hebben samengewoond tot en met 2005.

2.2

Uit deze relatie is de minderjarige geboren. De vader heeft de minderjarige erkend. De moeder is van rechtswege belast met het gezag over de minderjarige.

2.3

Verzoeker, de moeder en de minderjarige wonen sinds [datum] in gezinsverband met elkaar samen.

2.4

Verzoeker is op [datum] in [plaats] gehuwd met de moeder.

2.5

Vóór dan wel tijdens het huwelijk van verzoeker en de moeder zijn geboren de

minderjarigen [minderjarigen] :

- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,

- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] .

Verzoeker heeft de minderjarige [minderjarige] erkend. Door het huwelijk zijn verzoeker en de moeder gezamenlijk belast met het gezag over deze minderjarigen.

3Beoordeling

3.1

De met het gezag belaste moeder stemt in met het verzoek tot adoptie.

3.2

De vader heeft ter zitting verklaard dat hij instemt met het verzoek tot adoptie.

3.3

De rechtbank heeft op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, de overtuiging dat de verzochte adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is. De minderjarige heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter niet van bezwaren tegen toewijzing van het adoptieverzoek doen blijken. Tevens is komen vast te staan dat de minderjarige thans en naar voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, zodat, nu ook overigens aan de wettelijke voorwaarden in artikel 1:227 en 228 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) is voldaan, het verzoek voor toewijzing vatbaar is. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat tussen partijen overleg is geweest en dat de vader ter zitting heeft verklaard dat hij goed over het adoptieverzoek heeft nagedacht. Voorts heeft de vader aangegeven dat hij een bewogen leven heeft gehad, waarbij hij gedurende lange tijd niet beschikbaar is geweest in het leven van de minderjarige. Sinds enige tijd is hij bezig zijn leven weer op orde te brengen, waarbij hij onder meer hulp krijgt van een bewindvoerder. Hij zou graag weer contact willen hebben met de minderjarige, maar hij laat het initiatief daartoe aan de minderjarige over.

3.4

Verzoeker en de moeder hebben reeds twee kinderen tot wie zij in familierechtelijke betrekking staan, zodat de minderjarige het derde kind is tot wie verzoeker en de moeder in familierechtelijke betrekking komen te staan.

3.5

Op grond van het bepaalde in artikel 1:5, derde lid, derde volzin, BW houdt de minderjarige zijn geslachtsnaam, tenzij de ouder en diens echtgenoot, gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam zal hebben van de echtgenoot, dan wel de geslachtsnaam van die ouder. Verzoeker en de moeder hebben geen keuze gemaakt voor de geslachtsnaam van één van hen, omdat het de uitdrukkelijke wens van de minderjarige is om de achternaam van de vader te behouden. In het gesprek met de kinderrechter heeft de minderjarige daarover verklaard dat zij haar achternaam wil behouden, omdat het iets persoonlijks is, wat maakt wie zij is. Gelet op het vorenstaande zal de minderjarige de geslachtsnaam [geslachtsnaam] behouden.

3.6

De rechtbank overweegt met betrekking tot het gezag over de minderjarige ten overvloede nog het volgende. Verzoeker is gehuwd met de moeder en uit het systeem van de wet (artikel 1:251, eerste lid, BW) volgt dat er in die situatie sprake is van gezamenlijk gezag van verzoeker en de moeder. Voor de duidelijkheid zal de rechtbank in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder k, van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking.

4Beslissing

4.1

spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het vrouwelijk geslacht:

- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,

door verzoeker voornoemd;

4.2

draagt de griffier - op grond van artikel 1:20e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] ;

4.3

bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking.

Deze beschikking is gegeven door mr. F. Ibili, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2018.

Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733