Gerechtshof Amsterdam 16-10-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3738

Datum publicatie30-10-2018
Zaaknummer200.228.029/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
Formele relatiesEerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2017:7328
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezag;
Familieprocesrecht; Onrechtmatig verkregen bewijs
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Dat vader zonder toestemming opnames maakte van bezoek moeder ten behoeve van rechtszaak over medegezag levert i.p. een onrechtmatige privacyschending op. Dat betekent echter niet dat het in het geding brengen vd opnames ontoelaatbaar is. Volgens vaste rechtspraak is het in het geding brengen van onrechtmatig verkregen bewijsmiddelen slechts ontoelaatbaar indien sprake is van bijkomende omstandigheden. Opnames worden ondanks protest moeder aan dossier toegevoegd, ook al is het maken daarvan volgens Hof een kwalijke zaak.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Zaaknummer: 200.228.029/ 01

Zaaknummer rechtbank: C/15/256578 / FA RK 17-1609

Beschikking van de meervoudige kamer van 16 oktober 2018 inzake

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. L.C. de Jong te Woerden,

en

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. A.E. Koster te Den Helder.

In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming,

locatie: Haarlem,

hierna te noemen: de raad.

1Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) (hierna: de rechtbank) van 30 augustus 2017 en uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

De vader is op 15 november 2017 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 30 augustus 2017.

2.2

De moeder heeft op 5 januari 2018 een verweerschrift ingediend.

2.3

Bij het hof is voorts ingekomen een journaalbericht van de zijde van de vader van 25 juli 2018 met bijlagen, ingekomen op 27 juli 2018. De moeder heeft daarop gereageerd bij brief van 30 juli 2018, ingekomen op 31 juli 2018.

2.4

De mondelinge behandeling heeft op 13 augustus 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

- de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers.

3De feiten

3.1

Uit de (in januari 2012 verbroken) relatie van de vader en de moeder (hierna ook samen: de ouders) is geboren [de minderjarige] [in] 2008. De vader heeft [de minderjarige] erkend nadat hem daarvoor vervangende toestemming was verleend door de rechtbank Utrecht bij beschikking van 12 september 2012.

3.2

Bij vonnis van 5 juli 2012 van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Alkmaar is een voorlopige regeling bepaald waarbij [de minderjarige] en de vader eens per veertien dagen omgang hebben en waarbij sprake is van een opbouw en de eerste contacten worden begeleid door het Omgangshuis.

Blijkens een ongedateerde brief van het Omgangshuis heeft het Omgangshuis besloten de voorgenomen omgang op te schorten omdat het starten van omgang op dat moment te belastend was voor [de minderjarige] . De vader is geadviseerd een verzoek in te dienen bij de raad om een beschermingsonderzoek te verrichten.

3.3

[de minderjarige] is in oktober 2012 aangemeld bij Triversum in verband met (verlatings)angsten, slaapproblemen, nachtmerries, driftbuien en agressief gedrag. Deze behandeling is medio 2013 afgerond.

3.4

Bij beschikking van 11 februari 2013 van de rechtbank is de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de vraag of en welke omgangsregeling in het belang is van [de minderjarige] alsmede naar de vraag in hoeverre gezagswijziging in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk moet worden geacht. De rechtbank heeft de raad voorts in overweging gegeven het onderzoek uit te breiden met een beschermingsonderzoek.

3.5

Bij de stukken bevindt zich een rapport van de raad van 22 april 2013. Daarin heeft de raad geadviseerd om het verzoek van de vader om hem en de moeder gezamenlijk te belasten met het gezag over [de minderjarige] af te wijzen. Voorts heeft de raad de rechtbank geadviseerd om een omgangsregeling vast te stellen. De raad heeft een kinderbeschermingsmaatregel niet noodzakelijk geacht.

3.6

Bij beschikking van 19 juni 2013 van de rechtbank is het verzoek van de vader om hem gezamenlijk met de moeder te belasten met het gezag over [de minderjarige] afgewezen. Verder is bepaald dat de ouders zich dienen te wenden tot het Omgangshuis voor begeleide omgangscontacten. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgang en ten aanzien van het verzoek tot ondertoezichtstelling is aangehouden.

3.7

Bij beschikking van 4 juni 2014 van de rechtbank is een omgangsregeling bepaald overeenkomstig de afspraken van partijen, inhoudende dat [de minderjarige] bij de vader is eenmaal per veertien dagen van vrijdagavond tot zondag, waarbij de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] op zondag uiterlijk om 18.00 uur naar de moeder brengt.

3.8

Bij beschikking van 3 september 2014 van de kinderrechter is het verzoek van de vader van 19 juni 2014 om hem gezamenlijk met de moeder te belasten met het gezag over [de minderjarige] wederom afgewezen.

3.9

Bij vonnis in kort geding van 6 april 2017 van de rechtbank Noord-Holland is de moeder bevolen mee te werken aan de bij beschikking van 4 juni 2014 vastgelegde omgangsregeling. De vordering van de moeder dat de beschikking van 4 juni 2014 voorlopig zal worden gewijzigd in die zin dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] voorlopig zou worden ontzegd, is afgewezen.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vader om te bepalen dat hij mede wordt belast met het gezag over [de minderjarige] wederom afgewezen.

4.2

De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, zijn verzoek alsnog toe te wijzen.

4.3

De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, indien nodig onder aanvulling of verbetering van de gronden.

5De motivering van de beslissing

5.1

Het hof zal eerst het bezwaar van de moeder tegen het in geding brengen van de onder 2.3 vermelde bijlagen bij het journaalbericht van 25 juli 2018 van de vader bespreken; dat betreffen vier cd-roms met video-opnamen van bezoeken van de moeder aan de vader waaruit volgens de vader blijkt dat de onderlinge verstandhouding tussen partijen goed genoeg is voor gezamenlijk gezag. De moeder heeft bij haar brief van 30 juli 2018 verzocht geen kennis te nemen van de inhoud van de cd-roms, nu zij noch [de minderjarige] toestemming heeft gegeven voor het maken van video-opnamen van hen.

Het hof acht het een kwalijke zaak dat de vader, kennelijk ook voor andere dan strikte privédoeleinden, video-opnamen heeft gemaakt van de moeder en [de minderjarige] , te meer nu de vader over [de minderjarige] geen gezag heeft. Het maken van die video’s levert in beginsel een onrechtmatige privacyschending op. Dat betekent echter niet dat het in het geding brengen van die video’s ontoelaatbaar is. Volgens vaste rechtspraak is het in een geding brengen van onrechtmatig verkregen bewijsmiddelen slechts ontoelaatbaar indien sprake is van bijkomende omstandigheden (zie o.a. HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942). Zulke omstandigheden zijn echter gesteld noch gebleken. Het hof gaat daarom aan het bezwaar van de moeder voorbij. Daarbij merkt het hof nog wel op dat de bewijswaarde van de video’s gering is, nu de moeder de stelling van de vader dat de overdracht bij de omgang harmonieus verloopt op zich niet heeft weersproken.

5.2

Vervolgens zal het hof de grief van de vader beoordelen.

De vader kan zich niet vinden in de overweging van de rechtbank dat bij gezamenlijke gezagsuitoefening instabiliteit en onrust zal ontstaan en dat dit zal leiden tot een onaanvaardbaar risico dat [de minderjarige] klem of verloren zal raken tussen haar ouders. Het klopt dat de vader eerder heeft verzocht om samen met de moeder met het gezag te worden belast, maar sinds 2014 is de omgang tussen de ouders aanzienlijk verbeterd. Zij zijn in overleg een omgangsregeling overeengekomen en bij de overdracht van [de minderjarige] drinken zij samen koffie. De vader heeft het verzoek opnieuw gedaan omdat er zorgen zijn over [de minderjarige] en de vader als niet-gezaghebbende ouder geen gesprekspartij is voor de zorgverleners. Deze zorgen zijn volgens de vader niet gerelateerd aan het contact met hem of aan de verstandhouding tussen partijen maar aan de woonomgeving van de moeder en [de minderjarige] . De vader wil kunnen meebeslissen over de opleiding van [de minderjarige] . Ook wil hij worden geïnformeerd over medische aangelegenheden betreffende zijn dochter. Het is al meer dan eens gebeurd dat de omgang tussen hem en [de minderjarige] geen doorgang kon vinden omdat zij volgens de moeder ziek was; de vader wil zich dan kunnen laten informeren over de toestand van [de minderjarige] .

5.3

De moeder weerspreekt dat de onderlinge verstandhouding is verbeterd. Zij hebben weliswaar een omgangsregeling afgesproken, maar die verloopt bepaald niet vlekkeloos. Zo vindt de overdracht na afloop van het omgangsweekend niet langer bij de moeder thuis plaats, maar op een openbare plaats teneinde conflictsituaties te voorkomen. Het contact tussen de ouders beperkt zich tot praktische zaken rond de omgang; werkelijk overleg is nog steeds niet mogelijk. Ook overlaadt de vader de moeder nog steeds met verwijten. De hoeveelheid procedures is wat dat betreft tekenend. Iedere keer dat [de minderjarige] ziek is, wil de vader een verklaring van de huisarts zien. De vader wil niet inzien dat de problemen van [de minderjarige] worden veroorzaakt door de moeizame verstandhouding tussen partijen. Er is dan ook geen basis voor gezamenlijk gezag.

Er is hulp voor [de minderjarige] ingezet van Tzorg toen er problemen ontstonden in de buurt waar de moeder en [de minderjarige] woonden (inmiddels hebben zij een andere woning) en bij [de minderjarige] op school. Iedere woensdagmiddag bezoekt een medewerker van Tzorg [de minderjarige] .

5.4

De raad heeft ter zitting in hoger beroep benadrukt dat voor gezamenlijk gezag vereist is dat ouders samen beslissingen kunnen nemen, gebaseerd op overleg. In dit geval lijken partijen enerzijds wel te kunnen overleggen - bijvoorbeeld gezien de totstandkoming van de omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vader - maar anderzijds wordt hun verstandhouding gekenmerkt door een groot aantal procedures. Voor de raad is het moeilijk in te schatten of de spanningen tussen partijen in geval van gezamenlijk gezag dusdanig op zullen lopen dat [de minderjarige] klem komt te zitten tussen haar ouders. Hoewel de raad in 2013 ook reeds onderzoek heeft verricht, biedt de raad thans aan opnieuw onderzoek te doen naar de vraag welke gezagsvoorziening in het belang van [de minderjarige] is. De meerwaarde van een nieuw onderzoek is erin gelegen dat partijen kunnen worden meegenomen in wat hun onderlinge proces betekent voor [de minderjarige] . Het geniet echter de voorkeur van de raad dat partijen hulpverlening inschakelen, waarbij te denken valt aan Ouderschap Blijft.

5.5

Het hof constateert dat de ouders zich in de afgelopen jaren al vele malen tot de rechter hebben gewend met geschillen die [de minderjarige] betreffen. Desondanks zijn zij erin geslaagd tot overeenstemming te komen over de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] . De ouders zijn het er voorts over eens dat die omgang in het algemeen goed verloopt en dat ook de overdracht goed gaat, zij het dat de moeder heeft gesteld dat zij de vader niet bij haar thuis wil ontvangen. Dat neemt niet weg dat er nog veel spanningen zijn tussen partijen: de vader voelt zich machteloos en is wantrouwend jegens de moeder en de moeder is moe van de verwijten van de vader en vreest voor een toename van de strijd indien de vader mede met het gezag wordt belast. Eerder hebben de ouders het traject Ouderschap Blijft willen volgen, maar tot op heden is dat niet gebeurd. Voorts is niet duidelijk hoe het met [de minderjarige] gaat. Er waren problemen in de buurt en op school en zij krijgt ondersteuning van Tzorg. Nu zij een kwetsbaar kind is, voor wie in het verleden ook reeds hulpverlening noodzakelijk was, en nu gebleken is dat de verstandhouding tussen de ouders nog steeds verstoord is en dat er sprake is van weinig overleg tussen hen, lijkt het risico dat [de minderjarige] klem of verloren zal raken tussen haar ouders indien zij gezamenlijk met het gezag over haar worden belast niet denkbeeldig. Het hof acht zich thans echter nog onvoldoende voorgelicht, met name over de vraag welke hulpverleningsmogelijkheden er nog zijn voor verbetering van onderlinge communicatie en overleg, om te kunnen beslissen op het verzoek van de vader.

Het hof zal de raad dan ook verzoeken onderzoek te verrichten naar de vraag of gezamenlijk gezag in strijd is met het belang van [de minderjarige] , waarbij ervan wordt uitgegaan dat de raad ook de hulpverleners van [de minderjarige] zal benaderen en zal bezien of er nog mogelijkheden zijn voor begeleiding van de ouders.

5.6

Dit leidt tot de volgende beslissing.

6De beslissing

Het hof:

alvorens verder te beslissen:

verzoekt de raad een onderzoek in te stellen als omschreven onder rechtsoverweging 5.5;

verzoekt de raad vóór 20 januari 2019 omtrent de resultaten van dit onderzoek schriftelijk rapport uit te brengen aan het hof en houdt de behandeling tot die datum pro forma aan;

beveelt de oproeping van partijen, hun advocaten en de raad tegen een nader te bepalen datum;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. A.V.T. de Bie en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, bijgestaan door mr. F.J.E. van Geijn als griffier en is op 16 oktober 2018 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733