Rechtbank Den Haag 17-10-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:12250

Datum publicatie19-10-2018
ZaaknummerC/09/544804 / HA ZA 17-1291
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Gebruiksvergoeding; Vergoedingsrechten
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Man die met kinderen in huis achterbleef is zijn ex een gebruiksvergoeding verschuldigd ter hoogte van een kwart van de hypotheekrente en de premie van de polis SpaarZeker-verzekering. De helft zou onredelijk zijn, gezien afspraak dat ze beiden de helft van de hypotheek(-verzekering) zouden blijven voldoen.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/544804 / HA ZA 17-1291

Vonnis van 17 oktober 2018

in de zaak van

[de vrouw] ,

wonende te [plaats] ,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. P.A. van Hecke te Rotterdam,

tegen

[de man] ,

wonende te [plaats] ,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. B.C.V.J. van Leur te Delft.

Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 5 december 2017 met producties

  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties;

  • het vonnis van 21 maart 2018 waarbij een comparitie van partijen is gelast;

  • het, buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte, proces-verbaal van de comparitie van 10 juli 2018 met de daarin vermelde stukken; partijen hebben hierop bij brieven van 19 juli en 26 juli 2018 gereageerd.

1.2.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en ze hebben met elkaar samengewoond. Zij zijn de ouders van twee minderjarige kinderen.

2.2.

Partijen hebben op enig moment een woning aan de [adres] in gezamenlijke eigendom verworven. Aan de woning was een gezamenlijke hypothecaire geldlening verbonden. Partijen hebben voorts samen een SpaarZeker verzekering (levensverzekering) afgesloten.

2.3.

Op 5 maart 2004 hebben partijen een samenlevingsovereenkomst gesloten.

Artikel 7 van de samenlevingsovereenkomst houdt onder meer in:

GEMEENSCHAPPELIJK BEWOONDE WONING

Artikel 7

(…)

3. (…) Partijen stellen hierbij vast dat [de man, rb.] ter zake de aankoop van het woonhuis aan de [adres] een bedrag ter grootte van vijftig duizend euro (€ 50.000,00) meer heeft bijgedragen dan [de vrouw, rb.]. Mitsdien heeft [de man, rb.] een vordering op [de vrouw, rb.] ter grootte van vijfentwintig duizend euro € 25.000,00).

2.4.

Per 1 september 2015 is de samenlevingsovereenkomst ontbonden.

2.5.

Partijen zijn op 15 september 2015 feitelijk uit elkaar gegaan; de man is toen in de woning aan de [adres] blijven wonen. De vrouw heeft, van de gezamenlijke inboedel, slechts enkele goederen meegenomen.

2.6.

De man heeft aan de bank verklaard de hypotheekschuld volledig te kunnen dragen.

2.7.

Op 5 februari 2016 zijn partijen vervolgens het volgende overeengekomen:

SIDELETTER VERKLARING OVERNAME HYPOTHEEK

(…) In aanvulling op de verklaring overname hypotheek d.d. 4 februari 2016

Verklaart [de vrouw, rb.]:

Dat zij haar verplichtingen inzake de hypotheek van de gezamenlijke woning voor 50% volgens hypotheekakte zal blijven voldoen tot op het moment dat de hypotheek is overgedragen c.q. dat de gezamenlijke woning verkocht is, in geval een overname van de hypotheek door [de man, rb.] niet mogelijk blijkt te zijn. (…)”

2.8.

In afwijking van de sideletter heeft de vrouw de helft van de maandelijkse hypotheekrente en van de premie van de SpaarZeker verzekering (een totaal door de vrouw te betalen bedrag van € 673 per maand) vanaf januari 2016 niet meer betaald, omdat zij meent jegens de man aanspraak te kunnen maken op een gebruiksvergoeding.

2.9.

Op 28 juli 2016 hebben partijen de woning geleverd aan een derde; na de aflossing van de hypothecaire geldlening, de kosten van de makelaar en de notariskosten resteerde er een bedrag van € 41.526,98. Dit bedrag hebben partijen in depot onder de notaris gestort.

2.10.

De gezamenlijke polis SpaarZeker verzekering is nog niet verdeeld. De waarde van deze polis bedraagt € 51.469,76. De maandelijkse premie bedraagt € 236,97.

2.11.

De belastingteruggaven over de jaren 2014 (€ 4.168) en 2015 (€ 2.328) à in totaal

€ 6.514,00 zijn aan de man uitgekeerd.

2.12.

Op 13 januari 2016 heeft de vrouw aan de man per e-mail geschreven:

“Verdere afwikkeling & praktische zaken

Zoals gezegd haal ik volgende week de Peugeot uit de verzekering. Vanaf maandag is hij niet meer verzekerd. Ik verwacht dat je hem overgeschreven hebt want ik ben het beu om de kosten van de Peugeot op mijn conto te hebben terwijl ik al tijden geen gebruik meer maak van de auto.

Ook hierin: jij hebt de auto aangeschaft, maar alle vasten lasten motorrijtuigenbelasting, verzekering inclusief ALLE brandstofkosten heb ik betaald afgelopen jaren. (…)

Overigens hoef je het niet met mij eens te zijn, en deze mail is niet bedoeld om je aan te vallen, maar is hoe ik erin zit en ik hoop dat we gezamenlijk een modus vinden om de zaken op een goede manier af te wikkelen (…)”

2.13.

Partijen hebben een gezamenlijke hond die met de kinderen meereist tussen de huizen van partijen.

3Het geschil

In het incident

3.1.

De vrouw vordert in het incident bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

I. de man te veroordelen binnen vijf dagen na betekening van het vonnis in het incident mee te werken aan:

a. de afwikkeling van hetgeen de notaris in depot heeft staan, zijnde € 41.526,98, in dier voege dat aan beide partijen de helft van het saldo wordt uitgekeerd;

b. de afwikkeling van de verdeling bij helfte van het spaarsaldo van de SpaarZeker verzekering met polisnummer [polisnummer] in die zin dat de man alle daarvoor benodigde formulieren op eerste verzoek en per ommegaande na ontvangst hiervan invult en ondertekent;

c. de vrouw uit de opbrengst van het vorenstaande aan de man een bedrag betaalt van

€ 25.000,00 conform het bepaalde in het samenlevingscontract na afwikkeling van hetgeen onder a en b is opgenomen;

11. alles op straffe van een dwangsom.

3.2.

De man voert verweer.

In de hoofdzaak

in conventie

3.3.

De vrouw vordert thans, naar de rechtbank begrijpt, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

I. de afwikkeling van de tussen partijen bestaand hebbende eenvoudige gemeenschap van woonhuis aldus vast te stellen dat aan de vrouw toekomt:

a. de helft van het bedrag dat bij de notaris in depot staat van € 41.526,98

b. een bedrag gelijk aan de helft van het spaarsaldo van de SpaarZeker verzekering met polisnummer [polisnummer] ,

II. de man te veroordelen binnen vijf dagen na betekening van het vonnis al het nodige te doen om de onder I sub a en b vastgestelde bedragen af te wikkelen door alle redelijke en noodzakelijke medewerking te verlenen aan de verdeling bij de notaris en de verzekeraar op straffe van een dwangsom,

III. vast te stellen dat aan de man toekomt een bedrag van € 25.000,00 op grond van het samenlevingscontract, hetgeen de vrouw direct zal betalen na afwikkeling van de onder I en II opgenomen vorderingen;

IV. de man te veroordelen aan de vrouw te betalen een bedrag gelijk aan de helft van de verschuldigde hypotheekrente en de helft van de SpaarZeker verzekering over de periode dat de vrouw niet in de gezamenlijke woning heeft gewoond op grond van het bepaalde in artikel 3:169 BW, alsmede een bedrag van € 320,52 uit hoofde van onverschuldigde betaling voor teveel betaalde woonlasten, danwel een bedrag dat de rechtbank juist acht, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag vanaf de dag van het vonnis tot aan de dag der voldoening;

V. de man te veroordelen aan de vrouw te betalen een bedrag van € 3.257,00 (50% van € 6.514,00) in verband met door hem ontvangen belastingteruggaven over de jaren 2014 en 2015 die betrekking hebben op de voordelen van de voormalige gezamenlijke woning, althans een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht, vermeerderd met wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum der dagvaarding tot aan de dag der voldoening;

VI. de man te veroordelen aan de vrouw te betalen een bedrag van € 4.250,00 wegens de door hem van de vrouw overgenomen Peugeot met kenteken [kenteken] , althans een bedrag dat de rechtbank juist acht, vermeerderd met wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum der dagvaarding tot aan de dag der voldoening;

VII. de man te veroordelen aan de vrouw te betalen een bedrag van € 2.500,00 voor de door hem van de vrouw in 2015 overgenomen inboedel, althans een bedrag dat de rechtbank juist acht, vermeerderd met wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum der dagvaarding tot aan de dag der voldoening;

VIII. met veroordeling van de man in de kosten in het incident en in de hoofdzaak.

3.4.

De man voert verweer.

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.6.

De man vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw te veroordelen tot:

1. medewerking aan de uitbetaling van het gehele bedrag dat de notaris in depot heeft staan, zijnde € 41.526,98 (in verband met het door de man in de woning geïnvesteerde bedrag van € 50.000), aan de man, op straffe van een dwangsom;

2. medewerking aan de uitbetaling aan de man van een bedrag à € 8.473,02 van het spaarsaldo van de SpaarZeker verzekering (in verband met het restant van het door de man in de woning geïnvesteerde bedrag van € 50.000), op straffe van een dwangsom;

3. betaling aan de man van een bedrag à € 16.000,22 (in verband met de inleg van de man in de woning, de voor de SpaarZeker verzekering betaalde premies, de door de man betaalde hypotheeklasten, en kosten in verband met de onroerend zaakbelasting, de opstal- en inboedelverzekering, de hond, de hondenbelasting, de bankkosten en de roodstand van de en/of-rekening), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding tot aan de dag van voldoening.

3.7.

De vrouw voert verweer.

3.8.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

In de hoofdzaak, in conventie en in reconventie
4.1.

Centraal in dit geding staat de financiële afwikkeling van de samenlevingsrelatie van partijen. Partijen strijden met name over de wijze waarop het depot en de polis Spaarzeker verzekering moeten worden verdeeld en pretenderen over een weer vorderingen op elkaar te hebben. De vorderingen in conventie en in reconventie hebben alle daarop betrekking en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.2.

Na het uiteengaan van partijen is de man in de woning met de kinderen achtergebleven en is de vrouw daaruit vertrokken. Partijen hebben in de sideletter afgesproken dat de vrouw de helft van de hypotheekrente en de premie van de SpaarZeker verzekering voor haar rekening zou blijven nemen tot het moment waarop de woning zou worden overgedragen aan een derde. Deze afspraak bindt partijen en moest dus worden nagekomen. Vaststaat dat partijen hierover geen andere afspraak hebben gemaakt en ook is er nog geen gebruiksvergoeding door de rechter vastgesteld.

4.3.

De vrouw vordert in conventie onder IV dat thans alsnog een gebruiksvergoeding wordt vastgesteld. Hierover overweegt de rechtbank als volgt. Gesteld noch gebleken is dat de vrouw, door het tekenen van de sideletter, afstand van een gebruiksvergoeding heeft gedaan. Genoegzaam gebleken is verder dat de vrouw heeft geprobeerd tijdens de mediation alsnog een afspraak te maken over een gebruiksvergoeding , maar dat de man hieraan niet wilde meewerken. Vaststaat dat het voor de man niet mogelijk was de lasten van de woning alleen te dragen. De vrouw, die na het verlaten van de woning elders moest gaan wonen, is in een duurdere huurwoning getrokken. Zij heeft onweersproken gesteld in de schulden terecht te zijn gekomen, omdat zij haar deel van de lasten van de woning en de huur niet allebei kon opbrengen. Tegenover de gemotiveerde betwisting door de man is niet komen vast te staan dat de man de verkoop van de woning onredelijk heeft vertraagd. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het in dit geval onredelijk om de vrouw met terugwerkende kracht alsnog een gebruiksvergoeding ter hoogte van de helft van de hypotheekrente en de premie van de polis SpaarZeker verzekering toe te kennen. Dit zou immers betekenen dat de door de vrouw zelf gemaakte afspraak met terugwerkende kracht zou komen te vervallen tegen de gebruiksvergoeding, terwijl die afspraak haar bond en de man er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij wel in die kosten zou bijdragen. Wel acht de rechtbank het in dit geval redelijk met terugwerkende kracht alsnog enige gebruiksvergoeding toe te kennen omdat de man ermee bekend was dat de vrouw hier met hem afspraken over wilde maken, en hij daarmee niet wilde instemmen, hij wel het voordeel van het gebruik van de woning heeft gehad en de vrouw niet, de woning vanaf 2016 steeds (enige) overwaarde heeft gehad, beide partijen in een penibele financiële situatie terecht zijn gekomen en tot slot over de in depot gestorte overwaarde en de polis SpaarZeker verzekering alsnog verrekend kan worden. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat de man aan de vrouw een gebruiksvergoeding verschuldigd is ter hoogte van een kwart van de hypotheekrente en de premie van de polis SpaarZeker verzekering. Dit komt neer op een bedrag van € 673 : 2 =

€ 336,50 per maand x omstreeks 10 maanden (vanaf 15 september 2015) tot de levering op 28 juli 2016 = € 3.365.

De vrouw diende aan de man te betalen € 673 per maand over de periode 1 januari 2016 tot 28 juli 2016. Dit komt neer op een bedrag van € 4.711. Na verrekening is de vrouw de man ter zake de woonlasten dus nog (€ 4.711 - € 3.365 =) € 1.346 schuldig. Zij heeft dus, anders dan zij stelt, niet teveel woonlasten betaald en heeft geen vordering uit onverschuldigde betaling.

Alsdan komt tevens in beginsel aan de vrouw toe de helft van de waarde van de polis SpaarZeker verzekering, nu zij haar aandeel in die premie, door verrekening, alsnog heeft voldaan. Partijen gaan er kennelijk vanuit dat de polis door de man zal worden voortgezet, zodat deze aan de man zal worden toebedeeld.

Peugeot

4.4.

De vrouw heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting door de man en met name gezien haar email van 13 januari 2016, onvoldoende onderbouwd dat zij de eigenaar is van de Peugeot. Haar verklaring ter zitting dat zij deze mail heeft geschreven op een moment dat partijen in onderhandeling waren en dat partijen toen hebben afgesproken dat de man de auto heeft aangeschaft, heeft de man bestreden en komt, gezien de tekst van de mail, overigens ook ongeloofwaardig voor, zodat hiervan niet wordt uitgegaan. De man heeft de Peugeot dus niet van de vrouw overgenomen en is haar om die reden geen vergoeding verschuldigd. Het onder VI gevorderde zal dus worden afgewezen.

Inboedel

4.5.

In de vordering van de vrouw ligt besloten dat zij wenst dat de verdeling van de gezamenlijke inboedel wordt vastgesteld aldus dat ieder behoudt wat hij heeft. Zij heeft reeds nieuwe inboedel aangeschaft, maar ze wenst dat de man een vergoeding betaalt voor hetgeen hij heeft behouden. De man wil daarentegen de inboedelzaken fysiek verdelen en er geen geld voor betalen.

4.6.

De rechtbank zal de verdeling van de gezamenlijke inboedel aldus vaststellen dat ieder behoudt wat hij heeft. Vaststaat dat het inboedelzaken van meer dan tien jaar oud zijn. Het enige, volgens de man, waardevolle, inboedelbestanddeel (een schilderij ter waarde van ongeveer € 2.000) wil geen van partijen hebben. De man heeft dit schilderij thans in zijn bezit. Bij die stand van zaken dient hij in redelijkheid voor de nog niet verdeelde inboedel nog een bedrag van € 1.500 aan de vrouw te betalen. Verder dient de man zijn toezegging dat hij foto’s aan de vrouw zal afgeven na te komen.

Kosten hondenbelasting en bankkosten

4.7.

De door de man gevorderde kosten van de hondenbelasting over 2016-2017 en de bankkosten heeft de vrouw niet dan wel onvoldoende gemotiveerd bestreden, zodat deze

(samen in totaal (€ 62,52 + € 62,52 + € 181,25 =) € 306,25) zullen worden toegewezen.

OZB en opstalverzekering

4.8.

De door de man gevorderde kosten van de OZB over de jaren 2016 en 2017 en de opstalverzekering worden, als tegenover de betwisting door de vrouw onvoldoende onderbouwd, afgewezen.

Belastingteruggaven 2014-2015

4.9.

Tussen partijen staat vast dat de man deze teruggaven heeft ontvangen en dat de vrouw over deze periode volledig heeft bijgedragen in de lasten van de woning. De man dient dan ook in beginsel de helft hiervan aan de vrouw te voldoen. De man heeft zich erop beroepen dat de vrouw de teruggaven van 2012-2013 volledig heeft ontvangen, zodat deze teruggaven tegen elkaar weggestreept kunnen worden. Tegenover de gemotiveerde betwisting door de vrouw is niet komen vast te staan dat de vrouw de teruggaven over 2012-2013 volledig heeft ontvangen, zodat de man reeds hierom de helft van de teruggaven over 2014-2015 à € 3.257 alsnog aan de vrouw moet voldoen.

Conclusie

4.10.

Het voorgaande leidt tot de volgende conclusie. De man mag van het (gezamenlijke) depot van € 41.526,98 eerst zijn inleg van € 50.000 terugnemen, in verband met het aan hem toekomende vergoedingsrecht. Dit betekent dat het depot in zijn geheel aan de man moet worden uitgekeerd. De polis zal aan de man worden toegedeeld tegen verrekening van de waarde. Het restant van de inleg van € 50.000 (€ 8.473,02), kan van de waarde van de polis SpaarZeker verzekering à € 51.469,76 worden afgetrokken. Het restantbedrag van de polis (€ 42.996,74) komt partijen in beginsel bij helfte toe.

4.11.

De vrouw moet nog aan de man betalen in totaal € 1.652,25 (€ 1.346 woonlasten en € 306,25 hondenbelasting en bankkosten).

De man op zijn beurt dient nog aan de vrouw te voldoen € 4.757 (€ 1.500 inboedel en

€ 3.257 inzake belastingteruggaven).

Na verrekening van deze bedragen over en weer dient de man nog aan de vrouw te voldoen € 3.104,75.

Dit betekent dat van het restantbedrag van de polis een bedrag van € 24.603,12 toekomt aan de vrouw en een bedrag van € 18.393,64 aan de man.

Wettelijke rente

4.12.

De vrouw heeft nog wettelijke rente gevorderd over de vergoeding van de door de man behouden inboedelzaken. Nu de verdeling van de inboedelzaken pas bij dit vonnis is vastgesteld, zal de wettelijke rente als ongegrond worden afgewezen.

4.13.

Verder heeft de vrouw de wettelijke rente gevorderd over de door de man aan haar verschuldigde bedragen vanwege de belastingteruggaven. De man heeft deze, aan partijen samen toekomende, belastingteruggaven (over 2014 € 4.168 en over 2015 € 2.328) zelf gehouden omdat hij meende daarover te kunnen verrekenen. Nu is gesteld noch gebleken dat de vrouw de man in gebreke heeft gesteld, zal de wettelijke rente worden afgewezen.

4.14.

Voor wat betreft de door de vrouw over de gebruiksvergoeding gevorderde rente geldt dat de man deze eerst met ingang van heden, met terugwerkende kracht, verschuldigd is geworden. Nu de gebruiksvergoeding meteen door verrekening wordt voldaan is ook in zoverre voor een veroordeling in de wettelijke rente geen reden.

In het incident

4.15.

Nu in de hoofdzaak wordt beslist heeft de vrouw bij afzonderlijke beoordeling van het incident geen belang meer. Deze vordering zal worden afgewezen.

In het incident en in de hoofdzaak

Proceskosten

4.16.

Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en zij hebben met elkaar samengewoond. Om die reden zullen de proceskosten in het incident en in de hoofdzaak, in conventie en in reconventie, tussen hen worden gecompenseerd op de hierna vermelde wijze.

5De beslissing

De rechtbank

In het incident

5.1.

wijst het gevorderde af;

5.2.

compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

In de hoofdzaak

in conventie en in reconventie:

5.3.

stelt de verdeling van het depot en de polis SpaarZeker verzekering vast als volgt:

5.4.

deelt het depotbedrag toe aan de man en veroordeelt de vrouw mee te werken aan uitkering daarvan aan de man door de notaris, op straffe van een dwangsom van

€ 250 per dag dat zij hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000;

5.5.

deelt de polis SpaarZeker verzekering toe aan de man en veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 24.603,12;

5.6.

bepaalt dat ieder de inboedelzaken behoudt die hij thans heeft;

5.7.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.8.

compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

5.9.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Alt-van Endt en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2018. 1

1

type: 1308



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733