Gerechtshof Den Haag 02-10-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2683

Datum publicatie12-10-2018
Zaaknummer200.227.670/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenErfrecht; Executeur nalatenschap
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Wat onder de kosten van de executele mag worden gerekend is door de wetgever niet nader gespecificeerd. In het algemeen zal het moeten gaan om kosten die de executeur in zijn hoedanigheid in redelijkheid heeft gemaakt of heeft doen maken, gelet op de hem/haar door de wet of de erflater toegedachte taak. De aard en de omvang van de boedel zijn daarbij mede bepalend.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.227.670/01

Zaak- rolnummer rechtbank : C/09/511676/ HA ZA 16-612

arrest van 2 oktober 2018

inzake

[dochter een] ,

wonende te [woonplaats] ,

en

[de zoon] ,

wonende te [woonplaats] ,

beide hierna te noemen: appellanten,

advocaat: mr. T.R. Dicke te Amsterdam,

tegen

[dochter twee] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

advocaat: mr. S.G. Blasweiler te Ede.

Het verloop van het geding

Appellanten zijn bij exploot van 18 oktober 2017 in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van 2 augustus 2017 van de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen.

Bij memorie van grieven hebben appellanten 4 grieven geformuleerd.

Bij memorie van antwoord heeft geïntimeerde verweer gevoerd tegen de door appellanten geformuleerde grieven.

Appellanten en geïntimeerde hebben hun procesdossier gefourneerd en arrest gevaagd.

De beoordeling van het hoger beroep

Kern van het geschil en enige feiten

1. Appellanten en geïntimeerde zijn de enige erfgenamen in de nalatenschap van hun vader de heer [volgt naam] (hierna te noemen: erflater) die op [in] 2012 te [plaatsnaam] ) is overleden en met hun vader de enige erfgenamen in de nalatenschap van hun moeder die [in] 2006 is overleden te Leiden (hierna te noemen: erflaatster).

2. Erflater en erflaatster hebben bij testament over hun nalatenschap beschikt. De testamenten zijn volgens partijen gelijkluidend. Het hof begrijpt partijen aldus dat zij geen geschil hebben over de omvang van de vorderingen van de kinderen op hun vader uit hoofde van de door hun vooroverleden moeder gemaakte ouderlijke boedelverdeling. .

3. In geschil is de omvang van de nalatenschap van erflater alsmede welke kosten appellanten ten laste van de nalatenschapsboedel mogen brengen.

Bestreden vonnis 2 augustus 2017

4. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.17 een boedelopstelling gemaakt. Uit deze boedelopstelling volgt dat de omvang van de nalatenschap € 55.526,19 is en dat de erfgenamen ieder gerechtigd zijn tot een bedrag van € 18.508,73.

5. In de r.o 4.6 tot en met 4.11 is de rechtbank ingegaan op de kosten die ten laste van de nalatenschap dienen te komen.

6. De rechtbank heeft als volg beslist:

- stelt de verdeling van de nalatenschap van [volgt naam] , overleden [in] 2012 te [plaatsnaam] ) als volgt vast:

  • aan [dochter een] worden toegedeeld de zich thans bij haar bevindende inboedelzaken en voorts een bedrag van € 17.508,73;

  • aan [dochter twee] wordt toegedeeld een bedrag van € 18.508,73;

  • aan [de zoon] wordt toegedeeld een bedrag van € 18.508,73.

- veroordeelt [dochter een] tot betaling van een bedrag van € 9.178,70 aan [dochter twee] , vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf twee weken na datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

- veroordeelt [de zoon] tot betaling van een bedrag van € 9.178,70 aan [dochter twee] , vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf twee weken na datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

- compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;

- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.

Kosten van de executeur

7. Appellante sub 1 is van mening dat alle kosten die zij heeft moeten maken ten aanzien van de afwikkeling van de boedel - en dus ook de rekening van het accountantskantoor en de kosten voor juridisch advies - voor rekening en risico van de boedel komen. Appellante sub 1 is geen professional en heeft zich als executeur laten adviseren door een notaris en een accountant. De facturen hebben allen betrekking op de nalatenschap en hebben geen betrekking op privé aangelegenheden van appellante sub 1.

8. Door geïntimeerde is verweer gevoerd. Het hof begrijpt uit het verweer van geïntimeerde dat er volgens geïntimeerde geen nieuwe feiten en omstandigheden door appellante sub 1 zijn gesteld die tot een ander oordeel zou dienen te leiden.

9. Het hof overweegt als volgt. In het geding is gebracht een verklaring van executele van 11 oktober 2012 afgegeven door mr. [naam] , notaris te [plaatsnaam] . Daaruit blijkt dat erflater bij codicil – gedagtekend 11 augustus 1994 - een executeur heeft benoemd in afwijking van zijn op 20 december 1985 verleden testament. In deze verklaring wordt vermeld: “In dit codicil heeft de overledene [dochter twee] , benoemd tot executeur met het recht van inbezitneming van de gehele nalatenschap voor de duur van de afwikkeling. Deze heeft de benoeming aanvaard.”.

10. Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 6 juli 2015 is appellante sub 1 ontslagen als executeur en is een boedelbeschrijving bevolen door mr. [volgt naam] , notaris te [plaatsnaam] .

11. Wat onder de kosten van de executele mag worden gerekend is door de wetgever niet nader gespecificeerd. In het algemeen zal het moeten gaan om kosten die de executeur in zijn hoedanigheid in redelijkheid heeft gemaakt of heeft doen maken, gelet op de hem/haar door de wet of de erflater toegedachte taak. De aard en de omvang van de boedel zijn daarbij mede bepalend.

12. De omvang van de boedel van erflater is beperkt en de afwikkeling daarvan als zodanig is weinig complex. Het belangrijkste boedelbestanddeel is een spaarsaldo van € 65.716,84.

13. De rechtbank is in het bestreden vonnis zeer gedetailleerd ingegaan op de kosten die de executeur ten laste van de nalatenschap mag brengen en welke niet. De rechtbank heeft rekening gehouden met de kosten van notaris mr. [naam] alsmede met een deel van de accountantskosten. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank een juiste afweging gehanteerd welke kosten wel en welke niet ten laste van de nalatenschap mogen worden gebracht.

14. De stelling van appellante sub 1 dat alle kosten die zij heeft moeten maken ten laste moeten worden gebracht van de nalatenschap van erflater vindt geen steun in de wet of de wetsgeschiedenis. Het gaat om de met het oog op zijn taak in de betrokken nalatenschap in redelijkheid door de executeur gemaakte kosten. De grief treft geen doel.

Inboedel

15. Appellanten zijn het niet eens met rechtsoverweging 4.14 tot en met 4.16. Uit de toelichting op grief 2 volgt dat zij van mening zijn dat tot de nalatenschap behoort een [auto] uit 2011. Volgens appellanten vertegenwoordigt deze auto een waarde van € 20.000, -, en zijn zij van mening dat de auto in bezit is van geïntimeerde.

16. Door geïntimeerde is verweer gevoerd. Zij stelt onder meer dat de betreffende auto al in 2010 aan een ander is overgedragen en dat de auto op sterfdatum van erflater niet meer aanwezig was.

17. Het hof overweegt als volgt. Een auto is geen inboedel maar kan wel een boedelbestanddeel zijn. Beslissend is of de auto op de sterfdatum van erflater tot zijn vermogen behoorde. Op appellanten rust de bewijslast aan te tonen dat de [auto] tot de nalatenschap van erflater behoort, nu geïntimeerde heeft gesteld dat de auto sedert 2010 al niet meer tot het vermogen van erflater behoorde. Nu appellanten zelfs niet het begin van bewijs hebben geleverd dat voormelde auto tot de nalatenschap behoort, treft hun grief geen doel.

18. Appellante sub 1 is het niet eens met de waarde die de rechtbank heeft toegekend aan de beeldjes. In randnummer 63 van de memorie van grieven stelt zij: “ [dochter een] betwist de waarde van de beeldjes en de rest van de aanwezige boedel dan ook uitdrukkelijk.”. Zij is van mening dat de beeldjes en de rest van de inboedel verdeeld moeten worden tussen de erfgenamen.

19. In de visie van geïntimeerde betreft de stellingname van appellanten alleen een blote stelling zonder onderbouwing.

20. Het hof overweegt als volgt. Met geïntimeerde is het hof van mening dat appellanten met betrekking tot grief 2 niet aan hun stelplicht hebben voldaan. Appellanten hadden ten aanzien van de beeldjes ten minste dienen aan te geven van welke waarde moet worden uitgegaan. Voorts hadden zij dienen aan te geven welke inboedelgoederen nog meer in de verdeling moeten worden betrokken. De grief faalt derhalve ook in zoverre.

Leningen

21. In de derde grief geven appellanten aan dat in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater wel rekening moet worden gehouden met de leningen die erflater aan de erven heeft verstrekt. Geïntimeerde had een lening bij erflater van € 37.000, -.

22. Door geïntimeerde wordt betwist dat zij een lening is aangegaan met erflater. Het hof verwijst naar randnummer 20 van de memorie van antwoord.

23. Het hof overweegt als volgt. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in r.o. 4.5 overwogen: “Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat leningen die zij mogelijk in privé bij vader zouden hebben gesloten, en die als lening/vordering staan vermeld in de door [dochter een] opgestelde boedeloverzichten, bij de verdere verdeling van de nalatenschap buiten beschouwing zullen blijven, zonder verdere verrekening. Een en ander is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting. De rechtbank zal daar dan ook verder geen rekening mee houden.”. Het hof verwijst eveneens naar het proces-verbaal van de zitting van 12 januari 2017 blz. 3, waaruit volgt dat partijen een overeenkomst hebben gesloten inzake de leningen.

24. Naar het oordeel van het hof hebben appellanten in appel geen nieuwe feiten naar voren gebracht met betrekking tot de leningen. Aangezien door geïntimeerde expliciet wordt gesteld dat zij geen schuld aan erflater heeft van € 37.000, - rust op appellanten de bewijslast dat erflater op zijn sterfdatum een vordering had op geïntimeerde van voormeld bedrag. Appellanten hebben zelfs niet het begin van bewijs geleverd dat er een vordering op geïntimeerde tot de boedel behoort. Grief 3 treft dan ook geen doel.

Grief 4

25. Deze grief heeft geen zelfstandige betekenis. Het hof laat die grief dus onbesproken.

Algemeen bewijsaanbod

26. In randnummer 74 hebben appellanten een algemeen bewijsaanbod gedaan. Met betrekking tot schriftelijk bewijs dienen appellanten die bewijsmiddelen zelf in het geding te brengen. Voorts vindt het hof mede bezien de aard van de grieven het algemene bewijsaanbod onvoldoende specifiek. Het hof gaat derhalve aan dit algemene bewijsaanbod voorbij.

Proceskosten

27. Gezien de wijze waarop appellanten in hoger beroep hebben geprocedeerd alsmede het feit dat zij in het ongelijk zijn gesteld acht het hof het redelijk om appellanten te veroordelen in de proceskosten.

Beslissing

Het hof:

bekrachtigt het bestreden vonnis van 2 augustus 2017 van de rechtbank Den Haag tussen de partijen gewezen;

veroordeelt appellanten in de kosten van dit hoger beroep tot aan dit arrest begroot op € 1.675,-en aldus gespecificeerd:

- griffierecht € 716, -

- salaris advocaat € 1.959,-;

verklaart dit arrest wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.

Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, A.H.N. Stollenwerck en A.E. Sutorius-van Hees, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733