Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8465

Datum publicatie26-09-2018
Zaaknummer200.237.009/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsLeeuwarden
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenMeerderjarigenbescherming; Bewind
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Beloning bewindvoerder. Kantonrechter past korting van 2 uur toe wegens afwezigheid bij zitting. Hof: Afwijking van het forfaitaire systeem door het elimineren van een aantal uren en het daarbij horende bedrag in verband met het niet verrichten van één van de mogelijke werkzaamheden in een concreet geval doet ernstig afbreuk aan dat forfaitaire systeem. Geen sprake van uitzonderlijke of bijzondere omstandigheden die afwijking van de Regeling rechtvaardigen.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.237.009/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 6675055 MT VERZ 18-1575)

beschikking van 18 september 2018

inzake

de besloten vennootschap [verzoekster] B.V.,

gevestigd te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: de bewindvoerder dan wel [verzoekster] ,

advocaat: mr. W.B. Brusse te Almelo.

Als overige belanghebbende is aangemerkt:

[de rechthebbende] ,

wonende te [A] ,

verder te noemen: de rechthebbende.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 1 maart 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 10 april 2018;

- een journaalbericht van mr. Brusse van 22 mei 2018;

- een journaalbericht van mr. Brusse van 5 juni 2018 met productie(s).

2.2

De bewindvoerder heeft aangegeven dat de rechthebbende niet ter zitting zal verschijnen en heeft verzocht de zaak op de stukken af te willen doen.

3De feiten

3.1

De rechthebbende is geboren [in] 1985. Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, op 23 februari 2018, heeft de rechthebbende op de voet van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht om instelling van een bewind over alle goederen die de rechthebbende (zullen) toebehoren, met benoeming van [verzoekster] tot bewindvoerder.

3.2

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er op basis van de stukken voldoende informatie aanwezig was om een beslissing te kunnen nemen. Als gevolg daarvan heeft er geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

3.3

Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzochte bewind ingesteld, en [verzoekster] tot bewindvoerder benoemd. De beloning voor de aanvangswerkzaamheden is vastgesteld overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren op een bedrag van € 519,40 (exclusief btw). Deze beloning is verminderd met de vergoeding voor twee uur, omdat er geen mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden.

4De omvang van het geschil

4.1

De bewindvoerder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven komen er samengevat op neer dat de korting van twee uren ten onrechte is toegepast, omdat de kantonrechter in strijd heeft gehandeld met de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, die is gepubliceerd in de Staatscourant 2014/32149 (hierna: de Regeling) en de kantonrechter daarnaast zelf heeft besloten om geen zitting te laten plaatsvinden.

4.2

De bewindvoerder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog aan de bewindvoerder een intakevergoeding toe te kennen van € 629,20 inclusief btw,

€ 520,- exclusief btw (naar het hof begrijpt: € 519,40 exclusief btw, welk bedrag in 2018 gold, zie hierna in 5.4), althans te willen bepalen dat op de intakevergoeding niet twee uren in mindering behoeft te worden gebracht, kosten rechtens.

5De motivering van de beslissing

5.1

Aan de orde is de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden.

5.2

De bewindvoerder heeft aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld. Op grond van bijzondere omstandigheden kan de kantonrechter, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de bewindvoerder of van de rechthebbende, voor bepaalde of onbepaalde tijd de beloning anders regelen dan bij de instelling of door de wet is aangegeven (artikel 1:447 lid 1 BW) .

5.3

Vanaf 1 januari 2015 geldt de onder 4.1 gemelde Regeling. Artikel 3 lid 1 van de Regeling bepaalt dat de kantonrechter die de (zogeheten professionele) bewindvoerder, bedoeld in artikel 435, zevende lid, van Boek 1 BW benoemt, diens beloning vaststelt overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid.

Uit de toelichting op de Regeling blijkt dat deze voortbouwt op de systematiek van de aanbevelingen van het toen nog genaamde Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK), versie 21 januari 2014. De toelichting vermeldt verder:

“Een bezwaar van deze aanbevelingen is dat ze voor de individuele kantonrechter, die gaat over de benoeming en beloning van curatoren, bewindvoerders en mentoren, niet bindend zijn. Vertegenwoordigers die aan meer dan één kantonrechter rekening en verantwoording schuldig zijn, kunnen daardoor ondanks de aanbevelingen met verschillende normen voor de beloning worden geconfronteerd. Daarom stel ik in deze regeling eenduidige bindende regels voor de beloning vast.

Deze regeling bouwt voort op de systematiek van de aanbevelingen. Er wordt uitgegaan van een forfaitaire jaarbeloning op basis van het aantal uren waarin de werkzaamheden jaarlijks worden uitgeoefend, inclusief een onkostenvergoeding.

(…)

De jaarbeloning geldt als gemiddelde. Het ene mentorschap of bewind zal meer tijd vergen dan het andere. Het zal ook voorkomen dat gedurende een aantal jaren veel uren aan een betrokkene worden besteed en de volgende jaren minder dan het gemiddelde aantal uren waarop de forfaitaire jaarbeloning is gebaseerd. Het voordeel van het hanteren van een forfaitaire beloning is dat de administratieve afhandeling relatief eenvoudig is. Daarmee wordt beoogd de regeldruk voor de vertegenwoordigers en de rechterlijke macht te verminderen.

Om tot forfaitaire beloningen te komen en in uitzonderlijke omstandigheden extra werkzaamheden te kunnen belonen, wordt een uurtarief gehanteerd.”

5.4

Artikel 3 lid 5 onder a van de Regeling bepaalt, voor zover hier van belang, dat de

kantonrechter naast de jaarbeloning in voorkomende gevallen een beloning voor aanvangswerkzaamheden toekent ter hoogte van - na indexering op grond van de Regeling indexering beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren 2016 (Staatscourant 2016/36900) - € 519,40 (exclusief btw) in 2018.

5.5

De artikelsgewijze toelichting bij de Regeling vermeldt ten aanzien van artikel 3 lid 5 onder a onder meer:

“De beloning voor aanvangswerkzaamheden indien de bewindvoerder voorafgaand aan het bewind geen budgetbeheer heeft gevoerd, bestaande uit de intake (7 uren) en het opstellen van een plan van aanpak (1 uur), bedraagt (8 uren * € 65 =) € 520.

De LOVCK-aanbevelingen gaan uit van 7 uren voor de intake. In de onderhavige regeling wordt de vergoeding voor aanvangswerkzaamheden berekend over 8 uren, omdat op grond van artikel 5 van het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren (hierna: ‘het Besluit kwaliteitseisen’) een plan van aanpak met de onder curatele gestelde wordt besproken en aan hem verstrekt, alsmede de klachtenregeling op grond van artikel 6 van genoemd besluit. Daar wordt 1 uur voor gerekend.

Onder aanvangswerkzaamheden van een bewindvoerder zijn onder meer de volgende intakewerkzaamheden begrepen: het aanvragen van het bewind, de kennismaking, het bijwonen van de instellingszitting, het verzamelen en kennisnemen van stukken, het opstellen van de boedelbeschrijving (inclusief inventarisatie schulden en uitkeringen), alle reguliere werkzaamheden verband houdende met het inkomen en de werkzaamheden van rechthebbende (het aanschrijven van instanties voor bijzondere bijstand, kwijtschelding gemeentelijke lasten en langdurigheidstoeslag, huurtoeslag, zorgtoeslag, uitkeringen), het openen van een bankrekening, de inschrijving in het Kadaster, het aanmaken van een dossier, overleg over het verkopen van de woning en/of de inboedel met het oog op een verhuizing. Daarnaast stelt de bewindvoerder in overleg met de rechthebbende een plan van aanpak op en verstrekt hij de klachtenregeling aan de rechthebbende.”

5.6

Artikel 3 lid 6 van de Regeling bepaalt, voor zover hier van belang, dat de

kantonrechter in afwijking van het eerste lid wegens uitzonderlijke omstandigheden de

beloning van de bewindvoerder op andere wijze kan vaststellen. In de Toelichting bij

de Regeling is ten aanzien van die uitzonderlijke omstandigheden vermeld:

“Met deze regeling wordt beoogd het overgrote deel van de gevallen van curatele, bewind en mentorschap te bestrijken. Niet uit te sluiten is echter dat zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, waarop deze regeling niet onverkort kan worden toegepast. De kantonrechter wordt daarom de ruimte gelaten om vanwege uitzonderlijke omstandigheden in het specifieke geval de beloning van de vertegenwoordiger op andere wijze vast te stellen (…). In geval van bewind kan daarnaast worden afgeweken van de regeling indien het bewind zich niet uitstrekt over alle goederen (vgl. art. 3, zesde lid, art. 7, zesde lid en art. 9, zevende lid). Naar aanleiding van reacties op de conceptregeling is de formulering gewijzigd van ‘bijzondere omstandigheden’ in ‘uitzonderlijke omstandigheden’, om te benadrukken dat niet te snel mag worden aangenomen dat van de regeling kan worden afgeweken. Indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, kan de kantonrechter door deze ingebouwde ‘noodklep’ bijvoorbeeld een hogere beloning toekennen dan door deze regeling wordt voorgeschreven. Een bijstelling van de jaarbeloning naar beneden is evenwel ook mogelijk. Wat onder uitzonderlijke omstandigheden wordt verstaan, kan niet in een limitatieve opsomming in deze regeling worden vastgesteld. Deze omstandigheden zijn immers toegesneden op de omstandigheden die zich in een specifiek geval kunnen voordoen en zijn naar hun aard niet alle voorzienbaar. Als voorbeeld noem ik extra werkzaamheden vanwege het feit dat de betrokkene is vertrokken naar het buitenland en de vertegenwoordiger allerlei extra inspanningen moet doen om hem naar Nederland te laten brengen. Wat in geen geval onder uitzonderlijke omstandigheden kan worden verstaan zijn de werkzaamheden die blijkens de toelichting vallen onder de verschillende voor professionele vertegenwoordigers onderscheiden categorieën werkzaamheden (zie voor een omschrijving van deze werkzaamheden de toelichting bij art. 2, tweede lid, art. 3, tweede lid, en art. 4, tweede lid). Van belang is om te benadrukken dat het dient te gaan om incidentele extra werkzaamheden.”

5.7

In hoofdstuk C. van de Aanbevelingen LOVCK&T is onder punt 5 bepaald:

“Indien de bewindvoerder niet op de instellingszitting verschijnt of bij opvolging niet op de ontslagzitting verschijnt, wordt de intakevergoeding met twee uur verminderd. Hierbij wordt er namelijk vanuit gegaan dat de bewindvoerder reistijd en zittingstijd uitspaart, die in de hoogte van het tarief zijn verwerkt. (...). Als voorafgaand aan het bewind budgetbeheer heeft plaatsgevonden en de bewindvoerder niet ter zitting is verschenen, niet is opgeroepen of als er geen zitting is geweest, wordt op de lage beloning voor de aanvangswerkzaamheden twee uur in mindering gebracht.”

5.8

De bewindvoerder stelt dat in dit geval geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de Regeling die een korting van twee uur op de beloning voor de aanvangswerkzaamheden rechtvaardigt. De bewindvoerder stelt voorts dat aanpassing van de beloning niet kan worden gebaseerd op de Aanbevelingen LOVCK&T.

5.9

Het hof is met de bewindvoerder van oordeel dat in dit geval niet is komen vast te staan dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de Regeling, die rechtvaardigen dat de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de bewindvoerder op andere wijze wordt vastgesteld dan als bedoeld in artikel 3 lid 5 onder a van de Regeling.

5.10

Voor dat oordeel is het volgende van belang. De Regeling, die beoogt het overgrote deel van de gevallen van curatele, bewind en mentorschap te bestrijken, bevat zeer uitdrukkelijk een forfaitair systeem met als voordelen dat de administratieve afhandeling relatief eenvoudig is en de regeldruk voor curatoren, bewindvoerders en mentoren en de rechterlijke macht wordt verminderd. De toelichting vermeldt dat de jaarbeloning geldt als gemiddelde. Dat uitgangspunt is gelet op het expliciete forfaitaire karakter van de Regeling ook van toepassing op de beloning voor de aanvangswerkzaamheden, die bij het ene bewind meer tijd en inspanning zullen vergen dan bij het andere. Het ene bewind zal complexer en bewerkelijker zijn dan het andere. Ook geldt dat die aanvangswerkzaamheden kunnen bestaan uit een groot aantal hiervoor nader gespecificeerde werkzaamheden, die evenwel niet in elk bewind steeds en in gelijke mate aan de orde zullen zijn. De toelichting bij artikel 3 lid 6 van de Regeling vermeldt verder dan ook dat niet te snel mag worden aangenomen dat van de Regeling kan worden afgeweken. Dat is in de Regeling nog eens zeer bewust uitgedrukt met het woord ‘uitzonderlijke”, dat in de plaats is gekomen van het eerder voorgestelde “bijzondere” dat te weinig de uitzonderlijkheid benadrukte. Het enkele feit dat in dit geval [verzoekster] niet heeft hoeven verschijnen op een mondelinge behandeling van het verzoek tot instelling van het bewind, is gelet op de strekking van de Regeling geen uitzonderlijke omstandigheid in de zin van de Regeling. Afwijking van het forfaitaire systeem door het elimineren van een aantal uren en het daarbij horende bedrag in verband met het niet verrichten van één van de mogelijke werkzaamheden in een concreet geval doet ernstig afbreuk aan dat forfaitaire systeem. Dat zou in dit geval anders kunnen zijn indien de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden bij handhaving van het forfaitaire bedrag volstrekt onredelijk zou zijn, zodat wel sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Daarvan is in dit geval niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere uitzonderlijke omstandigheden die een inbreuk rechtvaardigen op het forfaitaire systeem.

5.11

Artikel 1:447 lid 1 BW biedt – naast de in artikel 3 lid 6 van de Regeling opgenomen mogelijkheid tot afwijking van de forfaitair vastgestelde beloning vanwege uitzonderlijke omstandigheden zoals die is vastgelegd in de Regeling – de mogelijkheid de beloning op grond van bijzondere omstandigheden anders te regelen dan bij de instelling of door de wet is aangegeven. De regeling die in de wet is aangegeven is de hiervoor besproken Regeling. De vraag rijst of in dit geval bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die het hof ertoe nopen de Regeling (ambtshalve) buiten toepassing te laten en de beloning voor de aanvangswerkzaamheden anders vast te stellen dan in de Regeling is bepaald. Het hof is van oordeel dat het enkele feit dat in dit geval [verzoekster] niet heeft hoeven verschijnen op een mondelinge behandeling van het verzoek tot instelling van het bewind niet heeft te gelden als een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 1:447 lid 1 BW die noopt de beloning voor de aanvangsvergoeding anders te regelen dan de wet in artikel 1:447 lid 1 BW eerste zin (toepasselijkheid Regeling) aangeeft.

5.12

De aanbeveling van het LOVCK&T aan de kantonrechters om de beloning voor de aanvangswerkzaamheden te verminderen met twee uur in het geval de bewindvoerder niet aanwezig is op de mondelinge behandeling van het verzoek tot instelling van een bewind kan slechts worden gevolgd door de kantonrechter indien sprake is van uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de Regeling.

6De slotsom

De grieven die betogen dat de kantonrechter ten onrechte een korting van twee uren heeft toegepast slagen en leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen voor zover het de vaststelling van de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden betreft en zal opnieuw beschikken en deze beloning vaststellen op € 519,40 exclusief btw. Voor het overige zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen. Het hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 1 maart 2018, voor zover het de vaststelling van de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden betreft:

beschikt in zoverre opnieuw:

stelt de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vast op € 519,40 exclusief btw;

bekrachtigt de beschikking voor het overige;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en

C. Koopman, bijgestaan door mr. I.G. Vos als griffier, en is op 18 september 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733