Rechtbank Zeeland-West-Brabant 24-07-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:5388

Datum publicatie18-09-2018
Zaaknummer342840 fark 18-1518
ProcedureEerste aanleg - meervoudig
ZittingsplaatsBreda
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezag; Conflictscheiding;
Jeugdbescherming / Jeugdwet; Gezagsbeëindigende maatregel 1:266 BW/schorsing gezag
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Ontwikkelingsbedreiging kind kan niet (deels) worden afgewend door toewijzing verzoek Raad tot beëindiging gezag vader over dit kind; hevige strijd tussen de ouders zal onverminderd blijven voortduren, nu ze nog meer kinderen hebben. Bovendien gevaar voor kettingreactie waarmee niemand opschiet. Ontneming vader's gezag over hem draagt evenmin bij aan verduidelijking toekomstperspectief van zoon in kwestie, nu volstrekt helder is dat dit gelegen is bij zijn moeder. Volgt fikse schrobbering ouders en afwijzing verzoek.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Zittingsplaats: Breda

Meervoudige kamer

zaakgegevens : C/02/342840 / FA RK 18-1518

datum uitspraak:

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Breda,

betreffende

[naam 1] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 5] , hierna te noemen de vader,

wonende te Alphen-Chaam,

mr. M.L. Daniëls,

[naam 2] , hierna te noemen de moeder,

wonende te Baarle-Nassau,

[naam 2]

Het procesverloop


Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoek met bijlagen van de Raad van 21 maart 2018, ingekomen bij de griffie op 22 maart 2018.

Op 21 juni 2018 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Verschenen zijn:

- de vader, bijgestaan door mr. Daniëls,

- de moeder,

- een vertegenwoordigster van de Raad.


De feiten


Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.

[minderjarige] is woonachtig bij zijn moeder.

Laatstelijk bij beschikking van de kinderrechter van 14 december 2017 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 16 juni 2018. Er is geen verzoek ingediend tot verlenging van deze maatregel. Dat betekent dat van een kinderbeschermingsmaatregel thans geen sprake meer is.

Het verzoek


De Raad verzoekt het gezag van de vader te beëindigen.

De standpunten

De Raad legt aan het verzoek ten grondslag dat [minderjarige] zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de vader niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een voor de persoon en ontwikkeling van [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn. De ouders zijn verwikkeld in een heftige, al bijna 10 jaar durende echtscheidingsstrijd, waarbij zij de belangen van hun kinderen uit het oog zijn verloren en de kinderen zelfs onderdeel en inzet zijn geworden van de onderlinge strijd. De ouders lijken nog slechts te streven naar beschadiging van elkaar. [minderjarige] , zijn zusje [naam 3] en broertje [naam 4] hebben hiervan ernstige hinder en onrust ondervonden, maar zij zijn loyaal aan hun beide ouders. [minderjarige] heeft gekozen voor een verblijf bij de moeder en sinds twee jaar heeft hij ook geen contact meer met de vader. [naam 3] is sinds de zomer van 2017 woonachtig bij haar vader en zij heeft slechts beperkt contact met de moeder. [naam 4] heeft zijn gewone verblijfplaats bij de moeder en hij heeft een contactregeling met de vader. De keuze van [minderjarige] en [naam 3] voor één ouder is zeer zorgelijk, omdat zij noodgedwongen hebben gekozen tussen de belangrijkste personen in hun leven. Een dergelijke keuze is voor een kind onmogelijk en hartverscheurend, maar ook zeer beschadigend voor de verdere ontwikkeling. Zes jaar van intensieve hulpverlening heeft niet geleid tot een beperking van de ouderstrijd en de voormalige GI heeft het streven naar een verbetering van de communicatie tussen de ouders opgegeven. Zij zijn nog altijd niet bereid tot samenwerking en zij leggen de verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de huidige problematiek bij de andere ouder. Hoewel de Raad zich ervan bewust is dat een wijziging van het gezag leidt tot een ongelijke positie van de ouders, stelt de raad dat de situatie van [minderjarige] inmiddels duidelijk is. Hij woont bij zijn moeder en een verblijf bij zijn vader is onwaarschijnlijk, mede gelet op de moeizame verhouding tussen [minderjarige] en de partner van de vader. Daarmee ligt het perspectief van [minderjarige] niet meer bij zijn vader en lijkt contactherstel tussen hen het hoogst haalbare. De keuze van [minderjarige] voor zijn moeder heeft geleid tot veel rust. Onder die omstandigheden acht de Raad het wenselijk dat alleen nog de moeder met het gezag over hem is belast, nu hem dit duidelijkheid zal geven over zijn toekomstperspectief en er geen toestemming van de vader meer nodig zal zijn voor beslissingen over hem. De Raad is zich daarbij bewust van het feit dat toewijzing van het verzoek mogelijk invloed zal hebben op [naam 3] en [naam 4] , maar het is belangrijk om de strijd tussen de ouders op dit hele kleine stukje, ten behoeve van [minderjarige] , te beslechten. De situatie van [naam 3] en [naam 4] is anders, nu zij nog wel met beide ouders contact hebben, en ten aanzien van hen acht de Raad de handhaving van het gezamenlijk gezag daarom wenselijk.

Door of namens de vader is ter zitting het volgende gesteld. De GI heeft de ondertoezichtstelling niet willen verlengen, omdat de GI stelt niets meer voor het gezin te kunnen betekenen en de Raad is daarmee akkoord gegaan. Het verbaast de vader dat vervolgens het onderhavige verzoek is ingediend. Dit brengt geen oplossing voor de bestaande problematiek. Partijen blijven immers gezamenlijk belast met het gezag over [naam 3] en [naam 4] . De vader heeft [minderjarige] het afgelopen jaar met rust gelaten en heeft zijn keuze om geen contact te hebben gerespecteerd. Hij heeft slechts op zijn verjaardag een berichtje gestuurd, waarop de moeder furieus heeft gereageerd. Zij voldoet in de ogen van de vader niet aan haar plicht om het contact tussen [minderjarige] en hem te bevorderen en hij krijgt van haar ook geen enkele informatie over hem. Evenmin betrekt de moeder de vader bij keuzes die gemaakt moeten worden. Nu [naam 3] haar hoofdverblijf heeft bij de vader, tracht hij het contact tussen [naam 3] en de moeder te herstellen. De vader kan zich niet voorstellen dat de moeder bereid is om het gezag over [naam 3] alleen aan de vader toe te laten komen, dus hij snapt niet waarom hij dan wel het gezag over [minderjarige] zou moeten kwijtraken. Hij wil graag over [minderjarige] mee blijven denken en hij meent dat de strijd tussen de ouders niet wordt beslecht door een wijziging van het gezag. De vader krijgt signalen dat [minderjarige] langzaam weer open gaat staan voor contact met hem en de vader is ervan overtuigd dat het contact tussen hen ook weer hersteld zal worden. Door de keuze van [minderjarige] voor de moeder en die van [naam 3] voor de vader is er rust gekomen. [naam 4] heeft het in de beide thuissituaties naar zijn zin. De situatie is niet ideaal, maar dit lijkt voor de kinderen het beste. De vader heeft ter zitting verklaard zijn toestemming te zullen verlenen ten behoeve van beslissingen die de kinderen betreffen, dus ook dit is geen reden voor toewijzing van het verzoek. De vader heeft recent nog ingestemd met een vakantie van de moeder, [minderjarige] en [naam 4] naar Turkije, hoewel dit ten koste ging van de vakantieweek die [naam 4] bij hem door zou brengen.

De moeder heeft ter zitting verklaard dat de vader niet zonder meer instemming verleent voor de te nemen beslissingen. De inschrijving van [minderjarige] op het middelbaar onderwijs is onder meer een probleem geweest en kort voor vertrek op vakantie heeft de vader zijn toestemming daarvoor, die hij verleende na maandenlang vragen, ook al eens ingetrokken. De moeder heeft het advies van het Leger des Heils om het gezag over de kinderen alleen te verkrijgen op willen volgen, maar dit resulteerde in het achterhouden van [naam 3] door de vader. Dit was niet mogelijk geweest als de moeder het gezag over haar alleen had gehad. De moeder betreurt het dat het verzoek enkel is ingediend ten behoeve van [minderjarige] . Toewijzing van het verzoek zal [minderjarige] echter wel helpen, omdat hij dan niet meer hoeft te vrezen voor inmenging van de vader ten aanzien van (school)reizen naar het buitenland. [minderjarige] heeft belangstelling gehad voor herstel van het contact met zijn halfbroertjes, maar de gedachte dan ook contact met de vader te moeten hebben, heeft hem tegengehouden. De moeder zal de vader, ook als zij alleen met het gezag over [minderjarige] is belast, benaderen alvorens zij beslissingen over [minderjarige] neemt. De mening van de vader zal zij in haar uiteindelijke beslissing dan mee laten wegen.

De beoordeling


De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien

a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of

b. de ouder het gezag misbruikt.

Er is geen sprake van misbruik van het gezag. De vraag die aldus aan de rechtbank voorligt, is of [minderjarige] zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de vader niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn.

De rechtbank stelt vast dat de partnerstrijd tussen de vader en de moeder dusdanig ernstige vormen heeft aangenomen, dat twee van hun drie kinderen de keuze hebben gemaakt voor één ouder, ten koste van het contact met de andere ouder. Deze keuze betreft een uiterst redmiddel voor de kinderen om zich staande te houden in het conflict dat zich tussen hun ouders afspeelt, maar waarvan zij nadrukkelijk onderdeel en wellicht zelfs de hoogste inzet zijn gaan vormen. Dit duidt op uitzonderlijke onrust en loyaliteitsproblematiek. De gemaakte keuze door [minderjarige] en [naam 3] kan slechts worden bestempeld als buitengewoon beschadigend voor hun ontwikkeling. Intensieve hulpverlening (in het gedwongen kader) heeft deze keuze van de kinderen niet kunnen voorkomen, omdat de partnerstrijd tussen de ouders op geen enkele wijze in te perken viel.

Gelet op het voorgaande is een ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] , maar ook van [naam 3] en [naam 4] , evident aanwezig en daarmee wordt voldaan aan één van de criteria voor toewijzing van het onderhavige verzoek.

Dat de aanvaardbaar te achten termijn voor [minderjarige] is verstreken staat ook vast, nu [minderjarige] zich gedwongen heeft gezien de verstrekkende keuze te maken voor zijn moeder en het contact met zijn vader te beëindigen. Mede gelet op de relatief korte termijn die resteert tot de meerderjarigheid van [minderjarige] , is immers niet te verwachten dat de vader nog een actieve (dagelijkse) opvoedende ouderrol zal vervullen in het leven van [minderjarige] . Gelet op de criteria voor toewijzing van het onderhavige verzoek, concludeert de rechtbank dat de wetgever met deze maatregel heeft beoogd tijdig een bijdrage te leveren aan de opheffing van de ontwikkelingsbedreiging.

De rechtbank ziet zich dan ook gesteld voor de vraag of de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] (deels) kan worden afgewend door toewijzing van het onderhavige verzoek.

De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De sleutel tot een oplossing ligt bij de vader en de moeder gezamenlijk. Zij hebben een vrijwel onmogelijke situatie voor hun drie kinderen gecreëerd, waarin twee van de drie kinderen zich genoodzaakt hebben gezien te kiezen voor één ouder, ten koste van het contact met de andere ouder. Dit is een copingsmechanisme dat door kinderen slechts onder extreme omstandigheden wordt ingezet. De gemaakte keuze lijkt [minderjarige] en [naam 3] dan wel rust te brengen, maar deze is uiterst zorgelijk en schadelijk voor hun ontwikkeling. Dat zowel de vader als de moeder het eigen aandeel in de door hen gecreëerde mangel waarin de kinderen zich bevinden, niet onder ogen lijken te willen zien, acht de rechtbank zeer zorgelijk. Zij nemen geen eigen (ouderlijke) verantwoordelijkheid, maar wijzen vooral en voortdurend op elkaars tekortkomingen in dat kader.

Het beëindigen van het gezag van de vader over [minderjarige] , zal deze ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] , naar het oordeel van de rechtbank, niet (gedeeltelijk) opheffen. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.

Toewijzing van het verzoek zal aan de duidelijkheid omtrent het toekomstperspectief van [minderjarige] weinig meer bijdragen. Dit perspectief is immers helder, nu [minderjarige] woonachtig is bij zijn moeder en hij geen contact heeft met zijn vader. Zijn vader respecteert dit gebrek aan contact, gelet op het feit dat hij geen contact met [minderjarige] heeft gezocht in de achterliggende periode, behoudens op zijn verjaardag. De rechtbank acht een verjaardagsgroet in de vorm waarin deze is gedaan evenwel passend en het geeft blijk van het feit dat de vader stilstaat bij voor [minderjarige] belangrijke momenten. Dit is een belangrijke boodschap voor [minderjarige] , omdat hieruit blijkt dat de vader hem niet ‘vergeten’ is en de deur nog altijd openstaat. De rechtbank betreurt het dan ook dat de moeder heftig op dit bericht van de vader heeft gereageerd, omdat hem daarmee het signaal is gegeven dat contact tussen hem en de vader niet wenselijk is en [minderjarige] hierdoor nog minder ruimte zal ervaren om het contact met zijn vader te herstellen. De rechtbank acht dit schadelijk voor en niet in het belang van [minderjarige] .

Daarnaast overweegt de rechtbank dat de ouders ten behoeve van [naam 3] en [naam 4] steeds met elkaar in contact zullen moeten blijven staan, omdat zij over hen gezamenlijk met het gezag belast blijven. Dat betekent dat [minderjarige] , ongeacht de beslissing in de onderhavige procedure, geconfronteerd zal blijven met de strijd tussen zijn ouders, waardoor de druk op hem in dat kader onverminderd groot zal blijven.

De rechtbank vreest voorts dat toewijzing van het onderhavige verzoek grote gevolgen zal hebben voor [naam 3] en [naam 4] . [naam 3] bevindt zich in de spiegelbeeldsituatie van [minderjarige] . Immers heeft zij haar hoofdverblijf bij de vader en van contact tussen haar en de moeder is in de achterliggende periode nauwelijks sprake geweest. Niet uit te sluiten valt dat toewijzing van dit verzoek ertoe zal leiden dat de vader het gezag over [naam 3] alleen zal willen verkrijgen, hetgeen de mogelijkheden van contactherstel tussen [naam 3] en de moeder nog verder zal bemoeilijken. Het risico bestaat voorts dat [naam 4] alsdan in een bijzonder benarde positie zal komen te verkeren, waarbij niet uit te sluiten valt dat hij zich onder druk van zijn ouders en wellicht ook zijn broer en/of zus, genoodzaakt zal zien eveneens een keuze te maken voor één van zijn ouders en daarmee ook voor zijn broer of zus. Hoewel de onderhavige procedure zich richt op het gezag over [minderjarige] , is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [naam 3] en [naam 4] niet uit het oog verloren mogen worden en dus betrokken moeten worden in de besluitvorming.

Onder voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de beëindiging van het gezag van de vader over [minderjarige] geen passende maatregel is, noch een (deel)oplossing biedt voor de heftige loyaliteitsproblematiek waarmee [minderjarige] te kampen heeft. Dit brengt mee dat het verzoek zal worden afgewezen.

Daarbij merkt de rechtbank op dat de vader ter zitting heeft verklaard dat hij zijn medewerking zal verlenen, indien er belangrijke beslissingen over [minderjarige] genomen moeten worden en dat de moeder zich bereid heeft verklaard de vader te blijven informeren, indien een dergelijke beslissing zich aandient. Zij zullen zich dienen te realiseren dat zij als ouders hebben gefaald in het bieden van een veilige en kindvriendelijke opvoedingssituatie aan hun drie kinderen en dat zij hen allebei op eigen wijze hebben betrokken in de onderlinge strijd die zij al jaren leveren op ouderniveau en waarvan de kinderen geen onderdeel zouden mogen zijn. Zij hebben hun ouderlijke verantwoordelijkheid in dat kader niet genomen en daarmee de kinderen aan een ontwikkelingsbedreiging blootgesteld. De rechtbank spreekt dan ook de hoop uit dat de ouders voornoemde ter zitting gedane toezeggingen, in het belang van hun kinderen, gestand zullen doen.

De beslissing


De rechtbank:

wijst het verzoek af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Combee, Meeuwisse en Kouwenhoven, kinderrechters, ondertekend door mr. Meeuwisse en, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op

MV

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733