Rechtbank Overijssel 16-07-2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:3199

Datum publicatie17-09-2018
ZaaknummerC/08/219100 / KG ZA 18-172
ProcedureKort geding
ZittingsplaatsAlmelo
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Medewerking aan verkoop/toedeling;
Familieprocesrecht; Waarheidsvinding in het familierecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Man: ik word in wurggreep gehouden; ex houdt al al 10 jaar de verkoop tegen van onze voormalige echtelijke woning (die zij nog bewoont). Al vele procedures die tot niets leidden.
Vrouw: de woning kan niet worden verkocht zolang niet aan waarheidsvinding is gedaan mbt het bedrog door de man bij het opstellen vd huw. voorwaarden en de dwaling vrouw bij ondertekening ervan.
Rb: man mag mede namens vrouw optreden bij verkoop en levering huis. Voldoende aannemelijk dat de verkoop door opstelling vrouw onnodig wordt gefrustreerd.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Almelo

zaaknummer / rolnummer: C/08/219100 / KG ZA 18-172

Vonnis in kort geding van 16 juli 2018

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

eiser, hierna te noemen de man,

advocaat mr. R.M. Hendriksen te Hengelo (O) ,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagde, hierna te noemen de vrouw,

verschenen in persoon.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 19 juni 2018 met producties,

  • de brief van 27 juni 2018 met het verweerschrift van de vrouw,

  • de brief van 29 juni 2018 van de man met productie 20,

  • de mondelinge behandeling van 2 juli 2018,

  • de pleitnota van de man,

  • de pleitnota van de vrouw.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Partijen zijn op [datum] met elkaar gehuwd. Zij hebben voorafgaand aan hun huwelijk bij een akte die op 14 augustus 1998 is verleden ten overstaan van [X] , notaris te [vestigingsplaats] huwelijkse voorwaarden gemaakt.

2.2.

Uit het huwelijk van partijen zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren, te weten [A] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] , en [B] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 1] .

2.3.

Partijen hebben op 14 maart 2006 samen de woning, gelegen aan de [het adres] , gekocht en in eigendom verkregen tegen een koopsom van

€ 625.000,-. Voor de verkrijgen van deze woning zijn hypothecaire geldleningen aangegaan bij de gemeente Dinkelland van € 250.000,- en bij de Rabobank Midden Twente U.A. van € 324.000,-. Partijen zijn ieder voor de helft eigenaar van de woning.

2.4.

Bij beschikking van 14 januari 2009 (hierna: echtscheidingsbeschikking) heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 18 februari 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

2.5.

De man woont sinds medio 2011 samen met [A] in een woning te [woonplaats 1] . De vrouw woont samen met [B] in de voormalig echtelijke woning van partijen aan [het adres] .

2.6.

Bij de (tussen)beschikking van 22 april 2009 heeft de rechtbank onder meer beslist dat de vrouw bevoegd is tot de bewoning en het gebruik van de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft tevens een deskundige van Ten Hag Makelaarsgroep (hierna: Ten Hag) benoemd om de rechtbank te adviseren over de onderhandse verkoopwaarde en de executiewaarde van de woning.

2.7.

Het deskundigenonderzoek heeft niet plaatsgevonden. In de brief van 8 mei 2009 heeft de advocaat van de vrouw, mr. Kesler, de rechtbank onder andere als volgt geïnformeerd:

"(…) Inmiddels hebben partijen besloten om de woning te verkopen. Mede gelet op de bijkomende lasten die aan de woning verbonden zijn is het voor cliënte in ieder geval niet mogelijk om de woning te behouden. Dat betekent dat taxatie niet meer nodig is en de makelaar die reeds geruime tijd met de verkoop van de woning was belast, te weten Ten Hag Makelaarsgroep, de verkoop ter kan nemen. (…)"

2.8.

Bij eindbeschikking van 25 november 2009 heeft de rechtbank Almelo in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, voor zover van belang, beslist als volgt:

“De rechtbank:

1. Wikkelt de huwelijkse voorwaarden als volgt af:

a. Bepaalt dat de echtelijke woning aan [het adres] door partijen zal worden verkocht en de opbrengst na aftrek van de hypotheekschuld en de overige kosten gelijkelijk wordt verdeeld.

b. Bepaalt dat de man aan de vrouw ter zake van de geldlening dient te voldoen de somma van € 50.000,- (…), welk bedrag dient te worden geïndexeerd overeenkomstig het bepaalde in de notariële akte d.d. 14 maart 2006 met betrekking tot de overeenkomst van geldlening nadat de echtelijke woning is verkocht.

c. Verstaat dat partijen de saldi van de bankrekeningen reeds hebben verdeeld en de bankrekening met nummer [1] op naam van de vrouw hebben gezet.

d. Verstaat dat pensioenverevening tussen partijen is uitgesloten.

e. Bepaalt dat indien en voor zover de Risicopolis met nummer [2] van Legal & General Nederland Levensverzekering Maatschappij N.V. tot uitkering komt, deze, in het geval er sprake is van een restschuld bij de verkoop van de echtelijke woning, eerst strekt tot aflossing van die schuld, en voor het overige gelijkelijk tussen partijen wordt gedeeld.

(…)

4. Wijst af het meer of anders gevorderde.”

2.9.

De vrouw is van de eindbeschikking van de rechtbank Almelo van

25 november 2009 (en van de tussenbeschikkingen van 2 juli 2008, 5 november 2008,

14 januari 2009, 22 april 2009 en 12 augustus 2009) in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof Arnhem (hierna: het Hof).

2.10.

In de beschikking van 19 oktober 2010 heeft het Hof - onder meer - beslist dat de echtelijke woning aan [het adres] door partijen zal worden verkocht en de opbrengst, na aftrek van de hypotheekschuld, de overige kosten en de vordering van

€ 49.682,94 die de vrouw op de gemeenschap heeft, gelijkelijk wordt verdeeld.

2.11.

Het Hof heeft bij voornoemde beschikking verder - onder meer - geoordeeld dat bij de totstandkoming van de huwelijkse voorwaarden geen sprake is geweest van dwaling, bedrog, misbruik van omstandigheden of onrechtmatig handelen. Naar het oordeel van het Hof is evenmin sprake van omstandigheden die rechtvaardigen dat de huwelijkse voorwaarden op de voet van artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) buiten toepassing worden gelaten of die nopen tot een wijziging of ontbinding van de huwelijkse voorwaarden overeenkomstig artikel 6:258 lid 1 BW. Ter zake van de pensioenverevening heeft het Hof geoordeeld dat de toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS) in artikel 10 van de huwelijkse voorwaarden is uitgesloten, het beroep van de vrouw op artikel 6:248 lid 2 BW en artikel 6:258 BW ten aanzien van die bepaling verworpen en geoordeeld dat de uitsluiting van de WVPS de regel van het Boon/Van Loon-arrest niet doet herleven. Met betrekking tot de uitleg van artikel 6 lid 1 van de huwelijkse voorwaarden heeft het Hof het standpunt van de man gevolgd en geoordeeld dat die bepaling slechts ziet op de verdeling van de huishoudelijke kosten [naar evenredigheid van de inkomsten van de man en de vrouw uit arbeid] en niet een verrekenbeding bevat met betrekking tot het opgebouwde eigen vermogen dan wel de opgepotte winst uit de onderneming van de man.

Het Hof heeft de beschikking van 25 november 2009 (en de tussenbeschikkingen) op voornoemde geschilpunten bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.

2.12.

De vrouw heeft tegen voornoemde beschikking van het Hof beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij beschikking van 13 juli 2012 het cassatieberoep met toepassing van artikel 81 Rechterlijke Organisatie (RO) verworpen.

2.13.

De vrouw woont nog immer in de woning aan [het adres] .

2.14.

De man heeft met [C] een koopovereenkomst gesloten, waarin staat dat de akte van levering uiterlijk 1 oktober 2018 zal worden gepasseerd.

3Het geschil

3.1.

De man vordert bij vonnis in kort geding:

Primair:

I. de man vervangende toestemming te verlenen om namens de vrouw tot verkoop over te gaan aan de familie [C] van de onroerende zaak gelegen aan het adres [het adres] , kadastraal bekend gemeente [G] , sectie [3] , voor een koopsom ad € 480.000,00 kosten koper door het sluiten van een koopovereenkomst met de familie [C] ;

II. de man vervangende toestemming te verlenen voor de levering van de onroerende zaak gelegen aan het adres [het adres] , kadastraal bekend gemeente [G] , sectie [3] , aan de familie [C] ;

III. te bepalen dat ex artikel 3:300 lid 2 BW het vonnis in de plaats treedt van de notariële akte van levering van deze onroerende zaak gelegen aan het adres [het adres] , kadastraal bekend gemeente [G] , sectie [3] ;

IV. althans een zodanige beslissing zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.

Subsidiair:

V. de man te machtigen de woning te verkopen en te leveren aan de familie [C] en te bepalen dat de in deze te wijzen uitspraak in de plaats treedt van de tot levering van de onroerende zaak, staande en gelegen aan het adres [het adres] , kadastraal bekend gemeente [G] , sectie [3] , bestemde akte of deel daarvan, en alle andere benodigde handelingen in het kader van de verkoop en levering van de woning aan de familie [C] , indien de vrouw weigert binnen vijf dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis haar medewerking aan de verkoop en levering van de woning aan de familie [C] te verlenen;

VI. de vrouw te veroordelen om na de verkoop van de onroerende zaak mee te werken aan de notariële levering daarvan uiterlijk per 01-10-2018;

VII. de vrouw te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij nalaat aan voormelde veroordelingen te voldoen, dit met een maximum aan eventueel te verbeuren dwangsommen van € 50.000,00;

VIII. althans een zodanige beslissing zoals uw rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.

In alle gevallen:

IX. primair de vrouw te veroordelen in de proceskosten dan wel subsidiair de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten dient te dragen nu partijen ex-echtgenoten van elkaar zijn.

3.2.

De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat de vrouw weigert mee te werken aan de verkoop van de woning. De man stelt dat de vrouw hem in een wurggreep houdt doordat zij weigert mee te werken aan verkoop van de woning, dan wel weigert de koopovereenkomst met [C] te ondertekenen. Die wurggreep duurt nu al ongeveer tien jaar, doordat de vrouw gedurende die tijd eerdere biedingen van [C] heeft afgewezen en/of dat de vrouw (verkoop)adviezen weigert op te volgen en/of niet wil meewerken aan bezichtiging in het kader van verkoop. Bovendien is de fiscale aftrekmogelijkheid van de door de man te betalen hypothecaire rentelasten van € 1.215,- voor de woning met ingang van 1 januari 2010 voor de man komen te vervallen. Er is sprake van een reële koopsom van € 480.000,-. De vrouw weigert ondertekening omdat zij de hypotheek van € 574.000,- wil kunnen aflossen. Uit het e-mailbericht van 22 januari 2018 blijkt tevens dat de vrouw wil dat de man de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden wijzigt in die zin dat zij dienen af te wikkelen met een verrekenbeding en pensioenverevening. De vrouw heeft deze stelling in tal van procedures in eerste aanleg, hoger beroep en cassatie opgeworpen en in iedere procedure is die stelling verworpen. De afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden heeft plaatsgevonden, met uitzondering van de woning. De beslissing van het Hof dat de woning moet worden verkocht, dient nu te worden nagekomen doordat de woning na al die jaren eindelijk kan worden verkocht.

3.3.

De vrouw voert aan dat de man en Ten Hag zonder haar toestemming de koopovereenkomst hebben gesloten met [C] . De vrouw stelt zich op het standpunt dat zij zelf in staat is om de woning te kopen. De vrouw geeft daarnaast aan dat bij de verkoop van de woning geen rekening is gehouden met de lopende procedure omtrent een strook grond, handhavingsverzoek en planschadeverzoek, en met de paarden die daar nog lopen. Volgens de vrouw kan de woning niet worden verkocht zolang niet aan waarheidsvinding is gedaan met betrekking tot het bedrog door de man inzake het opstellen van de huwelijkse voorwaarden en het als gevolg daarvan dwalend ondertekenen door de vrouw. De vrouw heeft hiervoor aangifte gedaan van meineed/oplichting tijdens de getuigenverhoren in de echtscheidingsprocedure. De vrouw is van mening dat de huwelijkse voorwaarden onderdeel uitmaken van de beslissing omtrent de verkoop van de woning omdat het de financiële positie van de vrouw bepaald op basis waarvan zij al dan niet zelf de woning kan kopen.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

De man heeft spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. De woning staat sinds 2008 te koop aangeboden en eerdere hogere biedingen van [C] zijn afgewezen en twee andere kijkers hebben geen bod uitgebracht, terwijl de woningmarkt totaal is veranderd waardoor geen hogere verkoopsom kan worden gerealiseerd. Het wettelijk uitgangspunt is dat niemand gedwongen kan worden in een feitelijke onverdeeldheid van de beperkte gemeenschap van een woning te blijven. Er ligt een serieus bod van € 480.000,-. Volgens de man dient de koopovereenkomst zo spoedig mogelijk te worden ondertekend door de vrouw, aangezien de man en [C] de koopovereenkomst al hebben ondertekend, zodat de woning tijdig - voor 1 oktober 2018 - kan worden geleverd.

4.2.

In de beschikking van 19 oktober 2010 is door het Hof beslist dat de voormalig echtelijke woning aan [het adres] door partijen zal worden verkocht.

Het verweer van de vrouw dat zij geen opdracht heeft gegeven aan Ten Hag wordt gepasseerd, gelet op de brief van 8 mei 2009 van de advocaat van de vrouw en hetgeen partijen blijkens het proces-verbaal van 10 juni 2010 zijn overeengekomen: "De voormalig echtelijke woning, staande en gelegen [het adres] , zal mede door [D] Makelaars in verkoop worden genomen, waarbij Kromhof Makelaars in de gelegenheid wordt alle daartoe benodigde werkzaamheden (waaronder, maar niet uitsluitend daartoe beperkt, het nemen van foto's) te verrichten. De kosten voor het inschakelen van voornoemde makelaar komen voor rekening van [eiser] . (…) [eiser] zal voorts een kopie van het contract dat hij eerder sloot met Ten Hag Makelaarsgroep aan [gedaagde] verstrekken." Ten Hag was naast [D] Makelaars (thans [E] ) bevoegd om de woning te verkopen. Tevens blijkt uit de

e-mailwisseling van 12 april 2018 tussen partijen over een ingeplande bezichtiging dat de vrouw op de hoogte was van de rol van Ten Hag en dat zij hiertegen geen bezwaar heeft geuit. Dit lijkt ook ongeloofwaardig nu de woning al sinds 2008 in de verkoop staat bij Ten Hag. Dat de man de overeenkomst met Ten Hag niet aan de vrouw heeft overhandigd, maakt dat niet anders. Bovendien is Ten Hag destijds door de rechtbank benoemd als adviserend makelaar. Aan het verweer van de vrouw niet betrokken te zijn bij de onderhandelingen en verkoop van de woning wordt voorbij gegaan. Door de vrouw is niet betwist eerdere adviezen van de makelaar te hebben geweigerd en een eerdere bieding te hebben afgewezen. Daar komt bij dat de man ter zitting heeft verklaard dat de vrouw bij een eerdere bieding eerst een koopovereenkomst wilde zien voordat zij mee wilde werken aan verkoop. Om die reden heeft de man de koopovereenkomst met [C] gesloten zonder de vrouw erbij te betrekken.

4.3.

Duidelijk is dat beide verkoopmakelaars de koopsom van € 480.000,- reëel achten. [F] van [E] (hierna: [F] ) heeft op 2 september 2014 aan de vrouw bericht dat de marktwaarde van de woning € 450.000,- bedraagt en heeft bij

e-mail van 18 oktober 2017 aangegeven nog steeds achter zijn e-mail van 2 september 2017 te staan. Ook Ten Hag acht de overeengekomen koopsom van € 480.000,- realistisch in het huidige marktbeeld. In de e-mail van 14 juni 2018 wordt door Ten Hag tevens aangegeven dat vanaf het moment van het in de verkoop nemen van het pand in 2008 de woningmarkt in zijn algemeenheid is verslechterd voor een langere periode en de opleving in de laatste twee jaren nog niet zichtbaar is in het prijssegment rond de € 500.000,- en hoger. De koopsom van € 480.000,- is dus reëel, gelet op de adviezen van [F] en Ten Hag. Dit blijkt eveneens uit de WOZ-waarde van de woning die op 1 januari 2015 € 470.000,- was en op 1 januari 2016 € 471.000,-. Dat de vrouw de koopsom ook realistisch vindt, blijkt onder meer uit het bezwaarschrift van 10 oktober 2014 tegen de WOZ-waarde van 2014 van € 597.000,-. waarbij zij een taxatie van € 450.000,- heeft gevoegd. Ook in de e-mail van 31 januari 2018 geeft de vrouw aan dat haar streven is € 500.000,- voor de woning te krijgen, bestaande uit de waarde van de woning van € 450.000,-, de planschade en het eigen belang van de buren wanneer zij de woning kopen. Dat de vrouw ter zitting heeft verklaard dat zij enkel akkoord zou gaan met een bedrag van € 500.000,- onder de voorwaarde dat de man openheid van zaken zou geven over het opstellen van de huwelijkse voorwaarden, maakt dat niet anders. Gelet op de waardedaling en de verklaring omtrent de blijvend gewijzigde woningmarkt is het niet reëel te verwachten dat de woning zal worden verkocht voor een minimum koopsom van € 574.000,- kosten koper.

4.4.

Dat de vrouw zelf in staat is de woning te kopen, wordt door de man betwist. De vrouw bleek in het verleden niet financieel in staat te zijn om de woning te kopen. Om die reden is toen besloten om de woning te verkopen. Verkoop van de woning is ook beslist door het Hof. In onderhavige procedure heeft de vrouw evenmin aannemelijk gemaakt dat zij thans financieel in staat is om de woning te kunnen kopen. Dat de vrouw eigen vermogen heeft en dit thans in de woning zit, staat niet ter discussie. Echter nu de woning onder water staat, komt haar eigen vermogen niet vrij. Er is sprake van een restschuld, nu de hypothecaire geldlening € 574.000,00 bedraagt en de woning thans een waarde van

€ 450.000,00 vertegenwoordigt.

4.5.

Aan het verweer van de vrouw dat eerst de lopende procedures moet worden afgewacht, wordt voorbij gegaan. De vrouw heeft ter zitting erkend dat zij bij verkoop van de woning belanghebbende blijft bij het handhavingsverzoek en het planschadeverzoek. Om die reden is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze lopende procedures de verkoop van de woning niet in de weg staan. Van een procedure omtrent een strook grond met de buren is niet gebleken, zodat dit de verkoop van de woning evenmin in de weg staat.

4.6.

Ook het verweer van de vrouw dat de woning niet kan worden verkocht zolang niet aan waarheidsvinding is gedaan met betrekking tot het bedrog door de man inzake het opstellen van de huwelijkse voorwaarden en het als gevolg daarvan dwalend ondertekenen door de vrouw, wordt gepasseerd. De voorzieningenrechter is gebonden aan de beslissingen van de Rechtbank, het Hof en de Hoge Raad hierover, nu deze onherroepelijk zijn geworden. Niet bekend is of het Openbaar Ministerie tot strafvervolging van de notaris die de huwelijkse voorwaarden opmaakte, over zal gaan, dan wel wanneer. Daar komt bij dat deze beslissing van de officier van justitie de verkoop niet in de weg staat.

4.7.

De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het belang van de man om na tien jaar de woning te verkopen en niet langer in de onverdeelde gemeenschap deel te nemen, dient te prevaleren boven het belang van de vrouw om de woning niet te verkopen zolang niet aan waarheidsvinding is gedaan omtrent het opstellen van de huwelijkse voorwaarden. Gelet op al het voorgaande acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat de verkoop van de woning door de opstelling van de vrouw onnodig wordt gefrustreerd. De primaire vorderingen onder I. en II. zullen daarom worden toegewezen.

4.8.

De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om het vonnis in de plaats te laten treden van de notariële akte van levering als bedoeld in artikel 3:300 lid 2 BW, omdat door de vervangende toestemming de man zelf bevoegd is om de woning mede namens de vrouw te leveren aan [C] .

4.9.

Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

verleent de man vervangende toestemming om namens de vrouw tot verkoop over te gaan aan de familie [C] van de onroerende zaak gelegen aan het adres [het adres] , kadastraal bekend gemeente [G] , sectie [3] , voor een koopsom ad € 480.000,00 kosten koper door het sluiten van een koopovereenkomst met de familie [C] .

5.2.

verleent de man vervangende toestemming voor de levering van de onroerende zaak gelegen aan het adres [het adres] , kadastraal bekend gemeente [G] , sectie [3] , aan de familie [C] ;

5.3.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.4.

compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

5.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg - van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2018. 1

1

type:

coll:



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733