Rechtbank Den Haag 08-08-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:9788

Datum publicatie30-08-2018
ZaaknummerC/09/557452 / JE RK 18-1612
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Uithuisplaatsing 1:265a e.v. BW;
Meerderjarigenbescherming; Wvggz/Wzd (BOPZ)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Machtiging tot uithuisplaatsing in een zaak waar een complexe scheiding speelt. Kinderrechter acht het zeer zorgelijk dat de ouders – die gezamenlijk zijn belast met gezag over de kinderen en dus ook gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen – de situatie zo hebben laten escaleren, dat de jeugdbeschermer zich genoodzaakt zag om de kinderen – met machtiging kinderrechter – uit huis te plaatsen. Adhv onderzoek via NIFP dient GI in overleg met partijen te bezien welk vervolgtraject passend is

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz

Zaaksgegevens: C/09/557452 / JE RK 18-1612

Datum uitspraak: 8 augustus 2018

Beschikking van de kinderrechter Machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 27 juli 2018 ingekomen verzoek van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (verder: de gecertificeerde instelling),

betreffende:

- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats]

hierna te noemen: [minderjarige 1]

- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2011 te [geboorteplaats]

hierna te noemen: [minderjarige 2] ,

hierna tezamen te noemen: de minderjarigen.

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,

wonende te [woonplaats] ,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. M. de Boorder te Den Haag.

Het procesverloop

Bij beschikking van 27 juli 2018 van de kinderrechter in deze rechtbank is een machtiging verleend om de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 27 juli 2018 tot 9 augustus 2018. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:

- voornoemde beschikking van 27 juli 2018;

- een e-mailbericht van 6 augustus 2018 van de zijde van de gecertificeerde instelling, met het verzoek om de medewerkers van Voorkomen Uithuisplaatsing van Stichting Jeugdformaat (hierna te noemen: VUHP) als informanten te horen;
- het verweerschrift van de zijde van de advocaat van de moeder.

Op 8 augustus 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:

- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;

- de moeder, bijgestaan door mr. E.A. Kazzaz-de Hoog, namens de advocaat van de moeder;
- de vader;
- [medewerkers A+B] , namens Stichting Jeugdformaat.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt – na mondelinge wijziging ter zitting – tot machtiging om de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg en aansluitend in een gezinsgerichte voorziening, in totaal voor een periode van drie maanden. De gecertificeerde instelling heeft het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. De minderjarigen worden nog steeds belast met de aanhoudende strijd van de ouders. In aanloop naar de vakantie zijn de spanningen weer toegenomen. De ouders wilden beiden geen toestemming geven aan de andere ouder om met de minderjarigen op vakantie te gaan. Na bemiddeling hebben zij uiteindelijk wel toestemming gegeven. VUHP heeft getracht om een duidelijk ouderschapsplan op te maken, maar dat is niet gelukt. Door VUHP is daarnaast aangegeven dat de continue spanning die er tussen beide ouders bestaat, zijn weerslag heeft op de minderjarigen. De minderjarigen lijden zeer ernstig onder deze spanning. Er zijn afspraken gemaakt met de ouders naar aanleiding van zorgen rondom de overdrachtsmomenten. De vader heeft zich onvoldoende gehouden aan deze afspraken. Via appjes aan de gecertificeerde instelling uitte de vader bedreigingen naar de moeder en de grootmoeder. Er is overleg geweest met de politie. Omdat werd gevreesd voor een familiedrama, is er een zoektocht ingezet. De minderjarigen zijn uiteindelijk bij de grootmoeder (vz) gevonden. Ter zitting is naar voren gebracht dat er in samenspraak met de politie en de teammanager van de gecertificeerde instelling is besloten om geen aangifte van de dreigementen te doen, omdat er aanwijzingen zijn dat de zorgen die door de vader worden geuit, terecht zijn. De directe aanleiding voor het spoedverzoek tot uithuisplaatsing is gelegen in de dreigementen van de vader, maar de zorgen spelen al langer. Het NIFP-rapport wordt verwacht in september 2018. Daarna kan worden bezien hoe het verder moet. De minderjarigen zijn reeds eenmaal overgeplaatst naar een ander pleeggezin. Zij zullen opnieuw worden overgeplaatst naar een gezinshuis, waar zij de komende drie maanden kunnen verblijven. De minderjarigen kunnen vanuit hier waarschijnlijk niet naar hun oude school, maar wellicht kan busvervoer worden geregeld. Van belang is dat er nu eindelijk rust komt voor de minderjarigen.

Namens Stichting Jeugdformaat is het volgende aangevoerd. De medewerkers van VUHP zijn met de minderjarigen in gesprek gegaan om na te gaan in hoeverre zij last hebben van de thuissituatie. Daar zijn grote zorgen uit naar voren gekomen. Die zorgen zijn vervolgens besproken met de ouders in de hoop dat dat de situatie zou veranderen, maar tevergeefs. Voorts is het ouderschapsplan niet van de grond gekomen. De ouders hadden, behoudens een enkel detail, overeenstemming bereikt over de inhoud daarvan toen de moeder opnieuw met een lijst met punten kwam waarmee vader niet akkoord ging. Toen is besloten om het traject af te sluiten.

De vader heeft ingestemd met het verzochte. De vader heeft aangevoerd dat de minderjarigen zorgelijke uitspraken doen en psychisch worden mishandeld. De vader heeft de dreigementen geuit, omdat het zo niet langer kan. Het gezin heeft hulp nodig en de vader staat ervoor open om die hulp te ontvangen. De vader heeft niet de wens om alleen voor de minderjarigen te zorgen.

De moeder heeft bepleit het verzoek af te wijzen en verzocht om de minderjarigen bij haar te plaatsen. De moeder heeft daar het volgende aan ten grondslag gelegd. De gecertificeerde instelling geeft de feitelijke situatie volstrekt onjuist weer. De moeder heeft wel degelijk toestemming gegeven voor vakantie van de minderjarigen met de vader voor landen zonder negatief reisadvies. De stelling dat de moeder op het laatste momenten wijzigingen heeft willen doorvoeren in het ouderschapsplan is eveneens onjuist. De moeder heeft gevraagd naar de hoeveelheid tijd die de minderjarigen bij de oma doorbrengen. De jeugdbeschermer weigert hier inzicht in te geven. De moeder heeft haar zorgen geuit over de situatie bij de oma. De jeugdbeschermer maakt onterechte verwijten richting de moeder. De jeugdbeschermer heeft de moeder bovendien pas drie dagen na kennisneming van de dreigementen van de vader op de hoogte gesteld. Dat de moeder de strijd met vader aan gaat klopt niet en hiervan wordt bovendien geen enkel voorbeeld gegeven. Er is absoluut geen escalatie tussen de ouders, van moederszijde. Er wordt ook ten onrechte voorgesteld dat de moeder in haar emotie blijft hangen. De moeder wil samen met de vader of alleen ouder zijn van de minderjarigen. De vader wil dat niet. De moeder heeft passende opvoedvaardigheden en slaat haar kinderen niet. Dat de huisarts zijn zorgen zou hebben geuit over de moeder klopt niet, hetgeen wordt bevestigd door diens verklaring. De uithuisplaatsing had nooit aangevraagd en verleend mogen worden. De minderjarigen hadden door de jeugdbeschermer naar de moeder gebracht moeten worden en jegens de vader dient te worden ingegrepen. Niet alleen civielrechtelijk, maar ook strafrechtelijk. De vader geeft nu aan dat hij de dreigementen slechts heeft geuit om de minderjarigen uit huis geplaatst te krijgen. De moeder heeft haar vakantie uitgesteld tot 10 augustus 2018. De minderjarigen zouden met haar mee kunnen op vakantie, waarna zij op 27 augustus 2018 weer naar school zouden kunnen aan.

Beoordeling

De kinderrechter overweegt dat de minderjarigen worden belast met de langdurige, ernstige echtscheidingsproblematiek van de ouders. Hoewel het op school goed gaat met de minderjarigen, is er bij [minderjarige 1] sprake van nachtangsten, dissociatiegedrag en is bij beiden sprake van loyaliteitsproblematiek. De minderjarigen worden belast met zaken waar zij als kinderen niet mee horen te worden belast. Tussen de ouders woedt al geruime tijd strijd en van samenwerking in de opvoeding van de minderjarigen is geen sprake. Er is getracht om tussen beiden te bemiddelen middels het traject Voorkomen Uithuisplaatsing van Stichting Jeugdformaat, maar dit is mislukt. De vader heeft bovendien zorgelijke uitspraken gedaan, waardoor de veiligheid van de minderjarigen niet langer kan worden gewaarborgd in de thuissituatie. Op zitting is door de vader aangegeven dat hij deze uitspraken slechts heeft gedaan om een crisissituatie te bewerkstelligen. De kinderrechter acht het zeer zorgelijk dat de ouders – die gezamenlijk zijn belast met het gezag over de minderjarigen en in dat opzicht ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen – de situatie dermate hebben laten escaleren, dat de jeugdbeschermer zich genoodzaakt zag om de minderjarigen – met machtiging van de kinderrechter – uit hun vertrouwde omgeving te halen. De minderjarigen zijn bovendien reeds eenmaal overgeplaatst naar een ander pleeggezin en zullen binnenkort worden overgeplaatst naar een gezinshuis, hetgeen ook schadelijk voor de minderjarigen zal zijn. Om de veiligheid van de minderjarigen te kunnen waarborgen acht de kinderrechter het echter toch noodzakelijk dat de uithuisplaatsing van de minderjarigen de komende periode nog zal voortduren. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.

Het NIFP-rapport wordt verwacht in september 2018. Aan de hand van de resultaten van dat onderzoek dient de gecertificeerde instelling in overleg met partijen te bezien welk vervolgtraject passend is. De kinderrechter acht het daarom te voorbarig om het verzoek voor de gehele duur toe te wijzen en zal de machtiging voor de verzochte categorieën verlenen tot 8 oktober 2018. Het verzoek zal voor het overige worden afgewezen.

Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:

machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg en aansluitend in een gezinsgerichte voorziening van 8 augustus 2018 tot 8 oktober 2018;

verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.G. Nuboer als griffier en in het openbaar uitgesproken op
8 augustus 2018.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van

het gerechtshof Den Haag.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733