Rechtbank Rotterdam 24-07-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:6684

Datum publicatie14-08-2018
ZaaknummerC/10/549147 / JE RK 18-1235 (afwijzing machtiging)
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Gesloten jeugdzorg
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vervolg op Rb Rotterdam 28-05-2018.1 Afwijzing verzoek machtiging gesloten jeugdhulp na verblijf aldaar gedurende bijna 3 jaar. GI heeft geen geschikte vervolgplek gevonden, ondanks intensieve zoektocht. Zal uitdaging zijn thuissituatie op orde te krijgen, maar gelet op vereisten art. 5 en 8 EVRM en art. 3, 9 en 37 IVRK behoren moeder en jeugdige in laatste jaar van minderjarigheid deze kans te krijgen. Voorwaardelijke PIJ-maatregel jeugdige als stok achter de deur.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd

zaakgegevens : C/10/549147 / JE RK 18-1235

datum uitspraak: 24 juli 2018

beschikking afwijzing machtiging gesloten jeugdhulp in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2001 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te Rotterdam,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- de beschikking machtiging gesloten jeugdhulp van 28 mei 2018 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;

- de brief van de GI van 17 juli 2018 met bijlagen;

- e-mailcorrespondentie ter zitting van 24 juli 2018 overgelegd door mr. A.H.J. Strak, de raadsman van [voornaam minderjarige] .

Op 24 juli 2018 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Gehoord zijn:

- [voornaam minderjarige] , die apart is gehoord, bijgestaan door mr. A.H.J. Strak, voornoemd,

- de moeder,

- twee vertegenwoordigsters van de GI, mevr. [naam vertegenwoordigster 1] en mevr. [naam vertegenwoordigster 2] .

Opgeroepen en niet verschenen is:

- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.

[voornaam minderjarige] verblijft in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, te weten [naam instelling] .

Bij beschikking van 28 mei 2018 heeft de kinderrechter een (nieuwe) machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie maanden, te weten van 8 juni 2018 tot 8 september 2018. Tevens is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer, civiele jeugdzaken, met aanhouding van het overige verzochte en met opdracht aan de GI één week voorafgaand aan de zitting nadere informatie aan de rechtbank te doen toekomen over onder meer de beschikbaarheid van een passende vervolgplek voor [voornaam minderjarige] . De overige belanghebbenden zijn eveneens in de gelegenheid gesteld tijdig nadere stukken in het geding te brengen, indien gewenst.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging verzocht om [voornaam minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden, dan wel de machtiging gesloten jeugdhulp gelijk te laten lopen met de duur van de ondertoezichtstelling. Dit betekent dat wordt verzocht om een machtiging gesloten jeugdhulp tot 8 december 2018 dan wel tot 8 januari 2019.

De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.

Het klopt dat [voornaam minderjarige] al lange tijd gesloten zit, maar het verzoek enkel afwijzen vanwege de lange duur zou niet juist zijn. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat hij zijn behandeling afmaakt. Hij is net gestart met EMDR-therapie. Als de behandeling vroegtijdig wordt afgebroken is de kans groot dat het niet goed met hem zal gaan. Er is al veel bereikt, maar [voornaam minderjarige] heeft nog stappen te zetten voordat hij naar een open plek kan. De GI heeft enige tijd geleden gezegd dat er perspectief voor hem moet komen. Dat betekent dat de GI naar een vervolgplek zoekt, maar ook in de gaten houdt wanneer hij daar aan toe is. [voornaam minderjarige] staat op de wachtlijst bij De La Salle. Er zijn voorwaarden gesteld aan zijn plaatsing daar. Ook worden de mogelijkheden van een plaatsing bij Groot Emaus, waar de zus van [voornaam minderjarige] verblijft, nog onderzocht. Er is een instelling die zegt dat [voornaam minderjarige] daar pas vanaf zijn 18e jaar terecht kan. Sinds de vorige zitting is er een vechtpartij geweest op school en is [voornaam minderjarige] een paar uur onbegeleid thuis geweest bij zijn moeder. Het klopt dat [voornaam minderjarige] toen niet is weggelopen.
Voor [voornaam minderjarige] is het van belang dat de uitbreiding van zijn vrijheden heel rustig wordt opgebouwd. De gesloten setting is dus nog nodig om hem op een goede manier te begeleiden naar een open setting. Het perspectief van [voornaam minderjarige] ligt niet thuis bij zijn moeder. Dat betekent niet dat de GI een voogdijmaatregel aan de orde acht. De moeder beschikt immers over voldoende opvoedvaardigheden. Het valt echter niet te verwachten dat zij de grote zorg voor [voornaam minderjarige] aankan, temeer nu de kans bestaat dat zij op enig moment ook de zorg voor haar dochter weer op zich moet nemen.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft ter zitting het volgende meegedeeld.

Toen [voornaam minderjarige] tweeëneenhalf jaar geleden gesloten werd geplaatst, was hij er slecht aan toe.

Nu ziet zij een andere jongen. Zijn denkvermogen en karakter zijn veranderd. De hulp en begeleiding hebben hem goed gedaan. Het heeft nu wel lang genoeg geduurd dat hij gesloten zit. Zij wil graag dat [voornaam minderjarige] thuis komt en thuis wacht op een geschikte vervolgplek. Tijdens de verloven heeft zij gemerkt dat hij beter naar haar luistert en haar gezag accepteert. Als hij naar buiten wil, vraagt hij dat eerst aan haar en laat haar via WhatsApp weten waar hij is. Zij voorziet geen problemen als hij weer thuis komt wonen. [voornaam minderjarige] kan vanuit huis ook de behandeling volgen die hij nodig heeft.

Het standpunt van [voornaam minderjarige]

Door en namens [voornaam minderjarige] is ter zitting het volgende meegedeeld.

is vandaag 17 jaar geworden en verblijft al tweeëneenhalf jaar in de gesloten jeugdhulp. Dat is veel te lang. Tot op heden is voor hem niet duidelijk wanneer hij naar buiten mag. Ook is niet duidelijk wat hij nog moet doen om ervoor te zorgen dat hij buiten komt. [voornaam minderjarige] heeft aan zichzelf gewerkt. Hij heeft diverse therapieën gevolgd en houdt zich binnen [naam instelling] aan allerlei voorschriften. In de afgelopen periode hebben zich geen grote incidenten voorgedaan.

Vanaf begin 2017 wordt al gezocht naar een passende vervolgplek voor [voornaam minderjarige] . De machtiging gesloten jeugdhulp is een aantal keer voor korte duur verlengd, in afwachting van een passende vervolgplek. De vraag is of het de GI de komende zes maanden wel gaat lukken een passende vervolgplek te vinden. De situatie van [voornaam minderjarige] is uitzichtloos. Het geduld van [voornaam minderjarige] raakt op en dat is begrijpelijk, ook gezien zijn leeftijd. Gelet op het (gewijzigde) verzoek van de GI valt niet te verwachten dat de GI vóór 8 januari 2019 een passende vervolgplek heeft gevonden. Als [voornaam minderjarige] vanaf januari 2019 bij De La Salle terecht kan is hij al bijna meerderjarig. De vraag is wat er in die korte tijd tot zijn 18e verjaardag nog bereikt kan worden. Het is niet in het belang van [voornaam minderjarige] om zijn tijd tot zijn 18e verjaardag uit te zitten in [naam instelling] . Als [voornaam minderjarige] nog een opleiding wil volgen moet hij daarmee in september 2018 starten. Dat betekent dat hij nu naar een open plek of terug naar zijn moeder moet gaan.

Een machtiging gesloten jeugdhulp moet noodzakelijk zijn vanwege ernstige opvoed- en opgroeiproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Eén van de voorwaarden voor die machtiging is dat [voornaam minderjarige] zich onttrekt aan de zorg die voor hem noodzakelijk is. Daarvan is geen sprake meer. [voornaam minderjarige] loopt niet weg en werkt met alles mee. Toen [voornaam minderjarige] recent twee uur onbegeleid thuis was, is hij niet in de problemen gekomen. [voornaam minderjarige] weet bovendien dat hem nog een PIJ-maatregel boven het hoofd hangt.

verzoekt de rechtbank primair het verzoek af te wijzen en subsidiair een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp af te geven, zodat [voornaam minderjarige] onder strikte voorwaarden thuis bij zijn moeder kan blijven. Hij wil ambulant een behandeling volgen. [voornaam minderjarige] denkt dat hij het aankan en vraagt de rechtbank hem een kans te geven om zichzelf te bewijzen.

De beoordeling

Juridisch kader

Gelet op artikel 6.1.2, tweede lid, van de Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechtbank deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.

Een machtiging gesloten jeugdhulp is een diep ingrijpende maatregel in het leven en de persoonlijke levenssfeer van een jeugdige. Omdat deze maatregel gepaard gaat met vrijheidsbeneming, dient deze een uiterste middel te zijn en zo kort mogelijk te duren. De maatregel moet daarbij noodzakelijk, doelmatig en proportioneel zijn. Naarmate de maatregel langer voortduurt brengt het karakter van vrijheidsbeneming mee dat het daarmee gediende belang van steeds groter gewicht moet zijn om nog voldoende rechtvaardiging te vormen voor een verdere inbreuk op de persoonlijke vrijheid van degene die het betreft (Hof ’s-Gravenhage 20 mei 2010, ECLI:NL:2010:GHSGR:BN9308).

Artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) brengt voorts met zich dat bij elk individueel geval de rechter de afweging moet maken of de inbreuk op het privé- en gezinsleven, veroorzaakt door de gedwongen opneming en het gedwongen verblijf, wordt gerechtvaardigd door de ernst van de problemen van de jeugdige.

Problematiek

[voornaam minderjarige] is een zeventienjarige zeer kwetsbare jongen met een lange geschiedenis binnen de hulpverlening, die sinds oktober 2015 tot heden bijna onafgebroken in gesloten jeugdhulp heeft verbleven. Bij [voornaam minderjarige] is sprake van een ernstige gedragsstoornis en een laagbegaafd intelligentieniveau. Hij kan zich moeilijk concentreren en is sterk afleidbaar. Daarnaast heeft hij last van een verstoorde emotieregulatie en staat hij onvoldoende in contact met zijn eigen gevoelsleven. [voornaam minderjarige] heeft de neiging innerlijke conflicten om te zetten in agressief en impulsief gedrag. Deze combinatie leidt ertoe dat bij hem sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met anti-sociale trekken.

Voor(ui)tgang

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de GI het niet (meer) in het belang van [voornaam minderjarige] vindt dat teruggewerkt wordt naar een plaatsing bij de moeder. De rechtbank stelt vast dat de GI daarmee niet (langer) werkt aan het doel van een ondertoezichtstelling, te weten de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de jeugdige weer bij de ouder met gezag leggen. De maatregel van ondertoezichtstelling is dan in beginsel niet langer de geëigende maatregel. Een advies van de Raad voor de Kinderbescherming hierover in het kader van de toetsende taak is niet beschikbaar of aangevraagd, aldus de GI.

Sinds november 2017 zijn de verzoeken van de GI voor (verlenging van) een (nieuwe) machtiging gesloten jeugdhulp telkens voor een korte periode toegewezen, met name omdat de kinderrechter van oordeel was dat het perspectief van [voornaam minderjarige] op korte termijn duidelijk moest worden. Ter zitting van 16 november 2017 heeft de GI kenbaar gemaakt het hogerop te zullen zoeken als de (toenmalige) aanmelding bij Pluryn op niets zou uitlopen, omdat [voornaam minderjarige] - aldus de GI - uitzicht moest hebben op een open plaatsing gezien de vooruitgang die hij had geboekt. De jeugdbeschermer heeft de zaak van [voornaam minderjarige] toen ook opgeschaald naar de gebiedsmanager en de manager van team zorgbemiddeling. Op de zittingen van januari, maart en mei 2018 kon de GI, ondanks haar inspanningen, geen uitsluitsel geven over zicht op een open plaatsing.

Uit de stukken blijkt dat de afwijzingen voor vervolgplekken (bij onder meer Ambiq, Pluryn en Groot Emaus) een negatieve invloed hebben op [voornaam minderjarige] functioneren en motivatie. In perspectiefplan nr. 9 van 14 mei 2018 is op dit punt vermeld dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is dat hem zo snel mogelijk perspectief wordt geboden rondom zijn toekomst. In de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 25 mei 2018 is vermeld dat duidelijkheid en weten waar hij aan toe is voor [voornaam minderjarige] een essentiële voorwaarde is om te kunnen functioneren.

Ter zitting heeft de GI aangegeven dat [voornaam minderjarige] op de wachtlijst bij De La Salle staat en dat De La Salle voorwaarden heeft gesteld aan zijn plaatsing. Niet duidelijk is geworden wat die voorwaarden zijn en op welke termijn [voornaam minderjarige] bij De La Salle terecht kan. Uit het ter zitting overgelegde e-mailbericht van 4 juli 2018 van De La Salle volgt dat blijkbaar besproken is dat het mogelijk niet verstandig is om [voornaam minderjarige] zo ver uit de regio te plaatsen, met het oog op zijn leeftijd en toekomstperspectief qua kans op een woonplek in de regio Rotterdam. De mogelijkheid van een her-aanmelding in de regio Rotterdam is geopperd.

Verder heeft de GI ter zitting aangegeven dat er op 23 juli 2018 opnieuw een verkennend gesprek is geweest met Groot Emaus. Nadere gesprekken zouden nog dienen te volgen om te onderzoeken of [voornaam minderjarige] daar geplaatst kan worden.

Uit het voorgaande blijkt dat na een lange en intensieve zoektocht door de GI naar een geschikte plek voor [voornaam minderjarige] hierop nog steeds geen enkel reëel zicht bestaat. Het voor [voornaam minderjarige] zó belangrijke perspectief blijft uit, wat de rechtbank in strijd met zijn belang acht.
Door het langdurig uitblijven van perspectief komt de rechtbank tot het oordeel dat de maatregel van gesloten jeugdhulp na tweeëneenhalf jaar niet langer proportioneel en doelmatig is.

[voornaam minderjarige] heeft aangegeven heel graag naar zijn moeder terug te willen. Hij heeft er op gewezen dat hij in de afgelopen periode flink vooruit is gegaan, wat door de GI is bevestigd.

Afgezien van de incidenten bij aanvang van zijn gesloten plaatsing maakt [voornaam minderjarige] sinds januari 2017 een positieve ontwikkeling door. [voornaam minderjarige] heeft psychomotore therapie afgerond en grote stappen gezet in het omgaan met zijn spanningen/emoties en zijn impulscontrole. In de laatste periode ziet men dat hij steeds opener wordt over zijn emoties en dat hij zaken die hem bezig houden bespreekt. Het accepteren van gezag en luisteren naar volwassenen gaat hem eveneens beter af. Hij loopt niet meer weg en laat zich beter aansturen. Behalve een vechtpartij op school zijn er in de afgelopen periode geen incidenten geweest.

[voornaam minderjarige] wil na een zo lange tijd in de gesloten jeugdhulp de kans krijgen om te laten zien dat hij het aankan weer thuis bij zijn moeder te wonen.

Het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] en zijn zus [naam zus] verloopt beter sinds [naam zus] in oktober 2017 in Groot Emaus is geplaatst. De moeder is zeer betrokken op [voornaam minderjarige] en de verloven bij de moeder verlopen goed. De moeder staat achter de wens van [voornaam minderjarige] om thuis te komen wonen. Recent heeft [voornaam minderjarige] vier nachten achter elkaar bij haar gelogeerd. Dit is goed verlopen. Gebleken is dat [voornaam minderjarige] tijdens dat verlof twee uur alleen thuis bij zijn moeder is gebleven, toen zij zijn zus wegbracht naar Groot Emaus. Hoewel dit tegen de afspraak in was met de GI, is [voornaam minderjarige] toen kennelijk niet weggelopen en de rechtbank vertrouwt erop dat - zoals door de moeder is aangegeven - [voornaam minderjarige] inmiddels goed naar haar luistert en haar gezag accepteert. Niet is gebleken dat [voornaam minderjarige] de nodige behandelingen (zoals MDFT- en EDMR-therapie) bij de moeder thuis niet zou kunnen voortzetten.

Naast het verlof bij de moeder gaat [voornaam minderjarige] sinds enige tijd ook met groepsleiders op verlof. [voornaam minderjarige] gedraagt zich dan goed en laat zich goed aansturen.

Onder voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet (langer) wordt voldaan aan de voorwaarde voor een gesloten machtiging dat de opneming en het verblijf in gesloten jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [voornaam minderjarige] zich aan deze jeugdhulp onttrekt.

In de omstandigheid dat aan [voornaam minderjarige] in oktober 2016 een voorwaardelijke PIJ-maatregel is opgelegd, van welke maatregel de proeftijd gaat lopen wanneer [voornaam minderjarige] niet langer rechtens zijn vrijheid is ontnomen (zie artikel 14b, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht), ziet de rechtbank voorts een stok achter de deur om ervoor te zorgen dat [voornaam minderjarige] zich thuis bij zijn moeder goed blijft gedragen. [voornaam minderjarige] heeft ter zitting aangegeven dat hij zich ervan bewust is wat er van hem in dat kader wordt verwacht en dat hij - bij een misstap - riskeert dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt omgezet in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.

Conclusie

Het vorenstaande, in onderling verband en in samenhang bezien, heeft ertoe geleid dat de rechtbank het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp voor de resterende termijn zal afwijzen. Het zal voor [voornaam minderjarige] en de moeder een (grote) uitdaging zijn om de thuissituatie op orde te hebben en te houden, maar mede gezien de vereisten van artikel 5 en 8 EVRM, alsmede artikel 3, 9 en 37 Verdrag inzake de rechten van het kind, behoren zij in het laatste jaar van de minderjarigheid van [voornaam minderjarige] die kans te krijgen. Het is aan hen (ondersteund door ambulante hulpverlening) om het waar te maken.

De beslissing

De rechtbank:

wijst het verzoek voor het overige af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. A.A.J. de Nijs, voorzitter tevens kinderrechter, en

mrs. C.N. Melkert en E.J. Stalenberg, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. K.K. Paap als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2018.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.

Jurisprudentie 1

Rechtbank Rotterdam 28-05-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:6683


© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733