Rechtbank Rotterdam 18-07-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:5887

Datum publicatie01-08-2018
ZaaknummerC/10/545772 / HA ZA 18-221
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenPensioen; Pensioenverevening;
Familieprocesrecht; Bevoegdheid
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

De verevening van het pensioen van de man bij Allianz is ongedaan gemaakt cfm. een door man en vrouw ondertekend verzoek, waarbij de man de pensioenaanspraken naar Aegon heeft laten overmaken. De vrouw stelt dat de man haar handtekening heeft vervalst dan wel misbruik van omstandigheden heeft gemaakt en stelt Allianz en de man aansprakelijk. Allianz roept de man in vrijwaring op. Rb: ogv art. 216 Pensioenwet dient de vordering tegen Allianz door de kantonrechter te worden behandeld. Verwijzing ex art. 71 lid 2 Rv.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/545772 / HA ZA 18-221

Vonnis in incident van 18 juli 2018

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres in de hoofdzaak,

verweerster in het incident,

advocaat mr. R.A.F. Harmsen te Zeist,

tegen

1 [gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in de hoofdzaak,

advocaat mr. L.A. Jansen te Oud-Beijerland,

2. de naamloze vennootschap

ALLIANZ NEDERLAND LEVENSVERZEKERING N.V.,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagde in de hoofdzaak,

eiseres in het incident,

advocaat mr. B.M.M. van der Goes te Amsterdam.

Eiseres zal hierna [eiseres] worden genoemd. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagden ] en afzonderlijk [gedaagde] (gedaagde sub 1) en Allianz (gedaagde sub 2) worden genoemd.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 9 februari 2018, met producties;

  • de akte van overlegging producties aan de zijde van [eiseres] van 28 februari 2018;

  • de conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde] van 11 april 2018, met producties;

  • de incidentele conclusie tot verwijzing naar de kamer voor kantonzaken ex art. 71 lid 2 Rv en oproeping in vrijwaring aan de zijde van Allianz van 25 april 2018, met producties;

  • de incidentele conclusie van antwoord in het verwijzings- en vrijwaringsincident van 9 mei 2018 aan de zijde van [eiseres] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2. De vordering in de hoofdzaak

2.1.

[eiseres] vordert in de hoofdzaak – verkort en zakelijk weergegeven – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

2.1.1.

Ten aanzien van de ongedaanmaking van de pensioenverevening:

1. - (primair) een verklaring voor recht dat [eiseres] niet gebonden is aan de ongedaanmakingsverklaring van 23 januari 2015 (de rechtbank neemt aan dat dit 23 juni 2015 moet zijn) en dat deze geen afbreuk doet aan de rechten die [eiseres] kan doen gelden op basis van haar voordien bestaande door Allianz aan [eiseres] onder nummer [polisnummer] afgegeven polis;

- ( subsidiair) een verklaring voor recht dat de ongedaanmakingsverklaring van 23 juni 2015 buitengerechtelijk is vernietigd, althans bij vonnis wordt vernietigd;

2. een verklaring voor recht dat [gedaagden ] beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiseres] als gevolg van de ongedaanmaking van de pensioenverevening geleden en nog te lijden schade;

3. [gedaagden ] ieder hoofdelijk te veroordelen tot het vergoeden van schade aan [eiseres] , nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2015, tot en met de dag van voldoening daarvan;

4. [gedaagden ] ieder hoofdelijk te veroordelen een voorschot op de schadevergoeding te voldoen aan [eiseres] , groot € 300,00 voor iedere maand ingaande op 1 september 2015 totdat de hoogte van de totale door [gedaagden ] aan eiseres te betalen schade in rechte zal zijn vastgesteld, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover van de eerste dag van de betreffende maand waarop dit voorschot betrekking heeft tot aan de dag van voldoening daarvan.

2.1.2.

Ten aanzien van de overdracht van het beheer over het aandeel in Woningmaatschap Leiden:

1. - (primair) [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis van de rechtbank schriftelijk aan Vastgoed Syndicering Nederland B.V. (hierna: VSN) mede te delen dat het beheer over het gezamenlijke aandeel van partijen in Woningmaatschap Leiden berust en zal blijven berusten bij [eiseres] en dat alle uitkeringen, inclusief de door VSN inmiddels opgeschorte uitkeringen, uitsluitend bevrijdend kunnen worden betaald aan [eiseres] , op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke mocht zijn met de nakoming ervan;

- ( subsidiair) een verklaring voor recht dat [eiseres] niet haar uitkeringsrechten, verbonden aan haar onverdeeld aandeel in het gemeenschappelijke aandeel in Woningmaatschappij Leiden aan [gedaagde] heeft overgedragen;

2. [gedaagde] te veroordelen om de helft van alle door hem te ontvangen uitkeringen uit de Woningmaatschap Leiden aan [eiseres] te voldoen, telkens binnen één week na ontvangst door hem en om aan [eiseres] alle van Woningmaatschap Leiden te ontvangen informatie over het gezamenlijke aandeel door te sturen, telkens binnen één week na de ontvangst door hem, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke mocht zijn met de nakoming ervan.

2.1.3.

Ten aanzien van beide kwesties:

[gedaagden ] ieder hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten en de explootkosten van betekening van dit vonnis en voorts alles te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 dagen na de datum van het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.

3Het geschil in de incidenten tot verwijzing en vrijwaring

3.1.

Allianz vordert – verkort en zakelijk weergegeven – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

  1. de zaak te verwijzen naar een kamer voor kantonzaken, vide artikel 71 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het incident, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het te wijzen vonnis indien en voor zover [eiseres] deze kosten niet heeft voldaan;

  2. haar toe te staan om [gedaagde] in vrijwaring op te doen roepen tegen een roldatum, gelegen op redelijke termijn na datum van het in het incident te wijzen vonnis en te bepalen dat ook de hoofdzaak op die datum op de rol zal komen.

3.2.

Allianz heeft het volgende aan haar vordering tot verwijzing ten grondslag gelegd. De kern van het geschil tussen Allianz en [eiseres] ziet op de geldigheid van de ongedaanmaking van de pensioenverevening die bij de echtscheiding tussen [eiseres] en [gedaagde] is overeengekomen. De werkgever van [gedaagde] heeft voor [gedaagde] op 1 april 1991 een pensioenverzekering gesloten. Op deze pensioenverzekering is het zogenaamde prepensioenreglement van toepassing. In dit prepensioenreglement is onder andere opgenomen dat bij beëindiging van het huwelijk, de ex-echtgenoot een premievrije aanspraak op prepensioen verkrijgt conform de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (hierna: Wvps). Daarnaast is in het reglement bepaald dat de pensioenverzekering een C-Polis betreft waarbij de werknemer (en niet de werkgever) de verzekeringnemer is. Met de inwerkingtreding van de Pensioenwet (hierna: Pw) op 1 januari 2007 is de C-Polis komen te vervallen. Bestaande C-Polissen mochten worden gehandhaafd en voor deze C-Polissen is expliciet bepaald dat de bepalingen van de Pw van toepassing zijn, met uitzondering van de artikelen 23 tot en met 27 en artikel 29 Pw. Na de echtscheiding zijn [eiseres] en [gedaagde] een pensioenverevening overeengekomen conform de Wvps. De Wvps behelst de verevening van aanspraken op ouderdomspensioen die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd, in die zin dat de vereveningsgerechtigde

(ex-)echtgenoot aanspraak kan maken op in beginsel de helft van het tijdens het huwelijk door de pensioengerechtigde (ex-)echtgenoot opgebouwde ouderdomspensioen. Het recht op pensioenverevening houdt een rechtstreekse aanspraak jegens de pensioenuitvoerder in. Allianz heeft na de scheiding de polis van [gedaagde] gesplitst en twee nieuwe polisnummers afgegeven. Op de polis van [gedaagde] is [eiseres] tevens als begunstigde aangewezen voor het bijzonder partnerpensioen. [gedaagde] wilde zijn pensioenverzekering tot uitkering laten komen. Bij brief van 23 juni 2015, ondertekend door [eiseres] en [gedaagde] , is verzocht de verevening ongedaan te maken en beide polissen weer samen te voegen. [gedaagde] heeft daarna verzocht het vrijgekomen pensioenkapitaal bij Allianz (ad € 45.313,00 en € 48.173,00) over te laten boeken naar Aegon. Thans stelt [eiseres] Allianz aansprakelijk voor de schade die uit de ongedaanmaking van de verevening is voortgevloeid, nu de ongedaanmaking niet rechtsgeldig tot stand zou zijn gekomen.

3.3.

De rechtsverhouding tussen [eiseres] en Allianz wordt mede bepaald door het pensioenreglement in de zin van artikel 1 Pw, aldus Allianz. Het pensioenrecht is op deze rechtsverhouding van toepassing. Omdat de vordering van [eiseres] op Allianz kan worden gekwalificeerd als een vordering uit hoofde van een pensioenreglement, is de kantonrechter op grond van artikel 216 Pw bevoegd kennis te nemen van onderhavige zaak. De zaak dient daarom te worden verwezen op grond van artikel 71 lid 2 Rv naar de kamer van kantonzaken.

3.4.

Aan haar vordering tot vrijwaring heeft Allianz het volgende ten grondslag gelegd. Door [eiseres] is in de dagvaarding gesteld dat de handtekening op de ongedaanmakingsbrief van 23 juni 2015 is vervalst door [gedaagde] . Indien in de hoofdzaak wordt geoordeeld dat er sprake is van vervalsing heeft Allianz gegronde redenen om [gedaagde] in vrijwaring op te doen roepen. De valsheid in geschrifte vormt een basis voor het instellen van een schadevergoedingsvordering door Allianz jegens [gedaagde] op grond van onrechtmatige daad ex artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Allianz is immers overgegaan tot ongedaanmaking van de verevening op basis van de ongedaanmakingsbrief. [gedaagde] heeft in dat geval Allianz misleid dan wel opgelicht. Indien valsheid in geschrifte niet wordt aangenomen stelt Allianz zich op het standpunt dat er sprake is van misbruik van omstandigheden door [gedaagde] . Dat vormt eveneens een basis voor het instellen van een schadevergoedingsvordering op grond van onrechtmatige daad. [gedaagde] heeft in dat geval misbruik gemaakt van de verzwakte (psychische) toestand van [eiseres] en daarmee Allianz misleid dan wel opgelicht. De daardoor veroorzaakte schade is aan de schuld van [gedaagde] te wijten. Indien [gedaagde] zijn gedraging achterwege had gelaten, was de schade voor Allianz niet ontstaan. Gelet op het voorgaande is voldaan aan de voorwaarde dat [gedaagde] krachtens zijn rechtsverhouding tot Allianz verplicht is de nadelige gevolgen te dragen van het verlies van de hoofdzaak door Allianz. Allianz heeft voorts voldoende zwaarwegend belang bij de oproeping in vrijwaring en de eisen van een doelmatige procesvoering zijn hiermee gediend.

3.5.

[eiseres] refereert zich ten aanzien van beide incidentele vorderingen aan het oordeel van de rechtbank en heeft daarbij het volgende opgemerkt. De vorderingen tegen [gedaagde] en tegen Allianz zijn nauw met elkaar verweven. Om deze redenen en mede om proceseconomische reden dienen de in de hoofdzaak aanhangige geschillen door één rechter en in samenhang met elkaar behandeld te worden.

4De beoordeling in het incident tot verwijzing ex artikel 71 lid 2 Rv

4.1.

Voor het beoordelen van de incidentele vordering tot verwijzing is relevant het bepaalde in artikel 216 Pw. Dit artikel luidt als volgt:

“Zaken betreffende vorderingen uit hoofde van een pensioenovereenkomst, een uitvoeringsovereenkomst, een uitvoeringsreglement of een pensioenreglement worden door de kantonrechter behandeld en beslist.”

4.2.

In de Memorie van Toelichting behorende bij artikel 216 Pw is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:

“Dit artikel dient ter vervanging van artikel 33 van de PSW. Evenals bij de invoering van de PSW is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de arbeidsovereenkomst en behandeling door de kantonrechter vanuit de gedachte dat eventuele procedures op zo eenvoudig mogelijke wijze en met zo gering mogelijke kosten kunnen worden gevoerd. Dat uitgangspunt is nog steeds actueel.

Gebleken is echter dat deze bepaling toch op een aantal punten voor de praktijk tot onduidelijkheid leidt en tot bevoegdheid van een andere rechter dan de kantonrechter, bijvoorbeeld in geval van geschillen met verzekeraars of vorderingen van anderen dan een deelnemer.

Voor de formulering van het nieuwe artikel is aangesloten bij artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daarin is bepaald dat zaken betreffende een arbeidsovereenkomst, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, door de kantonrechter worden behandeld en beslist. Het nu voorgestelde artikel ziet op de driehoeksverhouding die in het kader van een pensioenregeling relevant is, namelijk tussen werknemer en werkgever via de pensioenovereenkomst, tussen werkgever en pensioenuitvoerder via de uitvoeringsovereenkomst en tussen deelnemer en pensioenuitvoerder via het pensioenreglement. De formulering «ter zake van deelneming in en uitkering uit een fonds» is niet overgenomen omdat op basis daarvan wel geconcludeerd werd dat artikel 33 van de PSW niet van toepassing is op bijvoorbeeld een vordering van een nabestaande van een deelnemer. Die beperking is niet wenselijk.

Door de pensioenovereenkomst uitdrukkelijk te noemen valt ook de werknemers/werkgeversverhouding onder dit artikel. Dat is nieuw ten opzichte van artikel 33 van de PSW maar materieel verandert er niets omdat een geschil in die verhouding al op basis van artikel 93 van het Wetboek van Rechtsvordering door de kantonrechter beoordeeld wordt.

Met het noemen van de uitvoeringsovereenkomst en het pensioenreglement is tevens beoogd de kantonrechter ook bevoegd te laten zijn ten aanzien van de geschillen tussen een verzekeraar en een werkgever of tussen een verzekeraar en een deelnemer. Op die manier wordt een nu bestaand onderscheid tussen pensioenfondsen en verzekeraars opgeheven.[…]”

En:

“De regeling inzake de bevoegdheid van de rechter in PW ziet, in tegenstelling tot de PSW, op alle pensioenuitvoerders, dus naast pensioenfondsen ook op verzekeraars, voor zover zij arbeidspensioenregelingen uitvoeren. Ook bij geschillen waarin de pensioenuitvoerder een verzekeraar is, is derhalve de kantonrechter de bevoegde rechter. Door de formulering van de rechtsingangregeling in de PW wordt voorts duidelijk gemaakt dat ook in de volgende – bij wijze van voorbeeld genoemde – situaties, waarover in het verleden onduidelijkheid kon bestaan, de kantonrechter bevoegd is: een vordering van de werkgever jegens de pensioenuitvoerder tot premierestitutie of uitbetaling van een overschot, een geschil tussen een deelnemer en een pensioenuitvoerder omtrent de voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid, een geschil tussen een partner van een deelnemer en een pensioenuitvoerder, en een vordering van een pensioenfonds jegens een deelnemer.”

4.3.

De vraag die centraal staat in het incident is of de vordering van [eiseres] op Allianz onder de reikwijdte van artikel 216 Pw valt en daardoor door de kantonrechter behandeld en beslist dient te worden.

4.4.

De rechtbank is – mede gelet op de memorie van toelichting behorende bij artikel 216 Pw – van oordeel dat een vordering uit onrechtmatige daad verband houdende met een gestelde ongeldige ongedaanmaking van de pensioenverevening op grond van schending van de bijzondere zorgplicht die Allianz als verzekeraar in dit geval heeft ook onder de reikwijdte van artikel 216 Pw kan vallen indien aan de vordering een pensioenovereenkomst, een uitvoeringsovereenkomst, een uitvoeringsreglement of een pensioenreglement ten grondslag ligt.

4.5.

Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering gericht tegen Allianz een onderwerp betreft dat op grond van artikel 216 Pw door de kantonrechter dient te worden behandeld.

4.6.

De vorderingen van [eiseres] betreffende ongeldigheid van de ongedaanmaking van de pensioenverevening zijn ook jegens [gedaagde] ingesteld. Uit de dagvaarding leidt de rechtbank af dat [eiseres] [gedaagde] het verwijt maakt dat hij haar handtekening op de ongedaanmakingsbrief van 23 juni 2015 heeft vervalst dan wel dat hij misbruik van omstandigheden heeft gemaakt door [eiseres] te bewegen de ongedaanmakingsverklaring te tekenen terwijl hij wist dat zij op dat moment wegens haar labiele toestand niet in staat was haar belangen te behartigen. Gelet op de door [eiseres] gestelde feiten staat niet op voorhand vast dat sprake is van een vordering zoals bedoeld in artikel 216 Pw. De rechtbank ziet echter aanleiding ook deze vordering te verwijzen naar de kantonrechter. De zaken zijn zodanig verknocht dat het op voorhand onwenselijk voorkomt beide zaken door verschillende rechters te laten behandelen. Van verknochtheid is reeds sprake indien de vorderingen zodanige samenhang vertonen dat consistentie van uitspraken wenselijk is.

4.7.

De vordering van [eiseres] ten aanzien van de overdracht van het beheer over het aandeel in Woningmaatschap Leiden is enkel jegens [gedaagde] ingesteld. Aan deze vordering ligt eveneens het verwijt van [eiseres] ten grondslag dat [gedaagde] misbruik van omstandigheden heeft gemaakt door [eiseres] , die in een zeer labiele toestand verkeerde, te bewegen het beheer van het onverdeelde aandeel in Woningmaatschap Leiden aan [gedaagde] over te dragen. De rechtbank zal ook deze vordering naar de kantonrechter verwijzen omdat deze zaak en de zaak jegens [gedaagde] ter zake de pensioenverevening zodanig verknocht zijn dat het onwenselijk is als deze zaken door verschillende rechters worden behandeld.

4.8.

De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

5De beoordeling in het incident tot vrijwaring

5.1.

Allianz vordert dat haar wordt toegestaan om [gedaagde] in vrijwaring te doen oproepen. Nu de rechtbank de zaak in zijn geheel naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank zal verwijzen, komt de rechtbank gelet op het bepaalde in artikel 94 lid 4 Rv juncto artikel 93 sub d Rv aan een oordeel daarover thans niet toe. De rechtbank verwijst het incident tot vrijwaring eveneens naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.

6. De beslissing

De rechtbank

in het incident tot verwijzing ex artikel 71 lid 2 Rv

6.1.

wijst de vordering toe,

6.2.

houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,

in het incident tot vrijwaring

6.3.

verwijst het incident tot vrijwaring naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Rotterdam, op woensdag 22 augustus om 14:30 uur,

in de hoofdzaak

6.4.

verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Rotterdam, op woensdag 22 augustus om 14:30 uur,

6.5.

wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,

6.6.

wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2018. 1

1

2180/801/1582



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733