Rechtbank Midden-Nederland 02-07-2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:2925

Datum publicatie10-07-2018
Zaaknummer6360641 UT VERZ 17-24659
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenMeerderjarigenbescherming; Bewind
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Verzoek tot opheffing van bewind over de goederen van rechthebbende, met het doel om budgetbeheer te bewerkstelligen. Afgewezen: kennelijk is het op dit moment nog zo dat rechthebbende niet zelfstandig zijn financiën kan beheren, dus geen grond voor opheffing bewind. Bovendien is budgetbeheer door zorginstelling ongewenst: ieder toezicht op dat beheer door de kantonrechter ontbreekt en er kan sprake zijn van belangenverstrengeling tussen belangen van rechthebbende en de belangen van de zorginstelling.

Volledige uitspraak


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bewindsbureau

locatie Utrecht

zaaknummer: 6360641 UT VERZ 17-24659

BM nummer : BM 11249

Beschikking op een verzoek tot opheffing van bewind d.d. 2 juli 2018

Op verzoek van:

[verzoeker 1] ,

wonende [adres] ,

[postcode] [woonplaats] ,

en

[verzoeker 2] ,

wonende [adres] ,

[postcode] [woonplaats] ,

hierna te noemen: verzoekers,

met betrekking tot:

[rechthebbende] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,

wonende [adres] ,

[postcode] [woonplaats] ,

hierna te noemen: rechthebbende.

De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:

  • het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 1 september 2017;

  • de brief van budgetconsulent [A] d.d. 25 augustus 2017;

- de schriftelijke reactie van verzoekers na mondelinge behandeling, per e-mail d.d. 13 april 2018.

Er heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 27 maart 2018.

De beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het door de kantonrechter te Utrecht op 13 februari 2007 ingestelde bewind over de goederen van rechthebbende, met het doel om budgetbeheer te bewerkstelligen.

Uitgangspunt van de wettelijke regeling van beschermingsbewind is, dat het bewind wordt opgeheven als dit niet langer noodzakelijk is ter bescherming van rechthebbende. De grondslag waarop de maatregel is uitgesproken, is dan komen te vervallen. Aangezien door verzoekers wordt voorgesteld om het bewind te wijzigen in budgetbeheer, is het op dit moment kennelijk nog zo dat rechthebbende niet zelfstandig zijn financiën kan beheren. Gelet op de brief van de budgetconsulent van Kwintes d.d. 25 augustus 2017 moet nog een aantal stappen worden genomen voordat rechthebbende daartoe geheel zelfstandig in staat is.

Het instellen van budgetbeheer na beëindiging van het beschermingsbewind, is dan ook in strijd met het wettelijke uitgangspunt voor opheffing, dat de grond voor het beschermingsbewind is komen te vervallen. Zoals ter zitting is besproken is het bovendien zo, dat bij budgetbeheer ieder toezicht op dat beheer door de kantonrechter ontbreekt.

Daar komt in dit geval nog het volgende bij. In de wettelijke regeling van het beschermingsbewind is expliciet bepaald dat personen die werken bij de zorginstelling waar rechthebbende verzorgd wordt, of personen die met die zorginstelling verbonden zijn, niet als bewindvoerder mogen worden benoemd (art. 1:435 lid 6 BW) . De achterliggende reden hiervoor is dat deze personen niet uitsluitend de persoonlijke en vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende kunnen behartigen, omdat zij ook de belangen van de zorginstelling in aanmerking moeten nemen. Dit belangenconflict dient volgens de wetgever te allen tijden voorkomen te worden. De door verzoekers voorgestelde budgetbeerder is zorginstelling Kwintes. Ook in dit opzicht strookt de wens van verzoekers niet met het uitgangspunt van de wet. Benoeming van Kwintes tot budgetbeheerder is dus in tweeërlei opzicht onwenselijk, zoals tijdens de mondelinge behandeling al besproken is. Verzoekers is daarom de mogelijkheid voorgehouden om hun verzoek in te trekken, dan wel een andere, professionele bewindvoerder voor te dragen. Verzoekers hebben van deze mogelijkheden geen gebruik gemaakt en hebben hun verzoek gehandhaafd. In reactie op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken ten aanzien van Kwintes, hebben verzoekers per e-mail van 13 april 2018 onder meer een Auditverklaring van de NVVK toegestuurd d.d. 16 november 2016, waaruit blijkt dat Kwintes inzake het door haar gevoerde budgetbeheer voldoet aan de gedragscode van de NVVK. Voorts is een beschikking van DNB overgelegd, d.d. 20 december 2017, bij welke beschikking Kwintes ontheffing is verleend van artikel 3:5 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft).

De overgelegde stukken hebben de kantonrechter niet van oordeel doen veranderen ten aanzien van het voeren van budgetbeheer door Kwintes. De Auditverklaring van de NVVK maakt niet dat belangenverstrengeling, zoals hiervoor besproken, wordt voorkomen. En uit de beschikking van DNB blijkt eens te meer duidelijk dat bij Kwintes ieder toezicht op de budgetbeheerdossiers zal ontbreken. Het geld van rechthebbende zal kennelijk op een rekening van Kwintes komen te staan, terwijl hij er bovendien op gewezen dient te worden dat het depositogarantiestelsel niet van toepassing is, zo volgt uit overweging 4.2 van deze beschikking.

Omdat rechthebbende op dit moment nog aangewezen is op ondersteuning in het beheer van zijn financiën, maar de door verzoekers voorgestelde voorziening hem niet de gewenste bescherming biedt, zal het verzoek tot opheffing van het bewind worden afgewezen.

De kantonrechter onderschrijft het doel dat verzoekers beogen te bereiken met hun verzoek.

Het (verder) verzelfstandigen van rechthebbende is uitstekend en in overeenstemming met de wet. Als verzoekers daar toe niet in staat zijn, door hun oplopende leeftijd en de reisafstand, ligt het voor de hand dat zij verzoeken een professionele bewindvoerder te benoemen, die dan de opdracht dient te krijgen te werken aan het verzelfstandigen.

De beslissing

De kantonrechter:

- wijst het verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van [rechthebbende] af.

Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.M. Penders, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.

Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733