Rechtbank Limburg 27-06-2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:6413

Datum publicatie06-07-2018
ZaaknummerC/03/250638 / JE RK 18-1181
ProcedureBodemzaak
ZittingsplaatsMaastricht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Ondertoezichtstelling 1:254 e.v. BW;
Familieprocesrecht; Belanghebbende
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Verzoek ondertoezichtstelling. Moeder en stiefvader, beiden zonder gezag, worden aangemerkt als belanghebbenden, nu kind in elk geval sinds dec. 2016 bij moeder en stiefvader woont en door hen wordt opgevoed en verzorgd (als behorend tot hun gezin). Sprake van family life als bedoeld in art. 8 EVRM, welk family life door de procedure rond de verzochte ondertoezichtstelling wordt geraakt. Zie Conclusie A-G 2 februari 20181

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd

Zittingsplaats: Maastricht

zaakgegevens : C/03/250638 / JE RK 18-1181

datum uitspraak: 27 juni 2018

beschikking ondertoezichtstelling in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidoost-Nederland, Locatie Maastricht,

hierna te noemen: de raad,

gevestigd te Maastricht,

betreffende

[minderjarige],

hierna te noemen: [minderjarige],

geboren te [geboorteplaats] op [2011].

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1],

hierna te noemen: de moeder,

wonende op een binnen het arrondissement van de rechtbank gelegen geheim adres,

en

[belanghebbende 2],

hierna te noemen: de stiefvader,

wonende te [woonplaats],

alsmede

[belanghebbende 3],

hierna te noemen: de grootmoeder,

(grootmoeder moederszijde, tevens voogd van [minderjarige]),

wonende op een binnen het arrondissement van de rechtbank gelegen geheim adres.

Het procesverloop


Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoek van 29 mei 2018, met bijlagen, van de raad, ingekomen bij de griffie op 30 mei 2018.

Op 14 juni 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Gehoord zijn:

- de moeder,

- de stiefvader,

- de grootmoeder,

- de stiefgrootvader (informant),

- een vertegenwoordigster van de raad,

- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI), gevestigd te Amsterdam (toehoorder).

De feiten

Bij beschikking van 19 september 2011 is [minderjarige] onder voogdij gesteld van de grootmoeder. [minderjarige] woont bij de moeder en de stiefvader.

Het verzoek


De raad heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Zakelijk weergegeven legt de raad aan het verzoek ten grondslag dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd omdat hij veel zelfbepalend en vermijdend gedrag laat zien. [minderjarige] is cognitief beperkt, wordt gepest en is geconfronteerd met seksueel grensoverschrijdend gedrag. De moeder is van goede wil, maar is onmachtig [minderjarige] het stabiele en gestructureerde opvoedingsklimaat te bieden dat hij nodig heeft. De verschillende opvoedstijlen bij de moeder en grootmoeder versterken het opstandige en zelfbepalende gedrag van [minderjarige].

Het standpunt van belanghebbenden

De grootmoeder heeft niet concreet verweer gevoerd tegen het verzoek. De grootmoeder heeft wel vraagtekens geplaatst bij de wijze waarop sommige conclusies getrokken zijn. Zo heeft [minderjarige] niet willen meewerken aan een IQ-test, wat zijn invloed heeft gehad op het behaalde resultaat. Daar zou rekening mee gehouden moeten worden voordat [minderjarige] op basis van die uitslag een bepaalde stempel krijgt. De grootmoeder heeft er verder op gewezen dat [minderjarige] gedurende vijf jaar bij haar en de stiefgrootvader heeft verbleven. Het gaat volgens hen steeds beter met [minderjarige], die ook nu nog vrijwel dagelijks bij de grootmoeder en de stiefgrootvader komt. Het lukt [minderjarige] steeds beter om zich even terug te trekken als hij merkt dat hij boos wordt, om daarna het gesprek aan te gaan.

De moeder heeft ter zitting verklaard de verzochte ondertoezichtstelling niet fijn te vinden. Gezien het verzoek meent ze toch te moeten meewerken. Het gaat op zich best goed met [minderjarige]. Hij heeft wel wat gedragsproblemen, maar kan ook heel lief en behulpzaam zijn. De moeder is van mening dat ze [minderjarige] wel aankan, al heeft ze niet zoveel geduld als de grootmoeder.

De stiefvader heeft geen verweer gevoerd.

De beoordeling

Uit artikel 1:255, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de kinderrechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een gecertificeerde instelling indien deze zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn gezaghebbende ouders, door hen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Voorts dient de verwachting gerechtvaardigd te zijn dat de gezaghebbende ouders binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen.

Belanghebbenden

Voor wat betreft het aanmerken van de moeder, de stiefvader en de grootmoeder (moederszijde) als belanghebbenden bij de onderhavige procedure, overweegt de kinderrechter als volgt.

In artikel 1:245 van het BW is bepaald dat minderjarigen onder gezag staan. Onder gezag wordt verstaan ouderlijk gezag of voogdij. Krachtens artikel 1:246 BW zijn minderjarigen onbevoegd tot het gezag. Volgens artikel 1:247 BW omvat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.

Ingevolge artikel 1:253b BW oefent de moeder uit wie het kind geboren wordt van rechtswege het gezag over het kind alleen uit indien ten aanzien van dat kind alleen het moederschap vaststaat, tenzij de moeder ten tijde van de bevalling onbevoegd was tot het gezag. De ten tijde van de bevalling tot het gezag onbevoegde moeder verkrijgt het gezag van rechtswege op het tijdstip waarop zij daartoe bevoegd wordt, tenzij op dat tijdstip een ander met het gezag belast is. Indien op bedoeld tijdstip een ander het gezag heeft, kan de tot het gezag bevoegde ouder de rechtbank verzoeken hem met het gezag over het kind te belasten.

Een ondertoezichtstelling betreft een gezagsbeperkende maatregel. Met een ondertoezichtstelling wordt beoogd de zorg te waarborgen die nodig is om een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van een minderjarige weg te nemen.

[minderjarige] is bij beschikking van 19 september 2011 onder voogdij van de grootmoeder (moederszijde: mz) gesteld. Uit die ambtshalve bekende beschikking van 19 september 2011 blijkt dat de moeder ten tijde van de geboorte van [minderjarige] minderjarig was en daarom onbevoegd tot het uitoefenen van het gezag over [minderjarige]. De moeder is inmiddels meerderjarig. Ten tijde van het bereiken van de meerderjarige leeftijd van de moeder was de grootmoeder (mz.) al met de voogdij over [minderjarige] belast. [minderjarige] heeft circa vijf jaar bij de grootmoeder (mz.) (en stiefgrootvader) gewoond. Sinds omstreeks december 2016 woont [minderjarige] bij de moeder en de stiefvader.

Uit de beschikbare informatie blijkt niet dat de moeder sinds het bereiken van de meerderjarige leeftijd de rechtbank verzocht heeft met het gezag over [minderjarige] belast te worden. Op het uittreksel van het gezagsregister staat dan ook nog steeds dat de grootmoeder (mz.) tot voogd van [minderjarige] is benoemd. Strikt formeel juridisch beschouwd raakt de verzochte ondertoezichtstelling derhalve alleen de grootmoeder (mz.) rechtstreeks. De kinderrechter stelt in dit verband vast dat deze strikte benadering past in de lijn van de jurisprudentie van de Hoge Raad, zoals met name neergelegd in de uitspraak van

25 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2665).

Sindsdien is echter het in dat kader relevante artikel 798, lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gewijzigd. Dit lid luidt sinds 1 januari 2015 als volgt: "Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder belanghebbende verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. Degene die niet de ouder is en de minderjarige op wie de zaak betrekking heeft gedurende ten minste een jaar als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, wordt aangemerkt als belanghebbende".

De uitvoerig gemotiveerde conclusie van 2 februari 2018 van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden mr. R.H. de Bock, zoals gepubliceerd op 16 februari 2018 (ECLI:NL:PHR:2018:113), biedt daarnaast steun voor de opvatting dat uit internationale wetgeving blijkt dat ouders in voldoende mate in het besluitvormingsproces ten aanzien van kindbeschermingsmaatregelen betrokken moeten worden, indien sprake is van "family life” en indien dat “family life” door de procedure geraakt wordt.

De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] in elk geval sinds december 2016 bij de moeder en de stiefvader woont en door hen wordt opgevoed en verzorgd (als behorend tot hun gezin). Daarbij kan nog onderscheid gemaakt geworden in de hoedanigheid van de moeder als “ouder” van [minderjarige] enerzijds en de stiefvader als “degene die niet de ouder is en de minderjarige op wie de zaak betrekking heeft gedurende ten minste een jaar als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt” anderzijds. Dat de moeder formeel juridisch (vooralsnog) niet bevoegd is gezagsbeslissingen ten aanzien van [minderjarige] te nemen, neemt niet weg dat zij (samen met de stiefvader) met de feitelijke verzorging en opvoeding invulling geeft aan het ouderlijk gezag, zoals omschreven in artikel 1:247 BW. Daarmee staat naar het oordeel van de kinderrechter eveneens buiten kijf dat tussen de moeder, de stiefvader en [minderjarige] sprake is van “family life” als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) , en dat dit “family life” door de procedure rond de verzochte ondertoezichtstelling wordt geraakt. Kennelijk doel van de verzochte ondertoezichtstelling is immers een alsdan aanwezig geachte ernstige bedreiging van de ontwikkeling van een minderjarig kind weg te nemen. Indien daartoe hulpverlening ten behoeve van de minderjarige veiliggesteld dient te worden door het (gedwongen) uitoefenen van invloed op de bij de verzorging en opvoeding van de minderjarige betrokken volwassene(n), dan dient de enkele omstandigheid dat die volwassene(n) niet formeel met het gezag is of zijn belast er naar het oordeel van de kinderrechter niet aan in de weg te staan die volwassene(n) als belanghebbende(n) aan te merken in een procedure rond een ondertoezichtstelling. Uit de beschikbare informatie van de raad blijkt dat met de verzochte ondertoezichtstelling met name ingrijpen in de opvoedomgeving bij de moeder en de stiefvader mogelijk moet worden. Dit brengt naar het oordeel van de kinderrechter met zich dat de moeder en de stiefvader behoren tot de kring van personen op wiens rechten of verplichtingen het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] rechtstreeks betrekking heeft.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de kinderrechter de moeder en de stiefvader van [minderjarige] als belanghebbenden bij het verzoek tot ondertoezichtstelling aanmerkt.

Ondertoezichtstelling

Met de raad, en op de daartoe door de raad aangevoerde gronden die de kinderrechter - na een eigen beoordeling en waardering - overneemt en tot de hare maakt, is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria als genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter neemt daarbij meer in het bijzonder in overweging dat uit de beschikbare informatie naar voren komt dat uit diverse bronnen blijkt dat [minderjarige] veelvuldig wordt gepest en uitgedaagd en daar niet adequaat op kan reageren. [minderjarige] vertoont dan zelfbepalend gedrag en is onvoldoende in staat rekening te houden met anderen. De moeder reageert geregeld met schreeuwen op het gedrag van [minderjarige]. In combinatie met de licht beperkte verstandelijke mogelijkheden van [minderjarige] maakt dit dat het zelfbepalend gedrag van [minderjarige] bij de moeder wordt versterkt. In samenhang gezien met de loyaliteit tussen de moeder en de grootmoeder, het verschil in opvoedstijl tussen de moeder en de grootmoeder, de verdeling van de zorg- en opvoedtaken ten behoeve van [minderjarige] en de handelingsverlegenheid rond traumatische ervaringen van [minderjarige] inzake pesten en seksueel misbruik, is de kinderrechter van oordeel dat inzet van een gezinsvoogd in het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om te waarborgen dat [minderjarige] de zorg krijgt die nodig is om de ernstige bedreiging van zijn ontwikkeling weg te nemen.

Gelet op de aard van de bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige] acht de kinderrechter de verwachting dat voor het wegnemen van die bedreiging gedurende een periode van twaalf maanden hulpverlening noodzakelijk zal zijn, niet onredelijk. De kinderrechter zal daarom de duur van de ondertoezichtstelling bepalen op een jaar.

Gezien het voorgaande wordt beslist als volgt.

De beslissing


De kinderrechter:

stelt [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [2011], onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, voor de duur van een jaar, derhalve tot 27 juni 2019;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.T.A.C. Russel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.A.M. van de Ven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2018.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch

Jurisprudentie 1

Parket bij de Hoge Raad 02-02-2018, ECLI:NL:PHR:2018:113


© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733