Rechtbank Rotterdam 18-04-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:4833

Datum publicatie19-06-2018
ZaaknummerC/10/547207/ JE RK 18-862 en C/10/547208/ JE RK 18-863
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Uithuisplaatsing 1:265a e.v. BW; Gesloten jeugdzorg; Raad voor de Kinderbescherming
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

RvdK wijzigt ter zitting mondeling haar verzoek machtiging uithuisplaatsing naar machtiging gesloten jeugdhulp. Kinderrechter: onzorgvuldig om dit zonder instemmingsverklaring, zonder schriftelijke onderbouwing en zonder met kind te bespreken, te doen. Besluit RvdK al week oud. Voortzetting crisisplaatsing kind niet in zijn belang. Onvoldoende reden voor uithuisplaatsing. Inzet intensieve thuisbegeleiding. Belangrijk dat niet over hoofden van moeder en kind heen plannen worden gemaakt, maar dat zij daarin worden betrokken.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd

zaakgegevens: C/10/547207 / JE RK 18-862 en C/10/547208 / JE RK 18-863

datum uitspraak: 18 april 2018

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam mindejarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2004 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder minderjarige] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 22 maart 2018 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.

Op 4 april 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Gehoord zijn:

- de minderjarige [naam mindejarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,

- de moeder,

- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster] ,

- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), dhr. [naam vertegenwoordiger] .

De vader, dhr. [naam vader minderjarige] , is (abusievelijk als belanghebbende) opgeroepen en niet verschenen.

Er is bijzondere toegang verleend aan een tante moederszijde.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam mindejarige] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam mindejarige] verblijft in een crisisopvang van Pameijer.

Bij beschikking van 22 maart 2018 is [naam mindejarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 22 juni 2018.

De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam mindejarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam mindejarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De Raad heeft ter zitting mondeling aangegeven het verzoek te willen wijzigen naar een verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp omdat [naam mindejarige] bij de crisisopvang volgens de Raad niet op zijn plaats zit. Het gaat niet goed met [naam mindejarige] op de crisisopvang. Hij is een dag voor de zitting weggelopen van de groep. [naam mindejarige] staat op de wachtlijst voor een driemilieuvoorziening. Teruggaan naar de moeder is volgens de Raad geen optie, nu er nog niets bereikt is. Indien een machtiging gesloten jeugdhulp niet mogelijk is, is de Raad van mening dat [naam mindejarige] toch bij de crisisopvang dient te blijven.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat het nog zes tot negen maanden zal duren tot er een plaats voor [naam mindejarige] vrijkomt in een driemilieuvoorziening. Het ging een lange tijd goed in de thuissituatie, maar nu lijkt het gedrag van [naam mindejarige] te verergeren. Volgens de GI wordt [naam mindejarige] negatief beïnvloed door oudere jongeren. De moeder is niet in staat om [naam mindejarige] hierin te begrenzen.

Het standpunt van de belanghebbende

Desgevraagd heeft de moeder ter zitting te kennen gegeven dat zij het niet eens is met het verzoek. [naam mindejarige] houdt zich weliswaar niet altijd aan de afspraken thuis, maar verder gaat het volgens de moeder goed met hem. De moeder zou graag zien dat [naam mindejarige] terug naar huis komt, mits hij zich aan de afspraken houdt. De moeder heeft aangegeven dat [naam mindejarige] hulp nodig heeft in het vinden van een dagbesteding.

De beoordeling
De kinderrechter stelt voorop dat zij het onzorgvuldig vindt dat de Raad, die blijkbaar inmiddels van oordeel is dat een gesloten machtiging is aangewezen in plaats van een machtiging voor een crisisplek, zonder instemmingsverklaring, zonder schriftelijke onderbouwing en zonder dat met [naam mindejarige] te bespreken, ter zitting aangeeft het verzoek te willen wijzigen in een verzoek om een gesloten machtiging. Dit is des te meer onzorgvuldig nu dit blijkbaar al een week voor de zitting door de Raad is besloten en bovendien toen al een (spoed)verzoek om een gesloten machtiging is afgewezen.

Uit de overgelegde stukken, het kindgesprek en de behandeling ter zitting is naar het oordeel van de kinderrechter gebleken dat er onvoldoende aanleiding is om [naam mindejarige] langer uit huis te plaatsen. Hoewel [naam mindejarige] zich niet altijd aan de regels houdt thuis, zouden hij en de moeder graag zien dat hij weer naar huis komt. Zowel [naam mindejarige] als de moeder hebben van de jeugdbeschermer van de GI ( [naam jeugdbeschermer] ) begrepen dat hij na vier weken weer naar huis mocht als hij zijn best zou doen en zich aan de regels zou houden. Op één incident na, is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat [naam mindejarige] zich niet aan de regels houdt en niet zijn best doet.

Daarbij komt dat ter zitting is gebleken dat de crisisopvang niet de juiste plek is voor [naam mindejarige] . De kinderrechter is van oordeel dat pas op grond van het raadsonderzoek kan worden bezien welke plaatsing het meest in het belang van [naam mindejarige] is. Tot die tijd zal de GI intensief contact moeten hebben en moeten overleggen met de moeder en [naam mindejarige] .

Voortzetting van de uithuisplaatsing in de crisisopvang is niet in het belang van [naam mindejarige] te achten. Aangezien [naam mindejarige] nog op de wachtlijst staat voor een plaatsing in een driemilieuvoorziening, zal [naam mindejarige] weer bij zijn moeder komen te wonen. De kinderrechter benadrukt daarbij dat er intensieve thuisbegeleiding dient te worden ingezet. De kinderrechter is van oordeel dat het van groot belang is dat niet over de hoofden van de moeder en [naam mindejarige] heen plannen worden gemaakt, maar dat zij daarin worden betrokken.

De kinderrechter zal het verzoek strekkende tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afwijzen. De beslissing op het verzoek tot de definitieve ondertoezichtstelling zal de kinderrechter aanhouden tot nader te noemen datum, nu het onderzoek door de Raad nog niet is voltooid. De Raad wordt verzocht de kinderrechter de rapportage uiterlijk twee weken voor de nader te noemen datum te doen toekomen.

De beslissing

De kinderrechter:

wijst het verzoek, voor zover het de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam mindejarige] betreft, af.

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI en de belanghebbende in deze zaak zal plaatsvinden op 11 juni 2018 te 14:00 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.

De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter.

Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI en de belanghebbende.

Verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.

Gelast de oproeping van de minderjarige tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2018.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733