Rechtbank Midden-Nederland 13-06-2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:2536

Datum publicatie18-06-2018
Zaaknummer6846991 UT VERZ 18-8770
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenMeerderjarigenbescherming; Bewind; Financieel misbruik personen;
Tuchtrecht / aansprakelijkheid; Tuchtrecht/aansprakelijkheid bewindvoerder/curator
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Meerderjarigenbewind. Bewindvoerder is aansprakelijk voor schade die betrokkene heeft geleden: tekortgeschoten in de zorg van goed bewindvoerder. Inkomenswijziging van betrokkene niet doorgegeven aan Belastingdienst waardoor te hoge voorschotten zijn verstrekt die zijn teruggevorderd en geen buffer opgebouwd voor grotere uitgaven. Schadevergoeding € 2.832,71.Toepassing van art. 1:362 BW jo. art. 1:445 lid 5 BW en art. 1:444 BW.

Volledige uitspraak


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bewindsbureau

locatie Utrecht

zaaknummer: 6846991 UT VERZ 18-8770

BM nummer: BM 13498

Beschikking d.d. 13 juni 2018

Op verzoek van:

DHC Bewind B.V.

correspondentieadres: Postbus [postbusnummer] , [postcode] [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen: DHC Bewind,

met betrekking tot het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan:

[naam onderbewindgestelde]

geboren te [geboorteplaats] op [1990] ,

wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,

hierna te noemen: [naam onderbewindgestelde] ,

tegen:

[verweerster] U.A.

correspondentieadres: Postbus [postbusnummer] , [postcode] [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen: [verweerster] .

1De procedure

1.1.

Op 29 maart 2018 is ter griffie ingekomen het verzoekschrift.

1.2.

Bij brief ter griffie ingekomen op 2 mei 2018 heeft [verweerster] gereageerd op het

verzoekschrift.

1.3.

De zaak is behandeld ter zitting van 29 mei 2018. Verschenen zijn: DHC Bewind,

[naam onderbewindgestelde] , [verweerster] en de hulpverlener van [naam onderbewindgestelde] . Van het verhandelde ter

zitting zijn aantekeningen bijgehouden.

2De feiten

2.1.

Bij beschikking van 3 juli 2013 heeft de kantonrechter te Utrecht een bewind

ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [naam onderbewindgestelde] . In

diezelfde beschikking is [verweerster] benoemd tot bewindvoerder.

2.2.

Bij beschikking van 10 maart 2017 heeft de kantonrechter te Utrecht [verweerster]

ontslagen als bewindvoerder en DHC Bewind benoemd tot opvolgend bewindvoerder.

2.3.

Bij verzoekschrift van 23 maart 2018 stelt DHC Bewind [verweerster]

aansprakelijk, nu volgens DHC Bewind [verweerster] tijdens de periode dat [naam onderbewindgestelde] bij

[verweerster] onder bewind stond de zaken van [naam onderbewindgestelde] niet goed heeft behartigd.

2.4.

[verweerster] heeft geen actie ondernomen richting Belastingdienst/Toeslagen,

waardoor er terugvorderingen zorg- en huurtoeslag zijn ontstaan. De totale vordering was

€ 3.724,00. De nu nog openstaande vordering is € 2.832,00. Ter zitting heeft [verweerster]

verklaard geen salarisstroken van [naam onderbewindgestelde] te hebben ontvangen, waardoor de hoogte van

het inkomen niet precies duidelijk was, en dat ten tijde van de aanvraag van de toeslagen het

inkomen van [naam onderbewindgestelde] lager was. Volgens [naam onderbewindgestelde] werd zijn salaris op de beheerrekening

gestort, waardoor het inkomen wel degelijk bij [verweerster] bekend was.

2.5.

[verweerster] had gelet op het hoge inkomen van [naam onderbewindgestelde] de bijzondere bijstand

moeten stopzetten. Doordat dit niet gebeurd is, heeft de gemeente de volledige bijzondere

bijstand uitgekeerd. De gemeente heeft besloten de te veel uitgekeerde bedragen niet terug te

vorderen, om de situatie van [naam onderbewindgestelde] niet verder te bemoeilijken.

2.6.

Ziggo werd betaald via automatische afschrijvingen totdat er op 12 december 2016 het bericht kwam dat er onvoldoende geld aanwezig was op de beheerrekening. De reden hiervoor was dat [naam onderbewindgestelde] van baan was gewisseld en bij de vorige werkgever de teveel opgenomen vakantie uren waren verrekend met het salaris. [verweerster] heeft op dat moment niets ondernomen, omdat er geen geld was. Op 6 februari 2017 is er door [verweerster] weer een betaling aan Ziggo gedaan van € 317,60 (twee maanden ad € 158,80), maar in de tussentijd heeft er wel afsluiting plaatsgevonden. Een nog openstaand bedrag van

€ 226,52 is door DHC Bewind als opvolgend bewindvoerder betaald.

2.7.

Doordat het factuur voor studieboeken van Van Dijk niet door [verweerster] is

betaald, is de vordering uit handen gegeven aan LAVG Gerechtsdeurwaarders en

zijn de kosten opgelopen tot € 530,27.

2.8.

[naam onderbewindgestelde] heeft een bedrag van € 820,00 geleend van zijn vader en [verweerster]

heeft toegezegd dat het budgettair mogelijk was maandelijks een bedrag van € 100,00 af te

lossen. Er heeft echter maar één maand een aflossing plaatsgevonden.

2.9.

Er is door [verweerster] toegezegd dat er door de Hoge Raad een onderzoek is gestart

naar de vordering van Vodafone van € 3.432,00 en dat deze mogelijk kwijtgescholden kan

worden. [naam onderbewindgestelde] heeft vorige jaar oktober zelf contact gehad met het incassobureau en

vernomen dat zolang er een onderzoek loopt door de Hoge Raad er geen betaalverplichting

is. Ter zitting heeft [naam onderbewindgestelde] [verweerster] bedankt voor de gegeven informatie en aangeven

dat hij hoopt dat deze informatie hem wellicht verder helpt in het kwijtschelden van de

vordering.

2.10.

Er had een bedrag van € 2.039,00 van de vordering van het CAK kwijtgescholden

moeten worden.

2.11.

DHC Bewind heeft tijdens de zitting een schuldenoverzicht naar het Bewindsbureau gemaild. Hieruit blijkt een totale schuldenlast van € 17.716,24 waarvan al € 5.484,76 is afgelost. In de eerder door op 28 april 2017 ondertekende en op 25 oktober 2017 ingediende boedelbeschrijving is door DHC Bewind opgenomen dat de schuldenlast op dat moment

€ 12.207,83 bedroeg.

3Het verzoek en verweer

3.1.

DHC Bewind verzoekt [verweerster] te veroordelen tot vergoeding van een bedrag

van € 11.171,00 aan schade. Dit bedrag is exclusief de emotionele schade.

3.2.

Volgens DHC Bewind is [verweerster] tekortgeschoten in de uitoefening van zijn

taak als bewindvoerder, nu er fouten zijn gemaakt bij het aanvragen van de toeslagen en de

bijzondere bijstand en bij de betaling van de vorderingen van Ziggo, Van Dijk, Vodafone en

het CAK.

3.3.

Daarnaast stelt DHC Bewind dat door het niet aflossen van de lening de

familieband tussen vader en zoon ernstig verstoord is. Ook is na een aantal jaren onder

bewind de schuldpositie op eenzelfde niveau is gebleven. Het bedrag op de eind rekening en

verantwoording is niet juist. Ter zitting heeft DHC Bewind verklaard dat hij uitkwam op een

schuldenlast van € 15.245,82 in plaats van € 11.655,10. Bovendien heeft [naam onderbewindgestelde] door het

mismanagement vanuit [verweerster] emotionele schade heeft opgelopen. Ter zitting heeft

[naam onderbewindgestelde] verklaard dat het hem dwars zit dat hij geen stap is opgeschoten door het bewind.

[naam onderbewindgestelde] heeft ook aangegeven dat hij geen schuldentraject in wilde en nog steeds

niet wil. Hij heeft de schulden zelf gemaakt en wil er ook zelf van af komen.

3.4.

[verweerster] heeft verweer gevoerd en stelt dat er geen sprake is van schade door

zijn toedoen en/of van mismanagement.

3.5.

Volgens [verweerster] zijn de belastingaangiftes tijdig en correct gedaan en valt het te betreuren dat Belastingdienst/Toeslagen zo traag is met de administratieve afhandeling. De facturen van Ziggo en Van Dijk konden niet direct betaald worden, omdat er geen geld was. Doordat [naam onderbewindgestelde] vaak dramde om extra geld en daar vaak aan toe werd gegeven, is er geen buffer opgebouwd. Bovendien is het eerste bericht over de studieboeken van Van Dijk dat hij van [naam onderbewindgestelde] heeft ontvangen de aanmaning van [achternaam] Incasso voor een bedrag van

€ 65,34. Naar aanleiding van een mededeling van Bureau WSNP waarin bewindvoerders worden geïnformeerd over arresten van de Hoge Raad, heeft [verweerster] geen aanpassingen aangebracht in de ingediende vordering van Vodafone. In reactie op de vraag van de kantonrechter ter zitting of het klopt dat er voor de periode dat [naam onderbewindgestelde] enkel zak- en kleedgeld ontving een bedrag van de vordering van het CAK kwijtgescholden had moeten worden, heeft [verweerster] aangegeven dat hij dat antwoord schuldig moet blijven.

3.6.

[verweerster] stelt dat [naam onderbewindgestelde] de rekening en verantwoordingen zelf heeft ondertekend en er dus weet van heeft dat zijn stelling over de schuldpositie onjuist is. Volgens [verweerster] was de schuldenlast eind 2013 € 22.714,51. Uit de eind rekening en verantwoording blijkt dat deze schuldenlast op 15 maart 2017 is afgenomen naar

€ 11.655,10. Er zijn niet eerder vragen gesteld over de eind rekening en verantwoording. De schulden zijn afgenomen, ondanks dat [naam onderbewindgestelde] gelden aan het beheer heeft onttrokken en nieuwe verplichtingen is aangegaan zonder toestemming en vooroverleg.

4. De overwegingen van de kantonrechter

4.1.

In artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk is, als hij te kort schiet in de zorg van een goed bewindvoerder, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Dit betekent dat de handelswijze van de bewindvoerder, ook al is hierdoor schade ontstaan, niet automatisch leidt tot aansprakelijkheid. Gekeken zal moeten worden of de bewindvoerder heeft gehandeld in strijd met hetgeen van een zorgvuldig handelde bewindvoerder verwacht mag worden.

4.2.

Voorts bepaalt artikel 1:362 BW, dat ingevolge artikel 1:445 lid 5 BW van overeenkomstige toepassing is bij bewind, dat de kantonrechter op verzoek van de bewindvoerder of ambtshalve de schade kan vaststellen die de rechthebbende door slecht bewind van de voormalige bewindvoerder heeft geleden en de voormalige bewindvoerder tot vergoeding daarvan kan veroordelen.

Terugvorderingen zorg- en huurtoeslag

4.3.

Gebleken is dat [verweerster] op het moment dat het inkomen van [naam onderbewindgestelde] wijzigde dit niet aan Belastingdienst/Toeslagen heeft doorgegeven, waardoor er te hoge voorschotten zijn verstrekt en er bij de definitieve berekening van de toeslagen terugvorderingen zijn ontstaan. Dat er volgens [verweerster] tijdig en correct aangifte inkomstenbelasting is gedaan, is niet relevant, nu de voorschotten worden berekend met een door de aanvrager van de toeslagen doorgegeven (geschat) inkomen. Er wordt op voorschotbeschikkingen ook aangegeven dat goed gecontroleerd moet worden met welke gegevens de voorschotten zijn berekend en dat indien deze gegevens onjuist zijn of veranderen dit tijdig aan Belastingdienst/Toeslagen moet worden doorgegeven. Indien het inkomen niet precies duidelijk is, kan beter een te hoog geschat inkomen dan te laag geschat inkomen worden doorgegeven, om terugvorderingen te voorkomen. Pas bij de definitieve berekening van de toeslagen wordt uitgegaan van het inkomen dat door de inspecteur van de Belastingdienst wordt vastgesteld met de aanslag inkomstenbelasting.

4.4.

De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat [verweerster] op dit punt tekortgeschoten is in de zorg van een goed bewindvoerder en dat deze tekortkoming hem kan worden toegerekend. Het verzoek om de schade te vergoeden zal daarom worden toegewezen.

4.5.

Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat de schade uit de extra kosten (rente en eventuele andere kosten met betrekking tot de terugvordering), nu het voorschot door [naam onderbewindgestelde] is ontvangen en de terugvordering daarvan dus niet gezien kan worden als schade. Geen van partijen heeft aangegeven hoeveel de extra kosten bedragen. De kantonrechter zal daarom op grond van artikel 6:97 BW een schatting maken van de schade.

4.6.

Uit de definitieve beschikkingen blijkt dat er een bedrag van € 285,00 aan zorgtoeslag 2014, een bedrag van € 479,00 aan huurtoeslag 2014, een bedrag van € 955,00 aan zorgtoeslag 2015 en een bedrag van € 1.346,00 aan huurtoeslag 2015 wordt teruggevorderd. Dat deze bedragen inclusief rente zijn, blijkt uit de voorschotbeschikking 2015 waarmee aan [naam onderbewindgestelde] een bedrag van € 942,00 aan zorgtoeslag en een bedrag van

€ 1.327,00 aan huurtoeslag is verleend. De rente met betrekking tot de toeslagen over 2015 bedraagt dus € 32,00. Uit de eind rekening en verantwoording en de boedelbeschrijving blijkt echter dat de terugvordering van zorgtoeslag 2015 is gestegen naar € 971,00 en de terugvordering van de huurtoeslag 2015 naar € 1.362,00. Er is dus nog een bedrag van

€ 32,00 aan kosten bij gekomen. De extra kosten met betrekking tot de terugvordering van de toeslagen over 2015 bedragen daarmee € 64,00. Dit is afgerond 2,75 % van de totale terugvordering van € 2.333,00. De totale terugvordering van de toeslagen over 2014 bedraagt volgens de eind rekening en verantwoording en de boedelbeschrijving € 786,00. 2,75 % daarvan maakt een bedrag aan extra kosten van afgerond € 21,62.

4.7.

Uit het schuldenoverzicht blijkt dat de totale terugvordering van de toeslagen nog verder is opgelopen naar € 3.724,00 door een terugvordering van de zorgtoeslag 2016 (gelet op het beschikkingsnummer). Het verschil met de totale terugvordering volgens de eind rekening en verantwoording en de boedelbeschrijving bedraagt € 605,00. De extra kosten met betrekking tot de terugvordering van de toeslag over 2016 bedragen, als wordt uitgegaan van die 2,75 %, € 16,64.

4.8.

Gelet op het voorgaande bepaalt de kantonrechter dat de schade € 102,26 bedraagt.

Bijzondere bijstand

4.9.

Gebleken is dat nu de gemeente de bijzondere bijstand niet terugvordert, er geen sprake is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt en waarvoor [verweerster] aansprakelijk kan worden gesteld.

Ziggo

4.10.

Het inkomen van een rechthebbende kan een keer wisselen, maar als de bewindvoerder dat merkt moet er of een buffer zijn opgebouwd of actie worden ondernomen voor het tekort. Naar het oordeel van de kantonrechter is [verweerster] door beide niet te doen, tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder en kan deze tekortkoming hem kan worden toegerekend. Het verzoek om de schade van € 226,52 te vergoeden zal daarom worden toegewezen.

Studieboeken Van Dijk

4.11.

Hiervoor geldt hetzelfde als voor de vordering van Ziggo; was er een buffer geweest dan had het bedrag niet hoeven oplopen. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat [verweerster] ook op dit punt tekortgeschoten is in de zorg van een goed bewindvoerder en dat deze tekortkoming hem kan worden toegerekend. De te vergoeden schade is het bedrag aan extra incassokosten van € 464,93 (€ 530,27 - € 65,34).

Lening van vader

4.12.

De kantonrechter is van oordeel dat niet gebleken is dat er sprake is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt en waarvoor [verweerster] aansprakelijk kan worden gesteld. Er is een lening afgesloten en deze moet nog verder worden afgelost. Dat dit niet zo snel gaat als in eerste instantie toegezegd is, maakt niet dat er sprake is van schade.

Vodafone

4.13.

De kantonrechter is van oordeel dat, nu er geen betaalverplichting is en de vordering niet is gestegen, niet gebleken is dat er sprake is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt en waarvoor [verweerster] aansprakelijk kan worden gesteld.

Kwijtschelding CAK

4.14.

Nu niet door [verweerster] is weersproken dat er een bepaalde periode kwijtschelding van de eigen bijdrage van het CAK had moeten worden verleend, moet dit op grond van artikel 149 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering als vaststaand worden beschouwd. Er is niet gebleken dat [verweerster] actie heeft ondernomen tegen de te hoge vordering.

4.15.

Naar het oordeel van de kantonrechter is [verweerster] hiermee tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder en kan deze tekortkoming hem kan worden toegerekend. Het verzoek om de schade van € 2.039,00, te weten het bedrag dat had moeten worden kwijtgescholden, te vergoeden, zal daarom worden toegewezen.

Schuldpositie is op hetzelfde niveau gebleven

4.16.

Onvoldoende is gebleken dat de schuldenlast op de door [verweerster] ingediende eind rekening en verantwoording op het moment van opmaken onjuist was. Het is niet duidelijk wanneer de verhogingen van de vorderingen volgens de boedelbeschrijving en het schuldenoverzicht hebben plaatsgevonden danwel wanneer de nieuwe vorderingen volgens de boedelbeschrijving en het schuldenoverzicht zijn ontstaan. Daarnaast zitten er grote verschillen tussen de verklaring van DHC Bewind, de boedelbeschrijving en het schuldenoverzicht. Bovendien is er wel degelijk sprake van een afname van de schuldpositie sinds het begin van het bewind in 2013.

4.17.

Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat er niet gebleken is dat er sprake is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt en waarvoor [verweerster] aansprakelijk kan worden gesteld.

Emotionele schade door mismanagement

4.18.

Ingevolge artikel 6:95 BW bestaat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft.

4.19.

Volgens artikel 6:106 BW heeft de benadeelde in drie gevallen recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De kantonrechter overweeg dat niet voldoende is gebleken dat een van deze gevallen van toepassing is.

4.20.

Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat er niet gebleken is dat er sprake is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt en waarvoor [verweerster] aansprakelijk kan worden gesteld.

Rente

4.21.

Ambtshalve wordt vastgesteld dat [verweerster] rente verschuldigd is. Nu uit de stellingen van [naam onderbewindgestelde] niet blijkt dat [verweerster] in verzuim is komen te verkeren, zal de rente worden toegewezen vanaf de datum van het verzoekschrift.

5De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

veroordeelt [verweerster] om aan [naam onderbewindgestelde] te betalen een bedrag van € 2.832,71, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 29 maart 2018 tot de dag van volledige betaling;

5.2.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

5.3.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Neijt, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.

Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733