Rechtbank Rotterdam 06-03-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:3523

Datum publicatie01-05-2018
ZaaknummerC/10/541248/KG ZA 17-1366
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Omgang biologische (niet jur.) vader;
Familieprocesrecht; Kort geding art. 254 Rv
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Man X verzoekt in kort geding omgangsregeling met kind dat binnen huwelijk vrouw met andere man (Z) is geboren.
Vrouw is hierop tegen, omdat nog niet vast staat dat man X de vader is. Verder waren er volgens haar nog geen echte contacten tussen kind en X.
Voorzieningenrechter: de enkele stelling van de man dat een omgangsregeling dient te worden opgestart vanwege het hechtingsproces met de minderjarige, is onvoldoende om het spoedeisend belang aan te nemen.
X niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie

zaaknummer / rolnummer: C/10/541248 / KG ZA 17-1366

Vonnis in kort geding van 6 maart 2018

in de zaak van

[naam eiser] ,

wonende te [woonplaats eiser] ,

eiser,

advocaat mr. G.A. Nandoe Tewarie te Leiden,

tegen

[naam gedaagde] ,

wonende te [woonplaats gedaagde] ,

gedaagde,

advocaat mr. H. Vrijhof te Rotterdam .

Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding met producties van de man;

  • de pleitnota van de vrouw.

1.2.

De behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2018.

Bij die gelegenheid zijn de man, bijgestaan door zijn advocaat, de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en mevrouw [naam] namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) gehoord.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Uit de vrouw is, binnen haar huwelijk met een andere man, geboren de minderjarige dochter [naam minderjarige] .

3Het geschil

3.1.

De man vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw te veroordelen tot het meewerken aan begeleiding door een deskundige van Jeugdzorg of een andere daartoe bevoegde instelling met als doel de communicatie tussen partijen op te

starten c.q. te herstellen, alsmede de vrouw te veroordelen tot het verlenen van haar medewerking aan een omgangsregeling tussen de man en genoemde minderjarige.

3.2.

De vrouw voert verweer en bepleit de man niet-ontvankelijk te verklaren.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

Spoedeisendheid
4.1.

Alvorens toe te komen aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering, moet worden beoordeeld of sprake is van een spoedeisend belang. Bij het beoordelen van de spoedeisendheid dient de vraag beantwoord te worden of van de man niet gevergd kan worden dat hij een bodemprocedure afwacht. De man stelt dat de spoedeisendheid gelegen is in het hechtingsproces tussen de man en de minderjarige dochter. De vrouw voert aan dat op dit moment nog niet met zekerheid vast staat of de man de biologische vader van de minderjarige dochter is. Zij stelt zich voorts op het standpunt dat er na de geboorte van de minderjarige dochter nog geen echte contacten tussen de man en de minderjarige hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat niet van de man gevergd kan worden dat hij een bodemprocedure afwacht. Niet gebleken is dat tussen partijen afspraken zijn gemaakt over de contacten tussen de man en de minderjarige. De man heeft de minderjarige nog nauwelijks gezien en de biologische afstamming van de minderjarige staat nog niet vast. De enkele stelling van de man dat een omgangsregeling dient te worden opgestart vanwege het hechtingsproces met de minderjarige, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om het spoedeisend belang aan te nemen.

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter daarom van oordeel dat de man geen spoedeisend belang heeft, zodat de man niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

Proceskosten

4.2.

Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;

5.2.

compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2018. 1

1

2754 / 2303



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733