Gerechtshof 's-Hertogenbosch 26-04-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1789

Datum publicatie27-04-2018
Zaaknummer200.219.766_01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Co-ouderschap
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Gelijkwaardig ouderschap ex art. 1:247 lid 4 BW verplicht niet tot 50%-50% verdeling. Verzoek vader tot herstel co-ouderschap afgewezen. Voor welslagen co-ouderschapsregeling noodzakelijk dat beide ouders in staat zijn om behoorlijk overleg met elkaar te voeren, dat zij een gemeenschappelijke visie hebben over de verzorging en opvoeding van de kinderen én dat zij dit kunnen uitstralen naar de kinderen toe. Hier geen sprake van, zelfs hulp nodig voor het maken van afspraken.
Huidige weekendregeling het meest haalbare.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak: 26 april 2018

Zaaknummer: 200.219.766/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/02/290777 FA RK 14-7825

in de zaak in hoger beroep van:

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. A.M.C.J. Dekkers-de Jong.

tegen

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. D.C.M. Smeulders-Martens,

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest-Nederland,

vestiging: [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen: de raad.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 18 april 2017.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 juli 2017, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog een co-ouderschapsregeling op te leggen tussen partijen, inhoudende dat de kinderen bij de vader zullen verblijven eenmaal per twee weken van vrijdag 19.00 uur tot vrijdag 19.00 uur, alsmede te bepalen dat er op de woensdag dat de kinderen bij de moeder verblijven (en vice versa) een skypemoment dient plaats te vinden tussen de vader en de kinderen tussen 19.00 uur en 19.30 uur, dan wel dat een zorgregeling wordt vastgesteld die ruimer is dan de regeling die de rechtbank heeft vastgelegd bij de bestreden beschikking.

2.2.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 augustus 2017, heeft de moeder verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 maart 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

  • partijen, bijgestaan door hun advocaten;

  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

  • het V-formulier van advocaat van de moeder van 30 augustus 2017 met bijlagen;

  • het V-formulier van advocaat van de moeder van 8 maart 2018 met één bijlage;

  • het ter zitting door de advocaat van de moeder overgelegde “Cliëntplan Kompaan en De Bocht” van 13 maart 2018.

3De beoordeling

3.1.

Partijen zijn op 17 september 2010 met elkaar gehuwd. Zij zijn de ouders van:

  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;

  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .

Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.

De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.

3.2.

Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 30 oktober 2014 heeft de voorzieningenrechter, kort gezegd, een co-ouderschapsregeling vastgesteld waarbij de kinderen de ene week bij de vader verblijven en de andere week bij de moeder.

3.3.

Bij beschikking van 27 juli 2015 heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorlopig bepaald, totdat daarover nader is beslist, dat de vader en de kinderen gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per twee weken van zondag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur. Nadat de moeder hiervan in hoger beroep is gekomen, heeft het hof bij beschikking van 10 maart 2016 de co-ouderschapsregeling bekrachtigd.

3.4.

Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover thans relevant, bepaald dat de vader en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op de wijze als omschreven in rechtsoverweging 2.12 van die beschikking, en verder nader in onderling overleg door partijen te regelen.

Het hof begrijpt dat deze regeling, kort gezegd, inhoudt dat de kinderen bij de vader verblijven vanaf juli 2017:

  • één keer per veertien dagen van vrijdag na school tot maandag naar school;

  • iedere woensdagmiddag na school tot 18.00 uur, waarbij de kinderen hebben gegeten bij de vader voordat ze naar de moeder teruggaan;

  • de helft van de schoolvakanties en feestdagen.

3.5.

De vader kan zich met deze zorgregeling niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. In zijn appelschrift voert hij, kort samengevat, het volgende aan.

Kompaan heeft nooit gezegd dat een co-ouderschapsregeling niet in het belang van de kinderen is. Kompaan heeft aangegeven het verloop van de hulpverlening te willen bekijken om van daaruit de mogelijkheden en beperkingen beter te kunnen inschatten.

Het is juist dat partijen elkaar niet altijd goed begrijpen en/of een andere mening hebben. De communicatie verloopt echter wel rustig en met respect voor elkaar.

De vader heeft de indruk dat het voor de kinderen goed is om evenveel tijd met hem door te brengen als met de moeder. Er was lange tijd sprake van een co-ouderschap, van 2 november 2014 tot en met juli 2016. Tijdens deze periode hebben er nauwelijks incidenten plaatsgevonden en is er nauwelijks correspondentie geweest tussen de advocaten over de invulling van het co-ouderschap. De moeder heeft evenmin wijziging verzocht van de co-ouderschapsregeling. De regeling liep goed. Er heeft in juli 2016 een incident tussen partijen plaatsgevonden; dit kan er niet toe leiden dat de co-ouderschapsregeling niet meer hervat kan worden.

De zorgregeling vindt weer op een normale manier plaats en de kinderen ondervinden er geen hinder van dat de communicatie tussen partijen niet soepel verloopt.

Partijen zijn in staat gebleken om zonder de bemoeienis van Kompaan allerlei aanvullende afspraken te maken en zij zijn samen als ouders al een paar keer ergens naar toe geweest. Partijen hebben op regelmatige basis contact met elkaar en slagen er zonder ongeregeldheden in om afspraken te maken.

3.6.

De moeder voert in haar verweerschrift, kort samengevat, het volgende aan.

De co-ouderschapsregeling verliep zeer gespannen, mede door de beperking van de vader. Hierdoor, zoals Kompaan concludeerde, heeft de vader onvoldoende mogelijkheden om inzicht te krijgen in zijn eigen handelen en het belang van onderscheid maken tussen de ouderrol en de ex-partnerrol.

De vader vindt dat hij als ouder recht heeft op een co-ouderschapsregeling en dat alle hulpverlening moet zijn gericht op het herstel hiervan. De moeder vindt dat de kinderen moeten opgroeien in een veilig opvoedklimaat en zij betwijfelt of de vader dit kan bieden. De moeder is binnen het Signs of Safety-traject van start gegaan met intensieve opvoedondersteuning. Zij heeft vanaf het begin alle hulpverlening aanvaard en getracht tot afspraken te komen. Helaas blijkt dit in de praktijk onmogelijk, mede vanwege het feit dat de vader zijn beperkingen op gebied van de verzorging en opvoeding van de kinderen en de daarmee samenhangende communicatie ontkent.

De moeder zegt niet dat de kinderen het slecht hebben bij de vader, maar de vader betrekt de kinderen, waarschijnlijk onbedoeld, teveel bij de constant aanwezige problematiek tussen de ouders. De overdrachtsmomenten verlopen redelijk, omdat de moeder geen serieuze gespreksonderwerpen aankaart. Het blijkt moeilijk om samen beslissingen te nemen, omdat er geen sprake is van (volledig) wederzijds vertrouwen.

Partijen functioneren en communiceren op een totaal andere manier en blijven het lastig vinden om dingen met elkaar af te stemmen. Om deze reden is het traject bij Kompaan nog altijd niet afgerond en is partijen geadviseerd om deel te nemen aan een langdurig hulpverleningstraject dat is gericht op hulp bij het nemen van (gezamenlijke) beslissingen. Voor het slagen van een co-ouderschapsregeling is een bepaalde samenwerking nodig, die bij partijen niet mogelijk is.

3.7.

De raad heeft ter zitting geadviseerd om de huidige zorgregeling, waarbij de kinderen goed gedijen, te continueren. Co-ouderschap acht de raad niet in het belang van de kinderen, omdat de visie van ouders over de opvoeding van de kinderen teveel uiteen loopt. Als de kinderen ouder worden, krijgen de ouders meer te maken met de eigen wensen en verwachtingen van de kinderen en de raad acht de ouders niet in staat om één lijn te trekken hierin. Bij een co-ouderschap voorziet de raad vooral op de langere termijn een probleem als de kinderen zelf moeten zoeken naar hun opvoedingslijn, hetgeen niet in hun belang is. De raad vreest dat de kinderen dan teveel verschillende boodschappen gaan krijgen en niet meer weten waar ze aan toe zijn.

Het hof overweegt als volgt.

3.8.1.

Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.

In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen.

De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

3.8.2.

Tussen partijen is in geschil op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient te worden vastgesteld: kort gezegd wenst de vader een co-ouderschapsregeling en de moeder een weekendregeling.

3.8.3.

Ingevolge artikel 1:247, vierde lid, BW, voor zover hier van belang, behoudt een kind over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen na ontbinding van het huwelijk recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. Anders dan de vader wellicht meent, verplicht het uitgangspunt van gelijkwaardig ouderschap zoals vervat in artikel 1:247, vierde lid, BW niet tot een 50% - 50% verdeling van de tijd die het kind bij elke ouder doorbrengt (zie de beschikking van de Hoge Raad van 21 mei 2010, LJN BL 7407).

3.8.4.

Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de onderlinge communicatie tussen partijen sinds het uiteengaan van partijen in 2014 erg moeizaam verloopt en ook enkele maanden geheel afwezig is geweest. Dit heeft er toe geleid dat de vader en de kinderen elkaar in de periode van juli 2016 tot december 2016 niet hebben gezien. Dankzij de bemiddeling van Kompaan en De Bocht zijn de contacten tussen de vader en de kinderen hervat en wordt er inmiddels uitvoering gegeven aan, kort gezegd, een reguliere weekendregeling. Het staat niet ter discussie dat partijen deze regeling nakomen en dat de kinderen zich er bij prettig bij voelen. Uit het ter zitting overgelegde Cliëntplan Kompaan en De Bocht van 13 maart 2018 blijkt dat de ouders blijvend ondersteuning nodig hebben in het oplossen van praktische problemen. De ouders worden tot op heden professioneel (en frequent) begeleid door Kompaan en De Bocht om met elkaar tot afspraken te komen over de kinderen. Het hof acht het zeer positief dat de ouders in het belang van de kinderen de hulpverlening van Kompaan en De Bocht hebben geaccepteerd en dat zij erin zijn geslaagd om uitvoering te geven aan de weekendregeling. Voor het welslagen van een co-ouderschapsregeling is het echter noodzakelijk dat beide ouders in staat zijn om behoorlijk overleg met elkaar te voeren, dat zij een gemeenschappelijke visie hebben over de verzorging en opvoeding van de kinderen én dat zij dit kunnen uitstralen naar de kinderen toe. Deze ouders hanteren evident een andere opvoedingsstijl en hebben verschillende visies ten aanzien van de verzorging en opvoeding van de kinderen, waardoor zij regelmatig tegenover elkaar komen te staan. Nu daarnaast de onderlinge verstandhouding en communicatie tussen de ouders nog veel te wensen overlaat en zij tot op heden de hulp van Kompaan en De Bocht nodig hebben om tot afspraken te komen, acht het hof een co-ouderschap niet haalbaar. Bij een co-ouderschap vreest het hof, met de raad, dat de kinderen belast zullen worden met discussies tussen beide ouders over wat wenselijk is in hun verzorging en opvoeding. Het gevolg hiervan is dat de kinderen zelf een weg zullen moeten kiezen in hun opvoeding en het hof acht dat niet in het belang van de kinderen. Het uitzetten van een opvoedingslijn behoort immers tot de verplichtingen en verantwoordelijkheden van ouders. Van deze ouders vergt het op dit moment al genoeg dat zij op bepaalde punten moeten accepteren dat er altijd bepaalde verschillen zullen blijven bestaan tussen hen als opvoeders en hebben zij nog een flinke slag te slaan in elkaar daarin te leren respecteren. Het hof is daarom van oordeel dat de weekendregeling waaraan thans uitvoering wordt geven zowel voor de ouders als de kinderen het meest haalbare is.

Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de door de vader gewenste co-ouderschapsregeling niet in het belang van de kinderen is, zodat het hof dit verzoek zal afwijzen.

3.8.5.

Ter zitting van het hof is gebleken dat partijen in onderling overleg de zorgregeling enigszins hebben aangepast in die zin dat zij het aanvangstijdstip hebben gewijzigd naar vrijdag 12.00 uur en dat het contactmoment op de woensdagmiddag is komen te vervallen. Nu partijen het hierover eens zijn, zal het hof dit onderdeel van de zorgregeling vastleggen in het dictum van deze beschikking. Omwille van de leesbaarheid zal het hof de gehele zorgregeling vernietigen en opnieuw vaststellen.

3.8.6.

Beslist wordt als volgt.

4De beslissing

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking, voor zover daarin met verwijzing naar rechtsoverweging 2.12 in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met ingang van juli 2017 is bepaald dat de vader gerechtigd is tot het hebben van contact met de kinderen;

en, opnieuw rechtdoende:

stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 1] (geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ) en [minderjarige 2] (geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ) de volgende regeling vast:

  • één keer in de veertien dagen van vrijdag 12.00 uur tot maandag naar school;

  • de helft van de schoolvakanties met uitzondering van de zomervakantie;

  • in de zomervakantie:

o het ene jaar: twee weken aaneengesloten bij de vader, dan één week bij de moeder, één week bij de vader en weer twee weken bij de moeder;

o het andere jaar: twee weken aaneengesloten bij de moeder, dan één week bij de vader, één week bij de moeder en weer twee weken bij de vader;

o in onderling overleg verder af te stemmen.

- de helft van de feestdagen, waarbij de kinderen gedurende de Kerstdagen bij iedere ouder één dag zullen doorbrengen, Oud en Nieuw om het jaar bij de vader danwel de moeder vieren en de overige feestdagen bij helfte worden gedeeld;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en A.J. van de Rakt en is op 26 april 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733