Rechtbank Amsterdam 28-02-2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:1092

Datum publicatie11-04-2018
ZaaknummerC/13/606655 / FA RK 16-2654
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenIPR familierecht; IPR ontbinding huwelijk;
Familieprocesrecht; Bevoegdheid
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Echtscheidingsverzoek aangehouden (art. 12 Rv) in afwachting van beslissing Marokkaanse rechter. NL rechter verklaart zich onbevoegd omdat beslissing Marokkaanse rechter voor erkenning in NL vatbaar (art. 10:57 jo 10:59 BW). Nu NL rechter niet bevoegd ten aanzien van verzoek tot echtscheiding, moeten verzoeken betreffende afwikkeling huwelijksvermogen bij dagvaarding worden ingesteld. Gelegenheid uitlaten verzoeker (art. 69 Rv).

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummers / rekestnummers: C/13/606655 / FA RK 16-2654 (echtscheiding) en

C/13/625131 / FA RK 17/1478 (verdeling en verrekening (HH/MBE)

Beschikking van 28 februari 2018 betreffende echtscheiding

in de zaak van:

[de man] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

verzoekende tevens verwerende partij,

hierna mede te noemen de man,

advocaat mr. J.A. de Jonge te Amsterdam,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

verwerende tevens verzoekende partij,

hierna mede te noemen de vrouw,

(thans) advocaat G. Raap te Almere.

1Het verloop van de procedure

1.1.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken waaronder:

1. het verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken van de zijde van de man, ingekomen op 11 april 2016;

2. het verweerschrift van de vrouw, ingekomen op 1 juli 2016;

3. een brief met diverse stukken van de zijde van de vrouw, ingekomen op 18 juli 2016;

4. de reactie van de man op het verweerschrift van de vrouw, ingekomen op 24 augustus 2016;

5. een brief van de vrouw betreffende de procedure in Marokko, ingekomen op 29 augustus 2016;

6. een aanvullend verzoek van de vrouw inhoudende het verzoek tot wijziging van het gezag, ingekomen op 14 april 2017;

7. het verweerschrift van de man tegen het aanvullende verzoek van de vrouw, ingekomen op 9 mei 2017;

8. aanvullende stukken van de zijde van de vrouw, ingekomen op 10 mei 2017 en 11 mei 2017.

1.2.

De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 15 mei 2017.

Gehoord zijn de man en zijn advocaat en de vrouw en mr. M.N. Cheuk Alam, haar toenmalige advocaat, [naam medewerker Raad] van de Raad, mevrouw [naam medewerker JBRA] van JBRA, en aan de zijde van de vrouw een tolk in de Arabische taal.

1.3.

Zoals ook blijkt uit het proces-verbaal van deze zitting heeft de rechtbank op grond van artikel 12 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna Rv) de procedure terzake van de echtscheiding en nevenvoorzieningen aangehouden totdat door de Marokkaanse rechter daarop is beslist.

1.4.

Ter zitting van 15 mei 2017 is met instemming van partijen besloten dat de verzoeken betreffende de kinderen separaat zouden worden behandeld. Deze verzoeken zijn afgesplitst en onder zaaknummer C/13/629453 / FA RK 17/3443 verder voortgezet. Thans liggen in deze procedure nog voor: de echtscheiding en de verzoeken in het kader van de afwikkeling van het huwelijks vermogen.

1.5.

Na de zitting van 15 mei 2017 heeft de rechtbank nog nadere stukken ontvangen, waaronder:

1. van de zijde van de man: een beëdigde vertaling van de uitspraak van de rechtbank Meknès (Marokko) van 20 juli 2017 waarbij de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken, ingekomen op 1 november 2017 en

2. het F9 formulier van 19 december 2017 van de zijde van de vrouw waarin zij mededeelt dat de vrouw graag een voortzetting van de behandeling ter zitting wenst.

1.6.

De rechtbank heeft besloten om beschikking te wijzen.

2De feiten

2.1.

Partijen zijn met elkaar gehuwd te [stad 1] (Marokko) op 4 augustus 2003.

2.2.

Partijen hebben tezamen de navolgende minderjarige kinderen:

[kind 1] , geboren te [stad 2] op [geboortedatum 1] 2006;

[kind 2] , geboren te [stad 3] op [geboortedatum 2] 2007.

2.3.

De verzoekende partij heeft de Marokkaanse nationaliteit en de verwerende partij heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.

3Verzoeken van partijen

3.1.

Verzoeken van de man

De man heeft verzocht, na aanvulling van zijn verzoekschrift, om:

a. de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;

b. de verdeling van de gemeenschap van goederen te bevelen met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon als volgens de wet;

c. de schuld van de vrouw voor woonlasten geheel aan de vrouw toe te delen;

3.2.

Verzoeken van de vrouw

De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de man en zelfstandig verzocht, na aanvulling:

primair

1. de rechtbank niet bevoegd te verklaren dan wel de zaak aan te houden totdat de Marokkaanse rechter in de reeds door de vrouw in Marokko opgestarte procedure heeft beslist;

en subsidiair

1. de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;

2. te bepalen dat de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen reeds verrekend dan wel verdeeld is voor wat betreft de inboedel en de bankrekeningen;

3. te bepalen dat de ontstane schuld met betrekking tot de achterstallige huur, energie en belastingen:

primair: wordt toebedeeld aan de man en

subsidiair: tussen partijen bij helfte wordt verdeeld.

4De beoordeling

De bevoegdheid van de rechtbank

4.1.

De rechtbank heeft de procedure ex artikel 12 Rv, in afwachting van de beslissing van de Marokkaanse rechter, aangehouden.

4.2.

Uit de door de man in het geding gebrachte beëdigde vertaling van de echtscheidingsbeslissing van de rechtbank te Meknès te Marokko, leidt de rechtbank af dat op 20 juli 2017 een echtscheidingsbeslissing is gegeven.

4.3.

Artikel 12 Rv bepaalt dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd verklaard indien de beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar blijkt te zijn.

4.4.

Op grond van artikel 10:57 BW wordt een in het buitenland na een behoorlijke rechtspleging verkregen ontbinding van het huwelijk in Nederland erkend, indien zij tot stand is gekomen door de beslissing van een rechter of andere autoriteit en indien aan die rechter of andere autoriteit daartoe rechtsmacht toekwam. Op grond van artikel 10:59 BW wordt aan een in het buitenland tot stand gekomen ontbinding van het huwelijk erkenning onthouden indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde. Daarvan is sprake als de erkenning evident in strijd is met waarden en normen die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel worden beschouwd.

4.5.

Dat de Marokkaanse echtscheiding niet na een behoorlijke rechtspleging tot stand zou zijn gekomen of dat de Marokkaanse rechter geen rechtsmacht zou hebben gehad om de echtscheiding uit te spreken, is gesteld noch gebleken. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de Marokkaanse echtscheidingsbeschikking kan worden erkend. Dit leidt tot de beslissing dat de rechtbank niet bevoegd is ten aanzien van het. verzoek tot echtscheiding.

4.6.

Nu de rechtbank niet bevoegd is ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding brengt dit naar het oordeel van de rechtbank met zich dat de verzoeken van de man betreffende de afwikkeling van het huwelijks vermogen en de zelfstandige tegenverzoeken van de vrouw die daar op zien bij dagvaarding moeten worden ingesteld en niet bij wijze van verzoek. De rechtbank zal de man in de gelegenheid stellen zich erover uit te laten of hij zijn stellingen wenst aan te passen en aldus via de wisselbepaling van artikel 69 Rv de regels van de dagvaardingsprocedure wenst te volgen.

5De beslissing

De rechtbank:

5.1.

verklaart zich onbevoegd ten aanzien van de echtscheiding;

5.2.

stelt de man in de gelegenheid zich uiterlijk op 26 maart 2018 uit te laten als bedoeld in 4.6.

Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. H.C. Hoogeveen, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. van den Berg, griffier, op 28 februari 2018. 1

1

Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).
Het beroep moet worden ingesteld:
- door de verzoeker en door de verschenen wederpartij binnen drie maanden na dagtekening van de beschikking;
- door de niet-verschenen wederpartij binnen drie maanden na de betekening van de beschikking in persoon of binnen drie maanden nadat deze beschikking op andere wijze is betekend en overeenkomstig art. 820, lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733