Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11296

Datum publicatie17-01-2018
Zaaknummer200.215.425-01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Verhuizing met kind; Gezagsgeschil 1:253a BW;
Familieprocesrecht; Kindvriendelijke/begrijpelijke/klare taal
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Ouders hebben in het verleden samen een zorgregeling afgesproken en die loopt goed. Hof denkt dat dit na verhuizing niet goed mogelijk is en dat kind en vader elkaar minder zullen zien. Verder moet dochter naar een andere school als zij verhuist en nieuwe vriendinnetjes en vrienden vinden. Dat is allemaal niet in haar belang en dat weegt in dit geval zwaarder dan het belang van de moeder. Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl: "De beschikking is zoveel mogelijk ontdaan van juridisch jargon."

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.215.425/01

(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 429080 en 429082)

beschikking van 21 december 2017

inzake

[verzoekster] ,

wonend in [woonplaats] ,

verzoekster in het principaal hoger beroep,

verweerster in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. E.J. Bakker te Utrecht,

en

[verweerder] ,

wonend in [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

verweerder in het principaal hoger beroep,

verzoeker in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. S. van Beers te Zeist.

1Het proces bij de rechtbank en bij het hof

1.1

In de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 3 april 2017, nummers 429080 en 429082, staat hoe het proces bij de rechtbank is gegaan.

1.2

In het dossier van het hof zitten de volgende stukken:

  • het beroepschrift, dat is binnengekomen op 2 mei 2017;

  • het aanvullend beroepschrift, dat is binnengekomen op 14 juni 2017;

  • het verweerschrift, waarin de vader ook een verzoek heeft opgenomen en

  • een bericht van mr. Bakker van 26 oktober 2017.

1.3

Het hof heeft de zaak op 7 november 2017 behandeld. De partijen en hun advocaten zijn op die dag gekomen. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) kwam mevrouw N. van Oorschot.

2De voorgeschiedenis

Partijen hebben een relatie gehad en zij zijn de ouders van [het kind] (roepnaam: [het kind] ). [het kind] is op [geboortedatum] in [plaats 2] geboren. De ouders hebben samen het gezag over [het kind] . Zij woont bij de moeder en gaat volgens een vaste regeling (verder: de zorgregeling) naar de vader.

3Het geschil

3.1

De moeder wil met [het kind] naar [plaats 1] verhuizen en haar daar inschrijven op een school of een kinderdagverblijf. De vader is het daar niet mee eens, zodat de moeder toestemming nodig heeft van de rechter om met [het kind] te verhuizen. De rechtbank Midden-Nederland heeft haar verzoek om toestemming op 3 april 2017 afgewezen.

Bij die rechtbank loopt nog een ander verzoek van de moeder, namelijk om de zorgregeling tussen [het kind] en de vader te veranderen. Omdat de ouders hebben afgesproken naar ouderschapsbemiddeling te gaan, heeft de rechtbank nog niet over dat verzoek beslist.

3.2

De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij verzoekt het hof om haar alsnog toestemming te geven om met [het kind] naar [plaats 1] (of een plaats in de buurt van [plaats 1] ) te verhuizen en [het kind] in te schrijven op een school en eventuele kinderopvang in (de omgeving van) [plaats 1] . Dan moet ook de zorgregeling worden aangepast en daar doet de moeder voorstellen voor.

3.3

De vader is het niet eens met het verzoek van de moeder. Als het hof het toch goed vindt dat de moeder verhuist, dan kan [het kind] wel bij hem komen wonen en anders moet de raad een onderzoek doen om te bekijken bij wie [het kind] het beste kan wonen.

4De redenen voor de beslissing

4.1

In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. De vraag of de moeder mag verhuizen is zo’n geschil.

4.2

In dat wetsartikel staat ook dat de rechter bij zijn beslissing moet kijken naar het belang van (in dit geval:) [het kind] . Ook andere belangen kunnen een rol spelen en kunnen zelfs zwaarder wegen dan het belang van [het kind] . Het hof moet die belangen afwegen en daarbij in elk geval letten op de volgende belangen en vragen:

  • de leeftijd van [het kind] en wat is haar mening?

  • is [het kind] geworteld in de omgeving waar zij nu woont of is zij al eerder en vaker verhuisd?

  • is het noodzakelijk om te verhuizen en is de verhuizing goed doordacht en voorbereid?

  • hoe is de onderlinge communicatie tussen de ouders?

  • hoe is de zorg voor [het kind] verdeeld tussen de ouders en kan dat zo doorgaan na de verhuizing?

  • kunnen de gevolgen van de verhuizing voor [het kind] en de vader worden verzacht en/of gecompenseerd, kunnen [het kind] en de vader na de verhuizing voldoende contact met elkaar hebben in een vertrouwde omgeving en zijn er extra kosten voor de omgang na de verhuizing?

4.3

Het hof vindt dat de moeder niet heeft aangetoond dat zij echt naar [plaats 1] moet verhuizen voor haar werk of voor de opvang van [het kind] . Als de moeder een gezinsleven en een toekomst met [het kind] en haar nieuwe partner wil opbouwen, kan dat ook ergens anders dan in [plaats 1] .

De ouders hebben in het verleden samen een zorgregeling afgesproken en die loopt goed. De moeder zegt dat die regeling kan blijven zoals die nu is, maar het hof denkt dat dit na een verhuizing van [gemeente] naar [plaats 1] niet goed mogelijk is en dat [het kind] en de vader elkaar minder zullen zien. Verder moet [het kind] naar een andere school als zij verhuist en nieuwe vriendinnetjes en vrienden vinden.

Dat is allemaal niet in het belang van [het kind] en dat weegt in dit geval zwaarder dan het belang van de moeder.

4.4

Het hof vindt dat de rechtbank de juiste beslissing heeft genomen. Daarom wijst het hof het beroep van de moeder af.

4.5

Beide ouders hebben proceskosten gemaakt en die moeten zij alle twee zelf betalen al heeft de moeder ongelijk gekregen. Dat vindt het hof redelijk omdat de ouders een relatie met elkaar hebben gehad en deze procedure over hun kind [het kind] gaat.

5De beslissing

Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 3 april 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

Het hof bepaalt dat de ouders elk hun eigen kosten dragen;

Het hof wijst de overige verzoeken af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, A. Smeeïng-van Hees en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, en is op 21 december 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733