Gerechtshof Amsterdam 19-12-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5496

Datum publicatie16-01-2018
Zaaknummer200.184.313/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
Formele relatiesTussenuitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2016:2665; Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2017:1423
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Omgang met grootouders/andere niet-ouders; Bijz. curator bij belangenstrijd (art. 1:250 BW)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Eindbeslissing mbt verzoek oma om een omgangsregeling vast te stellen tussen haar en de kinderen. Bijzondere curator bracht veel details naar boven. Het hof acht het vaststellen van een omgangsregeling in dit geval in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Uitspraak: 19 december 2017

Zaaknummer: 200.184.313/01

Zaaknummer/rekestnummer eerste aanleg: C/15/226626 / FA RK 15-2980

in de zaak in hoger beroep van:

[de oma] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. M.J.E.J. Coenraad te Zandvoort,

tegen

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellante in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. B.F. Eblé te Haarlem.

1Het geding in hoger beroep

1.1.

Partijen worden hierna wederom respectievelijk de oma en de moeder genoemd.

1.2.

Het hof heeft op 5 juli 2016 en op 18 april 2017 een tussenbeschikking gegeven. Voor het procesverloop tot 18 april 2017 wordt verwezen naar de tussenbeschikking van die datum. Bij deze tussenbeschikking heeft het hof mevrouw drs. I.G.R. Henar benoemd tot bijzondere curator over de kinderen en haar verzocht te voldoen aan het bepaalde onder 2.8. van die beschikking en daaromtrent aan het hof en aan partijen verslag uit te brengen. De behandeling van de zaak is met het oog daarop aangehouden.

1.3.

Mevrouw drs. I.G.R. Henar (hierna: de bijzondere curator) heeft op 16 augustus 2017 een rapport uitgebracht, welk rapport op 18 augustus 2017 door het hof is ontvangen.

1.4.

Bij journaalbericht van 5 september 2017 met een bijlage, binnengekomen ter griffie van dit hof op dezelfde datum, en vervolgens bij brief van 10 oktober 2017 met een bijlage, binnengekomen ter griffie van dit hof op dezelfde datum, heeft de oma gereageerd op het rapport van de bijzondere curator.

1.5.

Bij brief van 28 september 2017, binnengekomen ter griffie van dit hof op 29 september 2017, hebben de moeder en de vader gereageerd op het verslag van de bijzondere curator.

2Nadere beoordeling van het hoger beroep

2.1.

Ter beoordeling ligt aan het hof voor het verzoek van de oma om een omgangsregeling vast te stellen tussen haar en de kinderen. Het hof heeft bij zijn tussenbeschikking van 5 juli 2016 de raad verzocht onderzoek te verrichten, omdat het zich onvoldoende voorgelicht achtte omtrent (onder meer) de vraag wat het effect op de kinderen is van het beëindigen van het contact met de oma, alsmede in hoeverre omgang met de oma in het belang van de kinderen is.

De raad heeft in zijn rapport van 26 september 2016 geconcludeerd - kort gezegd - dat omgang met de oma in beginsel in het belang van de kinderen is, maar dat het ontbreken van emotionele toestemming van de ouders in de weg staat aan het vaststellen van een omgangsregeling. Of de kinderen klem of verloren raken tussen hun ouders en de oma indien toch een omgangsregeling wordt vastgelegd, bleek niet uit het raadsrapport. Gelet daarop en nu de raad de kinderen zelf niet had gesproken, achtte het hof zich nog steeds onvoldoende geïnformeerd en is bij de tussenbeschikking van 18 april 2017 de bijzondere curator benoemd teneinde te waarborgen dat in de onderhavige procedure de belangen van de kinderen worden behartigd. Het hof heeft de bijzondere curator verzocht om - onder andere door middel van gesprekken met de kinderen - te onderzoeken of met het oog op het belang van de kinderen omgang tussen de oma en de kinderen achterwege dient te blijven. Zou omgang dienen plaats te hebben, dan diende de bijzondere curator bovendien te onderzoeken in welke vorm contact tussen de kinderen en de oma mogelijk is. De bijzondere curator heeft daarbij de specifieke taak om met de kinderen te spreken en vast te stellen hoe de kinderen de situatie op dit moment beleven, wat zij ervan vinden dat zij geen contact meer hebben met de oma en wat hun wensen zijn op dit vlak, aldus de laatste tussenbeschikking.

2.2.

Blijkens het rapport van 16 augustus 2017 heeft de bijzondere curator tweemaal met ieder van de kinderen gesproken. Voorts heeft zij gesprekken gevoerd met de ouders (ieder afzonderlijk), de oma en de hulpverlener van [kind b] bij de Opvoedpoli.

Op basis van haar gesprekken met de achtjarige [kind b] stelt de bijzondere curator dat er bij [kind b] sprake is van enige ambivalentie als zij over de oma praat. [kind b] noemt enkele positieve punten over haar contacten met de oma en zij zegt dat zij de oma wel mist, maar ook weer niet. In de huidige situatie overheersen echter de negatieve kanten in het contact met de oma. [kind b] ervaart vooral heel veel last van het gedrag van de oma. Het contact zoeken van de oma met haar op school en tijdens het buitenspelen ervaart zij als een zeer hinderlijke inbreuk op en verstoring van haar bezigheden. Dat de oma plotseling kan verschijnen terwijl zij er niet op bedacht is, zorgt ervoor dat [kind b] zich onveilig voelt in haar spel met andere kinderen. De bijzondere curator heeft tijdens de gesprekken waargenomen hoe emotioneel verwarrend het voor [kind b] is en hoe moeilijk het voor haar is om haar emoties te reguleren. Over een oplossing voor de ruzie tussen de oma en de moeder is [kind b] somber. Voorwaarde daarvoor zal moeten zijn dat de oma stopt met 'raar' doen en dat de moeder niet meer boos op de oma zal zijn. [kind b] verwacht echter niet dat iemand het zal kunnen oplossen. Als het toch weer goed komt tussen de oma en haar ouders zou [kind b] wel weer naar de oma willen gaan.

De bijzondere curator heeft de hulpverleenster gesproken van de Opvoedpoli, bij wie [kind b] sinds februari 2016 in behandeling is. Zij omschrijft [kind b] als een meisje dat in haar gedrag anders is dan de meeste van haar leeftijdgenootjes. Er heeft een diagnostisch onderzoek van [kind b] plaatsgehad waarin [kind b] veel kenmerken liet zien die op autisme lijken te wijzen, maar andere kenmerken sluiten de diagnose autisme weer uit. Er lijkt ook sprake van een gedragsstoornis NAO, maar er bestaat twijfel of een duidelijke diagnose wel gesteld kan worden, omdat ook de situatie in de familie met de oma en opa grote invloed heeft op [kind b] . Het zomaar op het schoolplein verschijnen van de oma maakt dat [kind b] haar schoolsituatie altijd als onveilig ervaart. Ook krijgt [kind b] onvoldoende mee hoe normale familierelaties eruit zien, waardoor zij wordt geconfronteerd met zaken binnen de familie die voor [kind b] niet te begrijpen zijn. De wijze waarop [kind b] de familierelaties ziet, is belastend voor haar. De behandeling van [kind b] bij de Opvoedpoli is vooral op de schoolsituatie gericht. De behandeling wordt na de zomervakantie afgesloten.

De hulpverleenster van de Opvoedpoli is van mening dat het niet aan de Opvoedpoli is om een uitspraak te doen over de vraag of er wel of geen omgang tussen [kind b] en de oma dient te zijn, maar zij wijst erop dat de huidige situatie veel onbegrip en onveiligheidsgevoelens bij zowel [kind b] als bij haar gezinsleden veroorzaken. Een probleem is dat de oma [kind b] niet lijkt te kunnen loslaten. Zelfs nu er schoolvakantie is, kunnen de kinderen de oma treffen in het dorp of op het strand. De huidige situatie is relationeel belastend voor het hele gezin. Omgang zal de gezinsbelasting niet doen afnemen, omdat de ouders niet achter een omgangsregeling staan. Om de situatie in het gezin te optimaliseren voor de ontwikkeling van [kind b] is het allereerst noodzakelijk dat er rust en duidelijkheid komt in de huidige situatie met de oma. De moeder heeft in haar eigen jeugd veel meegemaakt en de kans is groot dat dit haar huidige functioneren (ook als moeder) beïnvloedt. Bij rust kan er ruimte ontstaan voor de moeder om gebeurtenissen uit het verleden te verwerken, waardoor zij als moeder meer toegang zal krijgen tot haar eigen emoties. Dit zal het gedrag van [kind b] positief kunnen beïnvloeden. De kinderen kunnen via hulpverlening wel sterker gemaakt worden maar als de omgeving niet verandert, blijven de problemen voor [kind b] in stand, aldus de hulpverleenster van de Opvoedpoli.

Mede op grond van voornoemde informatie van de Opvoedpoli, heeft de bijzondere curator vastgesteld dat [kind b] een kwetsbaar meisje is dat moeite heeft met de regulatie van haar emoties en dat daardoor behoefte heeft aan duidelijkheid en structuur. Contact met de oma in de huidige situatie zal een zware emotionele belasting voor [kind b] zijn en een risico voor een gezonde sociaalemotionele ontwikkeling vormen, aldus de bijzondere curator.

2.3.

Ten aanzien van [kind a] blijkt uit het rapport van de bijzondere curator het volgende. [kind a] is twaalf jaar; zij kent de oma langer dan [kind b] en zij is zich meer bewust van de omstandigheden bij de oma thuis. Zij heeft geen goede herinneringen en heeft haar verblijf bij de opa en de oma niet leuk gevonden. De oma had regelmatig last van boosheid, maar [kind a] had het opgegeven om die boosheid te kunnen begrijpen. Ook was zij getuige geweest van heftige ruzies tussen de opa en de oma. [kind a] is van mening dat de oma moet accepteren dat zij ‘pech heeft’ dat haar kleinkinderen niet meer bij haar komen. Zij denkt dat de ruzie dan voorbij zal zijn, maar zij verwacht niet dat zij nog beste vrienden met de oma zullen worden.

Ook [kind a] geeft aan veel last te hebben van de onverwachte momenten waarop de oma op school of tijdens paardrijden verschijnt. Haar gevoelens daarover noemt zij ingewikkeld. Het hebben van geheimen voor haar ouders is haar bijzonder zwaar gevallen.

[kind a] zal zich al snel tot een puber ontwikkelen. De pubertijd is een fase waarin de ontwikkeling van de eigen identiteit en cognitieve en sociale vaardigheden centraal staan. De mening van en relaties met vrienden en vriendinnen worden dan zeer belangrijk. [kind a] zegt zich te schamen voor de onverwachte confrontaties met de oma; zij maakt zich zorgen over hoe dat na de zomervakantie zal gaan. Schaamte is een sociale emotie en speelt een belangrijke rol bij de identiteitsvorming. Voor [kind a] zal het een opluchting zijn als zij niet meer geconfronteerd wordt met het gedrag van de oma, aldus de bijzondere curator.

2.4.

Tijdens de gesprekken met (afzonderlijk) de moeder en de vader is duidelijk geworden dat de ouders het contact tussen de oma en de kinderen afwijzen. Er is bij de ouders geen enkel draagvlak voor ondersteuning van de kinderen bij een omgangsregeling met de oma. De kinderen zijn loyaal naar het besluit van hun ouders om de band met de oma te verbreken, aldus de bijzondere curator.

2.5.

Op grond van alle verkregen informatie acht de bijzondere curator het niet in het belang van [kind a] en [kind b] als het contact met de oma in de huidige situatie hersteld wordt.

De bijzondere curator heeft daaraan toegevoegd dat de eigen emoties van de ouders over traumatische gebeurtenissen in hun respectieve gezin van herkomst hun functioneren als ouders lijken te beïnvloeden. Het gezinssysteem zal daardoor niet veranderen, met als gevolg dat de problemen voor [kind b] in stand zullen blijven. De bijzondere curator adviseert de ouders dan ook, in het belang van de kinderen, professionele hulp te zoeken voor zichzelf en de kinderen.

2.6.

Bij haar bericht van 5 september 2017 heeft de oma aangevoerd dat de bijzondere curator in haar rapport niet heeft aangegeven waarom er – naar het hof begrijpt: door de ouders – niets is aangevoerd omtrent de bezwaren die thans worden opgeworpen tegen omgang gedurende de acht jaar van intensieve omgang voorafgaand aan het verbreken van het contact. Derhalve kan worden getwijfeld aan de motieven om het contact te verbreken en moet worden geconcludeerd dat de omgang om persoonlijke redenen is beëindigd. Nu de kinderen psychische schade lijden door verbreking van intensieve banden, verzoekt de oma het hof om het Omgangshuis de opdracht te geven om onderzoek te doen naar het effect op de kinderen van het verbreken van het contact alsmede naar de mogelijkheden van omgang.

In aanvulling op voornoemd verzoek heeft de oma bij haar bericht van 10 oktober 2017 verzocht een kinderpsycholoog onderzoek te laten doen naar de gevolgen van het verbreken van het contact en het verbod op omgang. Voorts heeft zij in deze brief opgemerkt dat de bijzondere curator heeft nagelaten de juiste vragen stellen, waaronder de vraag aan de kinderen of zij in de jaren tot de contactbreuk een leuke tijd bij de oma hebben gehad en hoe het komt dat zij anders over de oma zijn gaan denken. Nu dergelijke vragen niet zijn gesteld, is het onderzoek van de bijzondere curator niet volledig geweest, als gevolg waarvan het verzoek van de oma om een omgangsregeling vast te stellen niet kan worden beoordeeld door het hof en nader onderzoek door het omgangshuis of een kinderpsycholoog in het belang van de kinderen noodzakelijk is.

Als bijlage bij de brief is een reactie van de oma gevoegd die erop neerkomt, kort gezegd, dat er veel onwaarheden in het rapport van de bijzondere curator staan en dat de oma van mening is dat de kinderen worden beïnvloed door hun ouders.

2.7.

In hun brief van 28 september 2017 hebben de ouders onder verwijzing naar het rapport van de bijzondere curator geconcludeerd dat het verzoek van de oma tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen haar en de kinderen moet worden afgewezen.

2.8.

Anders dan de oma is het hof van oordeel dat de bijzondere curator het onderzoek naar de door het hof gestelde vragen naar behoren en volledig heeft verricht. Ook haar specifiek opgelegde taak om met de kinderen te spreken en vast te stellen hoe de kinderen de situatie op dit moment beleven, wat zij ervan vinden dat zij geen contact meer hebben met de oma en wat hun wensen zijn op dit vlak, heeft de bijzondere curator naar behoren vervuld. Uit het onderzoek en de rapportage van de bijzondere curator is voldoende duidelijk geworden wat het effect op de kinderen is van het beëindigen van het contact met de oma en hoe het opstarten en uitvoeren van een omgangsregeling met de oma zich verhouden tot de belangen van de kinderen. Daarmee bieden de resultaten van het onderzoek voldoende basis voor de beantwoording van de vraag of een omgangsregeling dient te worden vastgesteld tussen de oma en de kinderen.

Duidelijk is dat de oma en de ouders fundamenteel van mening verschillen over de oorzaak van verbreking van het contact tussen de oma en de kinderen. Die oorzaak is echter, anders dan de oma kennelijk meent, niet van belang voor de door het hof te nemen beslissing, zodat de bijzondere curator dit punt terecht buiten het onderzoek heeft gehouden. Er bestaat daarom geen grond voor nader onderzoek zoals de oma in haar reacties naar aanleiding van de rapportage van de bijzondere curator heeft verzocht. Uit het voorgaande volgt dat het rapport van de bijzondere curator voor het hof tot uitgangspunt dient bij het nemen van zijn beslissing.

2.9.

Het hof acht op basis van het rapport van de bijzondere curator het volgende doorslaggevend. De verhouding tussen de oma en de ouders van de kinderen is volkomen verstoord en het contact tussen hen is geheel en al verbroken. Herstel van de relatie is op afzienbare termijn niet te verwachten. De ouders wijzen contact tussen de oma en de kinderen af; er bestaat bij hen geen enkel draagvlak voor ondersteuning daarvan. De kinderen zijn loyaal aan het standpunt van de ouders dat het contact tussen de oma en de kinderen verbroken moet blijven. [kind a] heeft geen behoefte aan contact met de oma en [kind b] is daarin wisselend, maar beide kinderen hebben er last van dat de oma nog contact met hen zoekt. Bij [kind a] wordt die last verzwaard door haar leeftijdsfase; zij gaat sinds kort naar de middelbare school en komt in de puberteit. Bij [kind b] wordt die last verzwaard door haar kwetsbaarheid en de problemen waarvoor zij onder behandeling staat van de Opvoedpoli.

Onder al deze omstandigheden moet naar het oordeel van het hof ervan worden uitgegaan dat de totstandkoming en uitvoering van een omgangsregeling tussen de oma en de kinderen ertoe kunnen leiden dat de kinderen klem komen te zitten of verloren raken tussen de ouders en de oma als de omgang zou worden afgedwongen, zodat een dergelijke omgangsregeling in strijd moet worden geacht met zwaarwegende belangen van de kinderen.

Het hof zal de bestreden beschikking, waarbij het verzoek van de oma tot het vaststellen van een omgangsregeling is afgewezen, derhalve bekrachtigen. Bij bespreking van haar (voorwaardelijke) incidentele grief heeft de moeder geen belang, zodat dit achterwege kan blijven.

2.10.

Dit leidt tot de volgende beslissing.

3Beslissing

Het hof:

in principaal en (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;

ontslaat mevrouw drs. I.G.R. Henar als bijzondere curator;

wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. A. van Haeringen en mr. J.W. van Zaane in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2017.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733