Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3089

Datum publicatie15-11-2017
Zaaknummer200.202.601/01
ProcedureHoger beroep
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Duurzame ontwrichting
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vrouw in appel tegen uitspreken echtscheiding: geen duurzame ontwrichting nu zij in verwachting is van man. Om religieuze redenen van belang dat kind t.t.v. huwelijk wordt geboren. Indien kind staande huwelijk wordt geboren staat vaderschap naar Marokkaans recht vast. Hof stelt vast dat sprake van duurzame ontwrichting, zodat aan grond voor echtscheiding is voldaan. Argumenten van vrouw m.b.t. haar zwangerschap, belangen van de ongeborene en/of geloofsredenen, leiden niet tot een ander oordeel.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.202.601

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 402687)

beschikking van 11 april 2017

inzake

[verzoekster]

wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. S. Salhi te Den Haag,

en

[verweerder],

wonende te [woonplaats],

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. E.W. van Voolen te Utrecht.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 2 augustus 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met producties, ingekomen op 27 oktober 2016;

- het verweerschrift.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 28 februari 2017 plaatsgevonden. De advocaten van partijen zijn verschenen. Partijen zijn niet verschenen.

3De vaststaande feiten

3.1

Partijen zijn op 22 februari 2011 gehuwd te Driouch, Marokko.

De vrouw heeft de Marokkaanse nationaliteit en de man heeft zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit.

3.2

De vrouw heeft bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 7 oktober 2015, onder meer verzocht tussen partijen de echtscheiding uit te spreken.

4De omvang van het geschil

4.1

Tussen partijen is de echtscheiding in geschil.

De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover thans van belang, de echtscheiding uitgesproken.

4.2

De vrouw is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grief ziet op de echtscheiding.

De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek tot echtscheiding af te wijzen, kosten rechtens.

4.3

De man verweert zich hiertegen en verzoekt het hof het verzoek van de vrouw in hoger beroep af te wijzen en, naar het hof begrijpt, de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

5De motivering van de beslissing

5.1

Op grond van artikel 3 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2003 (Brussel IIbis) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van de echtscheiding, omdat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.

5.2

Op het echtscheidingsverzoek is op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) het Nederlandse recht toepasselijk.

5.3

Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 1:151 BW de grond voor echtscheiding een duurzame ontwrichting van het huwelijk is.

Blijkens de wetsgeschiedenis is een huwelijk duurzaam ontwricht indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden of, anders gezegd, indien de samenleving krachteloos is gemaakt. Het element duurzaamheid moet aldus worden verstaan dat er geen uitzicht bestaat op herstel van enigszins behoorlijke echtelijke verhoudingen. Indien een echtgenoot stelt, en daarbij volhardt, dat hij niet meer met zijn echtgenoot kan samenleven, zal dit door de rechter moeten worden opgevat als een zeer ernstige aanwijzing dat de toestand van duurzame ontwrichting bestaat en vormt dit volgens vaste rechtspraak vrijwel altijd een beslissende aanwijzing dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Het gedurende langere tijd niet meer samenwonen vormt eveneens een ernstige aanwijzing voor duurzame ontwrichting.

5.4

De vrouw stelt dat niet kan worden gesproken van een duurzame ontwrichting nu zij in verwachting is van de man. De vrouw vindt het om religieuze redenen van belang dat het kind ten tijde van het huwelijk wordt geboren. Daarbij vindt de vrouw van belang dat de man zijn verantwoordelijkheid voor het kind neemt. Indien het kind staande het huwelijk wordt geboren dan staat het vaderschap van de man naar Marokkaans recht vast en dat acht de vrouw in het belang van het kind. De vrouw kan instemmen met de echtscheiding, nadat het kind is geboren.

Verder verweert de vrouw zich tegen een kostenveroordeling en stelt zij hiertoe dat de man het kind heeft verwekt en dat zij belang heeft bij het voortduren van het huwelijk totdat het kind is geboren.

5.5

De man stelt dat de echtscheiding niet kan worden tegengehouden door geloof of zwangerschap. De man erkent dat hij de vader is van het kind.

Nu de vrouw derhalve nodeloos in hoger beroep is gekomen, dient zij volgens de man te worden veroordeeld in de proceskosten.

5.6

Naar het oordeel van het hof dient het verzoek van de vrouw in hoger beroep te worden afgewezen. Het hof overweegt daartoe dat de echtscheiding in eerste aanleg op verzoek van de vrouw – stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht – is toegewezen en dat namens de vrouw ter zitting van het hof is verklaard dat zij – nadat het kind is geboren – met de echtscheiding kan instemmen. Namens de man is ter mondelinge behandeling in hoger beroep naar voren gebracht dat hij niet wenst terug te keren naar de vrouw en instemt met de echtscheiding. Het hof vindt in het voorgaande de ernstige aanwijzing dat ten tijde van het verzoek van de vrouw in eerste aanleg sprake was van een toestand van duurzame ontwrichting van het huwelijk van partijen en dat daarvan thans nog onverkort sprake is, zodat aan de grond voor echtscheiding is voldaan. Argumenten van de vrouw met betrekking tot haar zwangerschap, belangen van de ongeborene en/of geloofsredenen, leiden niet tot een ander oordeel.

6De slotsom

6.1

Gelet op het vorenstaande faalt de grief van de vrouw en zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.

6.2

Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren nu partijen echtgenoten zijn. Het hof ziet in het betoog van de man geen reden om van deze gebruikelijke lijn af te zien.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 2 augustus 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, M.J. Stolwerk en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 11 april 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733