Rechtbank Den Haag 27-10-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:12610

Datum publicatie06-11-2017
ZaaknummerC/09/538811 / FA RK 17-6703
ProcedureBeschikking
Zittingsplaats's-Gravenhage
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Afstamming; Adoptie;
Overig; Voornaam (art. 1:4 BW);
Jeugdbescherming / Jeugdwet; Gezagsbeëindigende maatregel 1:266 BW/schorsing gezag
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Meisje, geboren in Colombia, is NL binnengekomen met vervalste geboorteakte. Naam vermeld op geboorteakte is niet de biologische moeder. Ouders geven al jaren geen uitvoering aan het gezag. Rb beëindigt gezag van ouders en spreekt met toepassing van art. 1:228 lid 2 b BW de adoptie uit door pleegmoeder, die sinds 2014 voor haar zorgt. Wijziging voornaam. Rb: de ouders hebben haar welzijn in gevaar gebracht, meisje heeft met valse geboorteakte andere identiteit verkregen. Vorm van kindermishandeling.

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer

Rekestnummer: FA RK 17-6703

Zaaknummer: C/09/538811

Datum beschikking: 27 oktober 2017

Beëindiging gezag en adoptie en inschrijving geboorteakte

Beschikking op het op 29 augustus 2017 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster]

verzoekster,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. A.F. Braun te ’s-Gravenhage.

Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[moeder]

de moeder,

hierna ook te noemen: [moeder] ,

verblijvende te Spanje,

[vader]

de vader,

hierna ook te noemen: [vader] ,

wonende te Colombia.

Als informant wordt aangemerkt:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden.

Ten aanzien van de inschrijving van de geboorteakte van na te noemen minderjarige wordt als belanghebbende aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats] ,

zetelend te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de ambtenaar.

Tevens beschikking op het ter terechtzitting van 4 september 2017 mondeling gedane verzoek en op 27 september 2017 schriftelijk bevestigde verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,

met betrekking tot de minderjarige:

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Colombia,

waarin als belanghebbenden worden aangemerkt de ouders voornoemd.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:

- het verzoekschrift;

- de fax d.d. 30 augustus 2017, met bijlage, van de zijde van verzoekster;

- de fax van Jeugdbescherming west Haaglanden d.d. 31 augustus 2017;

- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 28 augustus 2017

(kenmerk: [nr] ) overgelegd in de procedure betreffende (kort gezegd)

de afstamming van de minderjarige (zaaknummer: C/09/489827, FA RK 15-4207).

Op 4 september 2017 is de zaak ter terechtzitting behandeld in combinatie met de behandeling van het verzoek van [naam] inzake de afstamming van na te noemen minderjarige (zaaknummer: C/09/489827, FA RK 15-4207). Hierbij zijn verschenen:

  • verzoekster met haar advocaat,

  • de pleegmoeder met haar advocaat en bijgestaan door mevrouw [naam] tolk,

  • mevrouw [naam] mevrouw [naam] namens Jeugdbescherming west Haaglanden,

  • mevrouw [naam] namens Jeugdformaat,

  • mevrouw [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming,

  • mevrouw [naam] namens de ambtenaar,

  • mr. A.E. Barendsen, kantoorgenoot van de bijzondere curator.

[vader] is – hoewel opgeroepen in de Staatscourant van 6 juni 2017 – niet ter zitting verschenen. [moeder] is – hoewel opgeroepen –evenmin ter zitting verschenen. Door mr. Braun zijn nadere stukken overgelegd.

De minderjarige heeft in raadkamer haar mening kenbaar gemaakt.

Na de terechtzitting is ontvangen:

- een emailbericht d.d. 5 september 2017 van de ambtenaar betreffende de

mogelijkheid tot inschrijving van de geboorteakte van na te noemen minderjarige;

- een brief van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 26 september 2017;

- een schriftelijk verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot beëindiging

van het gezag van de ouders van de minderjarige ter bevestiging van het ter zitting

van 4 september 2017 gedane mondelinge verzoek;

- een brief van de minderjarige [minderjarige] d.d. 26 september 2017.

Omdat de vader en de moeder niet tijdig in kennis konden worden gesteld van het adoptieverzoek en het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot beëindiging van het gezag over de minderjarige, heeft op 2 oktober 2017 een nadere mondelinge behandeling van de verzoeken plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen:

  • de advocaat van verzoekster,

  • mr. A.E. Barendsen, kantoorgenoot van de bijzondere curator,

  • mevrouw [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming,

  • mevrouw [naam] namens Jeugdformaat, en

  • mevrouw [naam] en mevrouw [naam] namens Jeugdbescherming west Haaglanden.

De vader en moeder zijn – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot:

  • adoptie door verzoekster van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Colombia;

  • het geven van een last tot inschrijving van de buitenlandse geboorteakte van de minderjarige, dan wel vaststelling van de geboortegegevens van de minderjarige en het gelasten van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats] daarvan een akte van inschrijving op te maken;

  • het gelasten van de ambtenaar om van de adoptie een latere vermelding aan de geboorteakte van de minderjarige toe te voegen;

  • wijziging van de voornaam van de minderjarige.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht het gezag van de ouders over de minderjarige te beëindigen.

De ambtenaar heeft geen bezwaar tegen inschrijving van de overgelegde buitenlandse

geboorteakte.

Van de ouders is geen verweerschrift ontvangen.

Beoordeling

Identiteit van de minderjarige

De minderjarige is in de Nederlandse basisregistratie personen (brp) geregistreerd als [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Colombia, dochter van [naam] . Bij beschikking van 19 augustus 2014 is Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden benoemd tot voogdes over [minderjarige] . Sinds medio 2014 verblijft [minderjarige] als pleegkind bij verzoekster. In de procedure bij de rechtbank bekend onder nummer C/09/489827, FA RK 15-4207, is duidelijk geworden dat de minderjarige Nederland is binnengekomen met een valse geboorteakte op basis waarvan zij in de brp is geregistreerd. Thans is een Colombiaanse geboorteakte overgelegd, voorzien van een apostille, waarop de gegevens zijn opgenomen van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Colombia, dochter van [moeder] en [vader] De vraag die beantwoord moet worden is of [minderjarige] dezelfde persoon is als [minderjarige] .

De rechtbank overweegt te dien aanzien als volgt.

Uit de stukken en het besprokene ter zitting blijkt dat de minderjarige, de vader, de moeder en [naam] allen afzonderlijk van elkaar verklaren dat de minderjarige [minderjarige] heet, dat zij geboren is op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Colombia, en dat [vader] haar vader is en [moeder] haar moeder. Voorts is uit DNA-onderzoek gebleken dat [naam] , die op de valse geboorteakte en in de brp als moeder van de minderjarige is geregistreerd niet de biologische moeder is van de minderjarige. Alles in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat [minderjarige] en [minderjarige] dezelfde persoon zijn.

Gelet op de Colombiaanse geboorteakte, die is opgemaakt door een bevoegde instantie en overeenkomstig de plaatselijke voorschriften in Colombia en het huwelijk tussen de ouders neemt de rechtbank aan dat naar Colombiaans recht familierechtelijke betrekkingen zijn ontstaan tussen de minderjarige en de moeder en de minderjarige en de vader. Deze rechtsfeiten dienen op grond van artikel 10:100 en 10:101 BW in Nederland te worden erkend.

Gezag over de minderjarige

Naar Colombiaans recht hebben de ouders gezamenlijk het gezag over de minderjarige. Beide ouders hebben, ieder voor zich, tegenover de bijzondere curator verklaard dat zij bij de echtscheiding alleen het gezag over de minderjarige hebben verkregen. Hiervan zijn geen stukken overgelegd. Nu niet is vast komen te staan dat er sprake is van eenhoofdig gezag bij één van de ouders gaat de rechtbank ervan uit dat nog steeds sprake is van gezamenlijk gezag.

Ter terechtzitting van 4 september 2017 heeft de Raad voor de Kinderbescherming een verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders ingediend. Voorts verzoekt de Raad verzoekster tot voogd te benoemen.

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266 lid 1 BW het gezag van een ouder kan beëindigen, indien

a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of

b. de ouder het gezag misbruikt.

De ouders hebben geen gebruik gemaakt van hun recht door de rechter te worden gehoord. De Raad heeft van vader vernomen dat hij achter toewijzing van het verzoek staat. De mening van moeder omtrent de beëindiging van haar gezag is de rechtbank niet bekend. Voor zover zij zich verzet tegen het verzoek gaat de rechtbank aan dit verzet voorbij en overweegt daartoe als volgt.

De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266 lid 1 onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de ouders al jaren geen uitvoering geven aan het gezag over de minderjarige. De opvoeding en verzorging van de minderjarige is sinds medio 2014 in handen van verzoekster, de pleegmoeder van de minderjarige. Het is gelet op de afwezigheid van de ouders in het leven van [minderjarige] de afgelopen jaren, niet de verwachting dat de ouders zelf, binnen een aanvaardbare termijn, de opvoeding en verzorging van de minderjarige ter hand willen of kunnen nemen. Bovendien acht de rechtbank het niet in het belang van de minderjarige dat het gezag over haar bij de ouders blijft. Dit zou kunnen betekenen dat (een van) haar ouders de minderjarige weg kan halen bij verzoekster. De rechtbank acht het niet in het belang van de minderjarige indien zij het gezin van verzoekster zou moeten verlaten en zou moeten terugkeren naar (een van) de ouders. De moeder verblijft in Spanje en de vader woont in Colombia en zij hebben zich al jaren niet bekommerd om de minderjarige. De minderjarige ontwikkelt zich goed, is geworteld in Nederland en voelt zich onderdeel van het gezin van verzoekster dat bestaat uit verzoekster, de minderjarige en twee dochters van verzoekster. Verzoekster en de minderjarige willen de huidige situatie bestendigen en daarom heeft verzoekster een verzoek tot adoptie van de minderjarige ingediend.

De rechtbank is van oordeel dat toewijzing van het verzoek van de Raad in het belang van de minderjarige is.

Nu, zoals hierna zal blijken, het verzoek tot adoptie zal worden toegewezen, zal verzoekster het gezag over de minderjarige verkrijgen. Dit gezag zal pas een aanvang nemen nadat de beschikking tot adoptie onherroepelijk is geworden. De rechtbank zal daarom verzoekster tot tijdelijk voogdes benoemen, overeenkomstig het verzoek van de Raad en met instemming van de huidige voogdes.

Adoptie

Verzoekster, geboren op [verzoekster] te [geboorteplaats] , Colombia, is de pleegmoeder van de minderjarige en heeft ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het adoptieverzoek de minderjarige verzorgd en opgevoed.

In raadkamer d.d. 4 september 2017 en bij brief van 26 september 2017 heeft de minderjarige verklaard dat zij door verzoekster wil worden geadopteerd. Het is de rechtbank voldoende gebleken dat de minderjarige over de gevolgen van de adoptie is voorgelicht in de mate die past bij haar leeftijd en peil van ontwikkeling.

Voor toewijzing van het verzoek tot adoptie is het noodzakelijk dat geen der ouders het gezag over de minderjarige uitoefent. Blijkens de beschikking van 14 augustus 2014 oefenen de ouders reeds geruime tijd het gezag over de minderjarige niet uit en is sprake van schorsing van het gezag van de ouders. Het gezag wordt uitgeoefend door de voogdes, stichting Jeugdbescherming west Haaglanden.

De vader heeft tegenover de Raad verklaard in te stemmen met toewijzing van het verzoek.

De rechtbank begrijpt uit de door mr. Braun ter terechtzitting van 4 september 2017 overgelegde stukken dat de moeder zich verzet tegen de adoptie.

Ingevolge artikel 10:105 lid 2 BW is op de toestemming van de ouders van het kind toepasselijk het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. De minderjarige heeft de Colombiaanse nationaliteit. Colombiaans recht bepaalt dat voor adoptie de toestemming van de ouders is vereist, of van één van hen bij het ontbreken van toestemming van de andere ouder. Nu de vader instemt met toewijzing van het adoptieverzoek is naar Colombiaans recht voldaan aan het toestemmingsvereiste.

Voor zover nodig overweegt de rechtbank nog dat op grond van artikel 1:228 lid 2 BW aan de tegenspraak van de ouder voorbij kan worden gegaan indien:

  1. het kind en de ouder niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd; of

  2. de ouder het gezag over het kind heeft misbruikt of de verzorging en opvoeding van het kind op grove wijze heeft verwaarloosd; of

  3. de ouder onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen tegen de minderjarige van een van de misdrijven omschreven in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht.

Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een situatie als bedoeld in artikel 1:228 lid 2 onder b BW. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat de ouders, althans de moeder, voor de minderjarige in het verleden kwalijke keuzes hebben gemaakt die een grote impact hebben op de identiteitsontwikkeling van de minderjarige en haar basisvertrouwen in andere mensen. Zoals ook in het raadsrapport is opgenomen, hebben de ouders ten nadele van haar gehandeld en haar algehele welzijn in gevaar gebracht door een geboorteakte met valse gegevens op te laten maken waarmee de minderjarige een andere identiteit heeft verkregen. Dit is in de optiek van de Raad maar ook van de rechtbank een vorm van kindermishandeling waarvan nog moet blijken welke schade dit bij de minderjarige heeft aangericht. De gevolgen van de keuzes die de ouders in het leven van de minderjarige hebben gemaakt zijn tot op heden van invloed op haar leven en haar ontwikkeling. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de moeder sinds de minderjarige bij verzoekster woont geen enkele actie heeft ondernomen om haar verantwoordelijkheid jegens de minderjarige te nemen. De minderjarige is inmiddels geworteld in Nederland en voelt zich thuis bij verzoekster en haar zussen. Er is sprake van een veilige en stabiele opvoedomgeving en het is in het belang van de minderjarige dat deze situatie wordt bestendigd. Om dit in de gegeven omstandigheden te bewerkstelligen is adoptie van de minderjarige door verzoekster noodzakelijk.

Nu aan de artikelen 1:227 en 1:228 BW – voor zover in deze zaak van toepassing – is voldaan, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie toewijzen.

De minderjarige heeft een verklaring als bedoeld in artikel 1:5, lid 7, BW, afgelegd dat zij de geslachtsnaam van verzoekster wil dragen.

De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub k van het Besluit gezagsregisters tevens bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.

Het verzoek de ambtenaar te gelasten van de adoptie een latere vermelding aan de geboorteakte van de minderjarige toe te voegen wijst de rechtbank af wegens gebrek aan belang nu dit reeds uit de wet volgt.

Inschrijving geboorteakte

Van de minderjarige is geen geboorteakte ingeschreven in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand. De rechtbank is – met de ambtenaar - van oordeel dat de door verzoekster overgelegde buitenlandse geboorteakte van de minderjarige vatbaar is voor inschrijving in het register van geboorten van de gemeente [woonplaats] , zodat de rechtbank de inschrijving van die akte zal gelasten.

Voornaamswijziging

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken van een zwaarwichtig belang bij toewijzing van het verzoek tot voornaamswijziging. De gevraagde voornaam is geoorloofd naar de maatstaven van artikel 1:4, tweede lid, BW. De rechtbank zal dat verzoek derhalve toewijzen.

De aard van de zaak verzet zich tegen het bij voorraad uitvoerbaar verklaren van de beschikking, met uitzondering van de beslissingen ten aanzien van het gezag en de voogdij, zodat het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:

beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder, [moeder] , en de

vader, [vader] over de minderjarige:

- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Colombia, en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;

*

benoemt [verzoekster] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Colombia, tot tijdelijk voogdes over voormelde minderjarige, en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;

*

spreekt uit de adoptie van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Colombia, door [verzoekster] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Colombia,

onder vermelding van de verklaring van de minderjarige ten overstaan van de rechtbank dat de minderjarige de geslachtsnaam [verzoekster] zal hebben;

*

bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;

*

gelast de inschrijving in het register van geboorten van de gemeente [woonplaats] van de Colombiaanse geboorteakte van de minderjarige, nummer [nr] waarvan een fotokopie aan deze beschikking is gehecht;

*

gelast de wijziging van de voornaam van de minderjarige in die zin dat de voornamen zullen luiden: “ [minderjarige] ”;

*

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. Verloop, S.M. Westerhuis-Evers en O.F. Bouwman, kinderrechters, bijgestaan door P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2017.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733