Gerechtshof 's-Hertogenbosch 04-07-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3053

Datum publicatie05-07-2017
Zaaknummer200.198.400_01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
Formele relatiesEerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2016:4235
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Titel 7 Wettelijke gemeenschap van goederen; Minderjarigen en vermogensrecht;
Kinderen; Gezag
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Saldi van spaarrekeningen van kinderen vallen niet in de ontbonden huwelijksgemeenschap. Hof leidt uit de tenaamstelling en aard van de rekeningen af dat het de bedoeling van partijen was om voor hun kinderen te sparen en de gelden niet voor eigen doeleinden aan te wenden. De (door de vrouw opgenomen) saldi behoren tot het vermogen van de minderjarigen. Op ouders rust op grond van art. 1:253j BW de verplichting het bewind over het vermogen van hun kind als goede bewindvoerders uit te voeren.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.198.400/01

arrest van 4 juli 2017

in de zaak van

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante in het principaal appel,

geïntimeerde in het incidenteel appel,

hierna aan te duiden als [appellante] ,

advocaat: mr. J.F.E. Kikken te Hoensbroek,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde in het principaal appel,

appellant in het incidenteel appel,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. G.W.J. Rietra te Heerlen,

op het bij exploot van dagvaarding van 22 juli 2016 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 18 mei 2016, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen [appellante] als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie en eiser in reconventie.

1Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/200328/HAZA 14-748)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding in hoger beroep;

  • de memorie van grieven met producties;

  • de memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van eis/grieven in voorwaardelijk incidenteel appel;

  • de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3De beoordeling

In het principaal en in het incidenteel appel

3.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

3.2.1.

Partijen zijn op 25 november 2003 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Op 22 augustus 2011 heeft [appellante] een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank Maastricht. Bij beschikking van 30 mei 2012 heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken. Het huwelijk is ontbonden op 31 augustus 2012 door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.

3.2.2.

De peildatum voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de huwelijksgemeenschap is 31 augustus 2012.

3.2.3.

Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de (wijze van) verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap. Zij hebben in eerste aanleg, in conventie en in reconventie, de (wijze van) verdeling van de huwelijksgemeenschap gevorderd.

3.2.4.

Partijen hebben twee kinderen, [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2002 en [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2004.

Ten name van beide kinderen bestonden spaarrekeningen. De spaarrekeningen ten name van [minderjarige 1] betroffen:

  • een Jongerenspaarrekening bij de Belgische Fintro Bank, nummer [rekeningnummer 1] ;

  • een rekening Juniorsparen bij de RegioBank, nummer [rekeningnummer 2] ;

  • een Groeirekening bij de ING Bank, nummer [rekeningnummer 3] .

De spaarrekeningen ten name van [minderjarige 2] betroffen:

  • een Jongerenspaarrekening bij de Belgische Fintro Bank, nummer [rekeningnummer 4] ;

  • een rekening Juniorsparen bij de RegioBank, nummer [rekeningnummer 5] ;

  • een Groeirekening bij de ING Bank, nummer [rekeningnummer 6] .

De spaarrekeningen bij de Fintro Bank zijn op 14 december 2009 opgeheven. De saldi (€ 2608,36 van [minderjarige 1] en € 544,67 van [minderjarige 2] ) zijn in contanten opgenomen en bewaard in de kluis in de echtelijke woning. [appellante] heeft deze gelden toen zij de echtelijke woning in het kader van de echtscheiding verliet, meegenomen.

De saldi van de spaarrekeningen bij de Regio Bank (€ 3.232,-- van [minderjarige 1] en € 3.2.32,-- van [minderjarige 2] ) zijn op 11 februari 2011 door [appellante] in contanten opgenomen.

De saldi van de spaarrekeningen bij de ING Bank (€ 2.645,21 van [minderjarige 1] en € 2.142,80 van [minderjarige 2] ) heeft [appellante] op 8 maart 2011 naar haar eigen bankrekening bij de ING Bank (nummer [rekeningnummer 7] ) overgemaakt. Vervolgens heeft zij deze bedragen opgenomen. [appellante] houdt de spaargelden onder zich.

3.2.5.

Ten overstaan van de rechtbank heeft op 6 maart 2015 een comparitie plaatsgevonden. [geïntimeerde] is niet ter zitting verschenen. De comparitie is op 28 september 2015 voortgezet. Beide partijen zijn ter comparitie verschenen. Van beide comparities is proces-verbaal opgemaakt.

3.2.6.

Op 18 mei 2016 heeft de rechtbank vonnis gewezen. De rechtbank heeft – voor zover in hoger beroep van belang – over de saldi van de spaarrekeningen van de kinderen, waarvan [geïntimeerde] in reconventie verdeling van de saldi heeft gevorderd, per datum van het vonnis aan ieder van partijen voor de helft toegedeeld. Partijen zijn veroordeeld om alle medewerking te verlenen aan het doen uitkeren aan ieder van diens aandeel in deze saldi.

3.3.1.

[appellante] heeft tijdig hoger beroep in gesteld. Zij heeft één grief aangevoerd. [appellante] heeft geconcludeerd tot:

- vernietiging van het bestreden vonnis voor wat betreft de verdeling van de saldi van de spaarrekeningen van de kinderen;

en opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, tot:

- niet ontvankelijk-verklaring van [geïntimeerde] dan wel afwijzing van zijn vorderingen voor zover deze betrekking hebben op de saldi van de spaarrekeningen van de kinderen, met veroordeling van hem in de proceskosten in beide instanties.

3.3.2.

[geïntimeerde] heeft de grief bestreden. Hij heeft voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld en hiertoe één grief aangevoerd. Hij heeft geconcludeerd tot:

- vernietiging van het bestreden vonnis voor wat betreft de toedeling van de saldi van de spaarrekeningen van de kinderen;

en opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, tot:

- veroordeling van [appellante] tot betaling van € 7.202,52 aan [geïntimeerde] , met veroordeling van haar in de kosten van het voorwaardelijk principaal (naar het hof begrijpt: incidenteel) appel.

3.3.3.

[appellante] heeft de grief in het voorwaardelijk incidenteel appel bestreden.

3.3.4.

Hierna zal bij de bespreking van de grieven blijken in hoeverre de vorderingen van partijen toewijsbaar zijn. Gelet op de onderlinge samenhang zal het hof de grieven in het principaal appel en in het incidenteel appel gezamenlijk bespreken.

3.4.1.

[appellante] betoogt met haar grief dat de rechtbank er ten onrechte van uit is gegaan dat de saldi van de spaarrekeningen van de kinderen in de huwelijksgemeenschap vallen. De rechtbank heeft vervolgens ten onrechte per datum vonnis die saldi aan partijen, ieder bij helfte, toegedeeld.

Uit de tenaamstelling van de spaarrekeningen blijkt dat de kinderen de rechthebbenden zijn zodat de spaargelden niet in de huwelijksgemeenschap vallen.

De spaarrekeningen bestonden bovendien niet meer op het moment van het vonnis, zodat geen sprake was van per datum van het vonnis te verdelen saldi. Het vonnis is daarom onbegrijpelijk.

Voor zover de saldi van de spaarrekeningen al tot de huwelijksgemeenschap behoorden, is dat een schuld van partijen aan de kinderen. [appellante] zal deze schuld voor haar rekening nemen zodat [geïntimeerde] hiervoor niet draagplichtig is. [appellante] houdt, in overleg met [geïntimeerde] , de spaargelden van de kinderen (een bedrag van in totaal € 14.405,04; voor [minderjarige 1] € 8.485,57 en voor [minderjarige 2] € 5.919,47) onder zich vanwege de schuldenlast van (een van) partijen.

3.4.2.

[geïntimeerde] stelt dat tussen partijen in confesso is dat het spaargeld in de verdeling valt. Dat [appellante] pas in hoger beroep kenbaar heeft gemaakt dat zij de spaarrekeningen heeft opgezegd en welke saldi het betrof en de rechtbank door haar toedoen uitgaat van de onjuiste veronderstelling dat de spaarrekeningen op de datum van het vonnis nog bestaan, kan haar niet baten omdat de rechtbank heeft geoordeeld dat de saldi/opbrengst van het spaargeld moet worden verdeeld. Het bestreden vonnis moet daarom worden bekrachtigd.

Het voorwaardelijk incidenteel appel wordt ingesteld onder de voorwaarde dat het principaal appel geheel of gedeeltelijk slaagt.

Met zijn grief in het incidenteel appel betoogt [geïntimeerde] dat uit rov. 4.4. van het bestreden vonnis volgt dat de rechtbank niet doordrongen is van het feit dat de spaarrekeningen niet meer bestaan. Die misslag moet worden gecorrigeerd. [geïntimeerde] vordert daarom veroordeling van [appellante] tot betaling van de helft van het spaargeld dat zij onder zich houdt (€ 14,404,04), te weten € 7.202,52.

3.4.3.

In haar memorie van antwoord in het incidenteel appel betwist [appellante] dat de spaarrekeningen, de saldi daarvan en de door haar opgenomen spaargelden van de kinderen behoren tot de huwelijksgemeenschap. Voor haar bestond daarom in eerste aanleg geen aanleiding informatie over (het verloop van) die spaarrekeningen te verstrekken.

De spaarsaldi van de kinderen dienen niet in de verdeling te worden betrokken, zodat het voorwaardelijk incidenteel appel moet worden afgewezen.

3.5.

Het hof stelt vast dat de rechtbank in rov. 3.35. over de saldi van de spaarrekeningen het volgende heeft overwogen:

“De rechtbank stelt vast dat [appellante] niet heeft weersproken dat de spaargelden op de spaarrekeningen van de kinderen in de huwelijksgemeenschap vallen. Dat partijen deze spaargelden ooit bestemd hadden voor (uitgaven ten behoeve van) de kinderen en dat [appellante] vreest dat de helft hiervan naar de schuldeisers van [geïntimeerde] zal gaan, doet hieraan niet af. De rechtbank zal dan ook aan ieder van partijen de helft van deze saldi toedelen, onder veroordeling van partijen om alle medewerking te verlenen aan het doen uitkeren aan ieder van diens aandeel in deze saldi.”

Vervolgens heeft de rechtbank in het dictum van het bestreden vonnis onder 4.4. beslist:

“deelt de saldi van de spaarrekeningen van de twee kinderen van partijen per heden aan ieder der partijen voor de helft toe en veroordeelt partijen om alle medewerking te verlenen aan het doe uitkeren aan ieder van diens aandeel in deze saldi”.

3.6.

Niet in geschil is dat de spaarrekeningen van de kinderen op de peildatum waren opgeheven en dat de saldi hiervan zich onder [appellante] bevonden. In geschil is, anders dan [geïntimeerde] stelt, of de saldi van de spaarrekeningen van de kinderen, althans het onder [appellante] aanwezige geldbedrag dat afkomstig is van die spaarrekeningen, behoren tot de ontbonden huwelijksgemeenschap en derhalve al dan niet voor verdeling

vatbaar zijn.

3.7.1.

Het hof stelt bij de beantwoording van de vraag of de opgenomen saldi van de spaarrekening behoren tot de ontbonden huwelijksgemeenschap het volgende voorop.

Krachtens art. 1:253l BW heeft elke ouder die het gezag over zijn kind uitoefent, slechts het vruchtgenot over het vermogen van zijn kind. De (opgenomen) saldi van de bankrekeningen van de kinderen behoren tot het vermogen van de minderjarige. Op ouders rust op grond van art. 1:253j BW de verplichting het bewind over het vermogen van hun kind als goede bewindvoerders uit te voeren.

In hetgeen partijen hebben gesteld of in hetgeen uit de gedingstukken is gebleken, ziet het hof geen aanleiding tot afwijking van dit uitgangspunt. Het hof wijst er hierbij op dat niet in geschil is dat partijen voor hun dochters een drietal spaarrekeningen hebben geopend. De spaarrekeningen stonden op naam van de kinderen (prod. 17, 18 en 19 in hoger beroep). Weliswaar is dit niet het enige aanknopingspunt, zo volgt uit Hoge Raad 9 februari 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ6526), maar uit de tenaamstelling van deze rekeningen, enkel op naam van de kinderen en niet (ook) op naam van (een van) partijen in het licht bezien van de overige feiten en omstandigheden, leidt het hof af dat het de bedoeling van partijen was om voor hun kinderen te sparen. Ook de aard van de spaarrekeningen bij de Fintro Bank (een Jongerenspaarrekening), de Regio Bank (Juniorsparen) en bij de ING Bank (een Groeirekening) die alle bestemd zijn voor (het sparen voor) minderjarigen, wijst daarop. Bovendien is gesteld noch gebleken dat partijen de intentie hadden om de saldi van de spaarrekeningen voor eigen doeleinden aan te wenden. De enkele vordering van de man tot verdeling hiervan en het door de vrouw in eerste aanleg aangenomen, maar in hoger beroep herroepen uitgangspunt dat de spaargelden tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoren, zijn hiertoe onvoldoende.

3.7.2.

De omstandigheid dat de bankrekeningen niet meer bestaan doet aan het uitgangspunt dat het gaat om het eigen vermogen van de minderjarigen vermogen niet af. Het inmiddels opgenomen saldo van de spaarrekeningen dat zich op de peildatum onder de vrouw bevond (in de kluis) blijft tot het eigen vermogen van de kinderen behoren.

3.8.

Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat de opgenomen spaarsaldi van de kinderen niet tot de te verdelen ontbonden huwelijksgemeenschap behoren. Het principaal appel slaagt daarom.

Het voorwaardelijk ingesteld incidenteel appel kan gelet daarop niet slagen.

3.9.

Het bestreden vonnis zal voor wat betreft de spaarrekeningen van de kinderen worden vernietigd.

3.10.

Partijen zijn ex-echtgenoten. De proceskosten zullen daarom, gelet op het bepaalde in art. 237 Rv juncto 353 Rv worden gecompenseerd. In hetgeen partijen hebben aangevoerd ziet het hof geen aanleiding af te wijken van dit in geschillen tussen ex-echtgenoten gebruikelijke uitgangspunt. Het hof zal dan ook dienovereenkomstig beslissen in die zin dat ieder van partijen in (principaal en incidenteel) hoger beroep de eigen kosten draagt.

4De uitspraak

Het hof:

vernietigt het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 18 mei 2016 voor zover het de toedeling van de saldi van de spaarrekeningen van de kinderen van partijen aan ieder der partijen voor de helft betreft alsmede de veroordeling van partijen om alle medewerking te verlenen aan het doen uitkeren aan ieder van diens aandeel in de saldi;

in zoverre opnieuw rechtdoende:

wijst de vordering in reconventie tot verdeling van de saldi van de spaarrekeningen van de kinderen in eerste aanleg af;

wijst de vordering van [geïntimeerde] in incidenteel appel tot veroordeling van [appellante] tot betaling van € 7.202,52 aan [geïntimeerde] af;

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;

compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. van Reijsen, M.J. van Laarhoven en G.J. Vossestein en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 juli 2017.

griffier rolraadsheer



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733