Rechtbank Noord-Holland 24-05-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:3998

Datum publicatie30-06-2017
ZaaknummerC/15/213098 / FA RK 14-1321
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezag;
Familieprocesrecht; Horen minderjarige
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

1. Advies RvdK: gezamenlijk gezag biedt geen soelaas, omdat het een kwestie wordt welke ouder het voor het zeggen heeft. Rb: "Volgens de Raad krijgen de ouders nog ruzie over de kleur van een pen. Voorkomen moet worden dat [minderjarige] helemaal klem komt te zitten." Rb wijst verzoek vader tot gezamenlijk gezag af. 2. Vader verzoekt om 9-jarig kind te horen over omgang/gezag, met beroep op pilot Amsterdam. Wordt afgewezen: niet in zijn belang, zal hem zichtbaar deel laten uitmaken van dynamiek tussen ouders.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd

locatie Haarlem

omgang

zaak-/rekestnr.: C/15/213098 / FA RK 14-1321

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 24 mei 2017

in de zaak van:

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. R.A. Korver, gevestigd te Amsterdam,

tegen

[de moeder]

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. P.K. de Blieck-Willemsen, gevestigd te Beverwijk.

1Procedure

1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 16 december 2015 en de daarin genoemde stukken;

- het F-formulier van de advocaat van de vader van 6 december 2016;

- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 6 december 2016;

- de brief van de advocaat van de vader van 10 april 2017;

- de brief, met producties 24 en 25, van de advocaat van de moeder van 10 april 2017;

- het F-formulier van de advocaat van de moeder van 4 mei 2017;

- de brief van de advocaat van de vader van 4 mei 2017.

1.2

De voortgezette behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van

20 april 2017 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten. Als vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming was aanwezig [naam] .

2Verdere beoordeling

horen [minderjarige]

2.1

De advocaat van de vader heeft, met een beroep op artikel 12 IVRK en de daarbij behorende General Comment (nr. 12 / 2009) van de United Nations, de rechtbank verzocht om [minderjarige] te horen. [minderjarige] is nu 9 jaar. De vader stelt dat zowel [minderjarige] als de vader er recht en belang bij hebben dat [minderjarige] door de kinderrechter wordt gehoord. Volgens de vader is het al geruime tijd vast beleid van de rechtbank Amsterdam om minderjarigen vanaf 8 jaar in dit soort zaken een uitnodiging voor een kinderverhoor te sturen.

2.2

De Raad heeft ter zitting benadrukt dat het een recht van het kind is om gehoord te worden. In deze zaak is de stem van [minderjarige] gehoord, omdat in het kader van het Raadsonderzoek uitgebreid met hem is gesproken. Volgens de Raad is het vanuit de optiek van [minderjarige] niet wenselijk om hem door de rechtbank te laten horen. Dit zal hem belasten met de vraag hoe hij het moet doen en zal hem zichtbaar deel laten uitmaken van de dynamiek tussen zijn ouders.

2.3

De rechtbank overweegt dat minderjarigen onder de twaalf jaar op een door de rechter te bepalen wijze gehoord kunnen worden maar daar geen recht op hebben. De Hoge Raad heeft onderstreept dat een rechter niet verplicht is om een kind onder de twaalf te horen en deze beslissing niet hoeft te motiveren behoudens bijzondere omstandigheden (HR 29 maart 2002, NJ 2002/269, r.o. 3.6). Hoewel de rechtbank Amsterdam per 1 juni 2016 in het kader van een pilot is gestart met het (bieden van de gelegenheid tot het) horen van 8 t/m 11-jarigen in uithuisplaatsing-, omgang-, hoofdverblijf- en verhuiszaken, is hiervoor geen wettelijke grondslag.

2.4

De rechtbank deelt het standpunt van de Raad dat het in strijd is met het belang van [minderjarige] om hem te horen. Doorslaggevend hierbij is dat de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende duidelijk maken dat [minderjarige] klem zit tussen zijn ouders. Het is dan ook onontkoombaar dat [minderjarige] weer betrokken zal worden in de problemen van zijn ouders als de kinderrechter hem naar zijn mening en wensen vraagt. Dit zou dan ook het belang van [minderjarige] schaden, en daarom wordt het verzoek van de vader om [minderjarige] te horen, afgewezen.

omgang

2.5

Bij beschikking van 16 december 2015 heeft de rechtbank het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 oktober 2015 opgevolgd en een tijdelijke omgangsregeling vastgesteld, hangende de hulpverlening aan de ouders. In afwachting van de uitkomst van hun deelname aan het project “Kinderen uit de Knel” is de behandeling van het verzoek van de vader om vaststelling van een omgangsregeling aangehouden. Omdat de advocaten van de ouders de rechtbank hadden bericht dat de hulpverlening niet het gewenste resultaat heeft gehad, heeft de rechtbank een datum bepaald voor voortzetting van de mondelinge behandeling.

2.6

De vader heeft ter zitting van 20 april 2017 toegelicht dat de ouders de vastgelegde regeling uitvoeren en dat de verhoudingen in het algemeen beter zijn dan twee jaar geleden het geval was. Volgens de vader is het ook rustiger, omdat iedereen weet waar hij aan toe is en is dit ook aan [minderjarige] te merken. Wel vindt vader het jammer dat hij de maandagochtend met [minderjarige] mist. Hij brengt [minderjarige] nu op zondag aan het eind van de middag naar de moeder terug, maar zou hem liefst op maandagochtend naar school brengen. De vader zegt dat hij zijn (primaire) verzoek om een week op/week af regeling handhaaft, subsidiair verzoekt hij de weekendregeling naar de maandag uit te breiden.

2.7

De moeder heeft bevestigd dat de regeling op zich wel goed loopt. Zij wil deze daarom het liefst zo laten en niet uitbreiden. De moeder heeft gezegd dat zij het jammer vindt dat de vader [minderjarige] op woensdag niet altijd naar sport brengt.

2.8

De Raad heeft in het rapport van 9 oktober 2015 geadviseerd om de tijdelijke omgangsregeling te handhaven in afwachting van de resultaten van de hulpvorm ‘Kinderen uit de Knel’. Ter zitting van 20 april 2017 heeft de Raad benadrukt dat het in het belang van [minderjarige] is dat er geen gedoe meer tussen zijn ouders is en dat zij stoppen met soebatten over wijzigingen.

2.9

Ter zitting hebben beide ouders verklaard dat zij het belang van [minderjarige] vooropstellen, graag willen dat de rechtbank de knoop doorhakt en dat zij de beslissing van de rechtbank zullen respecteren.

2.10

De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat de weekendregeling wordt uitgebreid tot maandagochtend en dat de vader [minderjarige] dan naar school brengt. De rechtbank zal aldus beslissen. Wat de woensdagmiddag betreft zal de rechtbank bepalen dat de vader [minderjarige] om 19.00 uur, na het eten, naar de moeder brengt. Hierbij wordt aangetekend dat de vader tijdens de perioden dat [minderjarige] bij hem is, er (vanzelfsprekend) voor dient te zorgen dat [minderjarige] wordt gebracht en gehaald van en naar zijn geplande (sport)activiteiten.

Ten slotte doet de rechtbank een beroep op beide ouders om naar [minderjarige] uit te dragen dat zijn ouders overeenstemming hebben over de omgang en om [minderjarige] niet (meer) te belasten met hun onderlinge strijd door hem te vragen naar zijn voorkeur.

2.11

De ouders hebben de rechtbank verzocht te beslissen over de (ingangsdatum van de) omgangsregeling tijdens vakanties. Ter zitting is afgesproken dat de ouders met hun advocaten een opzet voor een regeling zullen maken, dat zij deze vervolgens aan de rechtbank sturen en dat de rechtbank de knopen zal doorhakken. De rechtbank heeft alle betrokkenen erop gewezen dat de ouders in grote lijnen overeenstemming over de vakanties moeten zien te bereiken, om geen nieuwe strijdpunten te krijgen die kunnen ontstaan als één van beiden het niet eens is met een door de rechtbank vastgestelde vakantieverdeling.

2.12

Namens de moeder is aan de rechtbank bericht dat het de ouders niet is gelukt om overeenstemming te bereiken over de verdeling van de vakanties. De moeder heeft een voorstel voor een regeling geformuleerd en verzoekt deze bij beschikking vast te leggen.

2.13

Namens de vader is aan de rechtbank bericht dat hij in de veronderstelling was dat het onderling overleg nog gaande was. Na kennisneming van het voorstel van de moeder voor een vakantieregeling heeft de vader ook een voorstel hiervoor ingediend. Hij verzoekt de rechtbank deze regeling toe te wijzen.

2.14

Kennisneming van de discussie tussen en de voorstellen van de ouders leert dat van groot belang is dat een definitieve en eenduidige regeling wordt vastgesteld die voor meerdere jaren geldt. Uitgangspunt is dat vakanties bij helfte worden gedeeld en zoveel mogelijk aansluiten bij de weekenden waarin de reguliere omgangsregeling wordt uitgevoerd. De rechtbank ziet in de gegeven situatie geen aanleiding om voor de zomervakantie een uitzondering te maken op dit uitgangspunt, zoals de moeder heeft voorgesteld.

Rekening houdend met de voorstellen van beide ouders en met de belangen van [minderjarige] , wordt onderstaand een vakantieregeling vastgesteld, die afwisselend geldt voor de oneven en even jaren, en met per jaar een regeling voor vakanties van één week en voor vakanties van twee weken. Wat het wisselmoment betreft zal de rechtbank bepalen dat dit op vrijdag om 10.00 uur is, in aansluiting op de bestaande praktijk.

2.15

De rechtbank zal de omgangsregeling in de vakanties als volgt vaststellen:

- zomervakantie: [minderjarige] verblijft in de oneven jaren, te beginnen in 2017, de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader, in de even jaren andersom.

Het wisselmoment vindt plaats op de vrijdag dat de vakantie begint en vervolgens op de vrijdag drie weken later om 10.00 uur. De ouder bij wie [minderjarige] het laatste weekend van de zomervakantie verblijft, brengt [minderjarige] op maandag naar school;

- kerstvakantie: [minderjarige] verblijft in de oneven jaren de eerste week van de kerstvakantie bij de vader en de tweede week bij de moeder. In de even jaren is dat andersom. Het wisselmoment vindt plaats op de vrijdag dat de vakantie begint en vervolgens op de vrijdag één week later, om 10.00 uur;

- meivakantie van twee weken: [minderjarige] verblijft in de oneven jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader. In de even jaren is dat andersom. Het wisselmoment vindt plaats op de vrijdag dat de vakantie begint en vervolgens op de vrijdag één week later om 10.00 uur;

- als de meivakantie één week is, dan geldt de hieronder vermelde regeling voor overige vakanties;

- overige vakanties (van een week): [minderjarige] verblijft, aansluitend op het weekend bij de vader, tot woensdag 12.30 uur bij de vader, of, voorafgaand aan het weekend bij de vader, vanaf woensdag 12.30 uur bij de vader;

- tweede paasdag of tweede pinksterdag: voor zover deze dagen niet in een vakantieweek vallen, geldt de reguliere omgangsregeling;

- moederdag / vaderdag: als dit in het weekend van de andere ouder valt, van zaterdagavond ervoor 19.00 uur tot zondag 18.00 uur;

- verjaardag [minderjarige] : in de even jaren bij de vader na school tot de volgende ochtend naar school, in de oneven jaren bij de moeder tot de volgende ochtend naar school;

- Sinterklaas: in de oneven jaren bij de vader tot de volgende ochtend naar school, in de even jaren bij de moeder tot de volgende ochtend naar school.

gezag

2.16

Op grond van artikel 253c, Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, kan de tot het gezag bevoegde ouder, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken hem mede met het gezag te belasten. Op grond van het tweede lid wordt een dergelijk verzoek slechts afgewezen indien er a. een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Volgens vaste jurisprudentie is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Hiervoor is tenminste een minimale vorm van constructieve communicatie tussen de ouders noodzakelijk.

2.17

In het rapport van 9 oktober 2015 heeft de Raad nog geen advies met betrekking tot het gezag gegeven. Volgens de Raad dient eerst het traject van ouders bij ‘Kinderen uit de Knel’ te worden afgewacht alvorens over het gezag kan worden geadviseerd. Ter zitting van 20 april 2017 heeft de Raad gewezen op de passage in voornoemd rapport waarin staat dat de ouders al vele pogingen hebben gedaan om met hulp van instanties te werken aan verbetering van hun onderlinge verstandhouding en communicatie. Inmiddels blijkt dat ook ‘Kinderen uit de Knel’ niet is gelukt. Het advies van de Raad ter zitting luidt dat gezamenlijk gezag [minderjarige] geen soelaas gaat bieden, omdat het een kwestie wordt welke ouder het voor het zeggen heeft. Volgens de Raad krijgen de ouders nog ruzie over de kleur van een pen. Voorkomen moet worden dat [minderjarige] helemaal klem komt te zitten.

2.18

De rechtbank deelt het standpunt van de Raad dat gezamenlijk gezag niet in het belang van [minderjarige] is. De ouders zijn niet in staat gebleken om nader tot elkaar te komen of ten minste een constructieve vorm van communicatie te bereiken. De onderlinge spanningen blijven onverminderd bestaan. Dat [minderjarige] hieronder te lijden heeft wordt door alle betrokkenen onderkend. Het verzoek van de vader om met gezag te worden belast zal daarom, als strijdig met de belangen van [minderjarige] , worden afgewezen.

hoofdverblijf

2.19

Nu de vader niet met gezag is belast, zal de rechtbank het verzoek van de vader tot vaststelling van het hoofdverblijf van [minderjarige] bij gebrek aan belang afwijzen.

3BeslissingDe rechtbank:

3.1

Stelt de volgende regeling vast inzake de uitoefening van het omgangsrecht:

de vader en de minderjarige [minderjarige] :

- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ;

zijn gerechtigd omgang met elkaar te hebben:

- een weekend in de twee weken van vrijdag na school tot maandagochtend vóór school; voorts in de volgende week op woensdagmiddag na school tot 19.00 uur, na het eten;

- zomervakantie: in de oneven jaren, te beginnen in 2017, de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader, in de even jaren andersom.

Het wisselmoment vindt plaats op de vrijdag dat de vakantie begint en vervolgens op de vrijdag drie weken later om 10.00 uur. De ouder bij wie [minderjarige] het laatste weekend van de zomervakantie verblijft, brengt [minderjarige] op maandag naar school;

- kerstvakantie: in de oneven jaren de eerste week van de kerstvakantie bij de vader en de tweede week bij de moeder. In de even jaren is dat andersom. Het wisselmoment vindt plaats op de vrijdag dat de vakantie begint en vervolgens op de vrijdag één week later, om 10.00 uur;

- meivakantie van twee weken: in de oneven jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader. In de even jaren is dat andersom. Het wisselmoment vindt plaats op de vrijdag dat de vakantie begint en vervolgens op de vrijdag één week later om 10.00 uur;

- als de meivakantie één week is, dan geldt de hieronder vermelde regeling voor overige vakanties;

- overige vakanties (van een week): [minderjarige] verblijft aansluitend op het weekend bij de vader, tot woensdag 12.30 uur bij de vader, of, voorafgaand aan het weekend bij de vader, vanaf woensdag 12.30 uur bij de vader;

- tweede paasdag of tweede pinksterdag: voor zover deze dagen niet in een vakantieweek vallen, geldt de reguliere omgangsregeling;

- moederdag / vaderdag: als dit in het weekend van de andere ouder valt, van zaterdagavond ervoor 19.00 uur tot zondag 18.00 uur;

- verjaardag [minderjarige] : in de even jaren bij de vader na school tot de volgende ochtend naar school, in de oneven jaren bij de moeder tot de volgende ochtend naar school;

- Sinterklaas: in de oneven jaren bij de vader tot de volgende ochtend naar school, in de even jaren bij de moeder tot de volgende ochtend naar school.

3.2

Wijst af het verzoek van de vader om met het gezag te worden belast.

3.3

Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

3.4

Wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Dubois, rechter, in tegenwoordigheid van

mr. J. Kroon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.

Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733